Was Marinus Fagel de eigenaar?

Titelpagina uit 1740 van ‘Het Groot Schilderboek’ van Gerard de Lairesse

Zo af en toe verschijnt er een prijsband van de Teeken Akademie op een veiling. Op woensdag 23 juni was dat ook het geval. De inhoud was de tweede druk uit 1740 van Gerard de Lairesse’s Groot Schilderboek, een titel die vaker werd gegeven. Helaas is de opdracht niet meer aanwezig, zodat we niet met zekerheid weten wie de band op 3 september 1834 in ontvangst mocht nemen. Was het een nieuwe eigenaar die niet wilde dat de oude in het boek werd genoemd of de familie die het boek op de markt bracht en zich er voor schaamde en daarom de opdracht er uitknipte? Gelukkig had de academie de gewoonte op het achterplat de datum van de uitreiking te vermelden, zodat we zonder archief -verbrand in 1940- toch een aanwijzing hebben. In de Middelburgsche Courant werden de prijswinnaars elk jaar vermeld. Omdat leerlingen die eerder dit werk als prijs ontvingen zonder uitzondering aan het eind van hun opleiding zaten, lijkt de meest voor de hand liggende kandidaat Marinus Fagel. Hij was in dat jaar de beste tekenaar in de tweede klas naar pleister. Eerder, in 1829 en 1832, was hij ook al met prijzen vereerd.

Marinus Fagel werd op 15 maart 1814 in de Korte Noordstraat in wijk L op nummer 76 (nu de fietszaak van Rens Petiet) geboren. Zijn vader Gerardus en moeder Dina Eijbaard hadden op dat adres een tabakswinkel, die langzamerhand eerder een slijterij werd, gezien de advertenties voor wijnen, rum en siroop de pons (punch). Na zijn prijs in 1834 vernemen we niets meer over Marinus in Middelburg. De eerste keer dat we hem tegenkomen, is in Dordrecht, waar hij als schrijnwerker (meubelmaker) actief was. De dan veertigjarige Marinus stapte op 24 januari 1855 met de achtendertigjarige Francina Versluijs (1816-1885) in het huwelijksbootje. Bij dit huwelijk werd ook de in 1841 geboren Johannes Versluijs door Marinus erkend en gewettigd. Na enige tijd In Dordrecht vertrok het gezin na de geboorte van dochter Gerardine in 1858 naar Rotterdam. Het overlijden van Marinus in 1900 staat in Den Haag geregistreerd, waar toen ook zijn enige dochter woonde. 

Helaas is geen enkele tekening of ander werk van de hand van Marinus Fagel bekend. En de prijsband? Afgehamerd op € 430 (met kosten € 550) komt hij niet in mijn boekenkast…

Arnold Wiggers

Sigarenzakje van papier liggend bedrukt in zwarte inkt reclametekst “J. BREEDVELD TABAKSFABRIEK HET WAPEN VAN ZEELAND HANDEL IN GEDISTILLEERD KORTE NOORDSTRAAT L 75-76 MIDDELBURG” en onderlangs “LITH. FADDEGON & CO. AMST.”, de onderhelft liggend bedrukt twee woningen onder een rechte lijst met links een drankenwinkel en rechts een tabakswinkel (N.B. Rechts is 75, links 76) – pipemuseum.nl

Veelbelovend: de fijnschilder J.B.H. Ham

Oprechte Haarlemse courant, 28 april 1801 – delpher.nl

De Krantenbank Zeeland blijft een genoegen om door te lopen, al was het maar om te zien wat de mensen zoal bezighield. Of niet, want wie zou nou ‘oh ja’ gezegd hebben, toen de redacteur van dienst van de PZC op 2 april 1952 meldde: ‘Vandaag is het 150 jaar geleden, dat de Middelburgse genreschilder Jean Baptiste Ham op jeugdige leeftijd in zijn geboortestad overleed’?

Jean (Jan, Joannes) Baptist (Baptista) Hendrik (Henricus) Ham werd op 1 mei 1769 in Middelburg geboren in het gezin van Herman Bernard Ham uit Brabant en Petronella Gybels uit Antwerpen. De gegevens over het gezin zijn uiterst schaars, mogelijk ook omdat ze katholiek waren, maar van meer kinderen lijkt geen sprake.

Jan Baptist had talent voor tekenen en zal de Teeken Akademie bezocht hebben, althans de krant weet te melden dat hij verschillende prijzen gewonnen heeft, wat door het ontbreken van bronnen en kranten in deze periode moeilijk te controleren valt. In elk geval was hij in 1790 primus in de klas naar model, wat betekende dat hij toen al als volleerd werd beschouwd. Of dit een gouden medaille opleverde, zoals de PZC schrijft, valt te bezien. Frederik Nagtglas schreef in zijn Levensberichten dat de jonge kunstenaar vervolgens naar Luik vertrok en daar bij een kunstenaar Le Franc werkte.

Op 21 januari 1792 was hij weer in Middelburg en trouwde daar Cornelia van Pelt uit Roosendaal. In haar parochie deden ze dat op 14 februari nog eens voor de kerk. In november het jaar daaropvolgend kocht hij een huis in de Lange Delft. Ondertussen had hij zich tot een portret- en fijnschilder ontwikkeld, waar slechts weinig van bekend is. Zijn bestemming zou toch vooral elders liggen. Na de komst van de Fransen in 1795 wijdde hij tot aan zijn dood in 1801 zijn tijd vooral aan de nieuwe politiek onder het motto Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. Hij was agent tot zuivering van de Grondvergaderingen, ontvanger van de (extra)belastingen, betrokken bij de burgerbewapening en kiezer. Kortom, een sterk geloof in een nieuw staatsbestel, zoals dat meer en vurig leefde bij de emanciperende (katholieke) middenstand. 

En dan is het 22 april 1801. Petronella adverteerde in de Middelburgsche Courant (en de Oprechte Haarlemse Courant) dat heden ‘ … uit myne liefde-armen [is] weggerukt …’ de vader van haar vier kinderen. Ook haar schoonmoeder weduwe H.B. Ham werd nadrukkelijk bij de rouw betrokken. Zij was het die bijna acht maanden later in dezelfde krant liet weten dat haar schoondochter, de weduwe J.B.H. Ham, was bevallen van een welgeschapen zoon. 

Terug naar 1952. De arme redacteur, die zo verlegen zat om kopij, sloeg met zijn ‘vandaag 150 jaar’ de plank behoorlijk mis: niet alleen de datum, ook de jaren (1771-1802) kloppen niet. Hij vertrouwde te veel op de biograaf Van der Aa, waar hij deze keer Nagtglas had moeten volgen, die de juiste data wist die hoorden bij ‘de veel belovende jonge man.’

Provinciale Zeeuwse Courant, 2 april 1952, pg. 2 – Krantenbank Zeeland

Voor werk zie mutualart.com of artnet.com

Verdwenen Middelburg in tekening en op schaal

Ook zonder een alles vernietigende stadsbrand zoals die van 17 mei 1940, is het behoud van monumenten geen vanzelfsprekendheid. De vooruitgang eist zo zijn tollen… Met de aanleg van het Kanaal door Walcheren haast letterlijk.

De aanleg van het Kanaal door Walcheren – Zeeuws Archief, KZGW ZA III 326-9

De verwachtingen waren hoog gespannen in Middelburg toen duidelijk werd dat de Zeeuwse hoofdstad een directe verbinding met het vasteland zou krijgen via een spoorlijn die Londen via een veerboot op Vlissingen met Berlijn zou gaan verbinden. Vanwege afspraken met België diende Nederland te zorgen voor open waterverbindingen tussen Antwerpen en Rotterdam. Met de spoorlijn verdween het toch al sterk verzande Sloe als doorgang. De oplossing werd gevonden in het doortrekken van het Havenkanaal van 1817 naar Vlissingen. Vanaf 1866 werd er een enorme onteigeningsprocedure in gang gezet, waarin waarschijnlijk menig klein grond- en opstalbezitter meer kreeg dan hij of zij ooit voor mogelijk had gehouden.

Vlissingsche Poort te Middelburg 1868, tekening C.L. Ovaal – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 363b

De Vlissingse Poort, een net als de Kloveniersdoelen in renaissancestijl tussen 1596 en 1634 gebouwde stadspoort, viel in 1867-1868 ten prooi aan de afbraakwoede voor een gehoopte economische opleving. Het gebouw lag ter hoogte van de huidige Schroebrug. Christiaan Lodewijk Ovaa (1852-1887), geheel in de traditie van zijn voorouders timmerman en prijswinnende leerling (1867) van de Teeken Akademie, was blijkbaar geïnteresseerd in de constructie van de poort. Nauwgezet legde hij de poort in het laatst van zijn bestaan op schaal vast en vervaardigde een plattegrond. De tekeningen zullen gebruikt zijn voor het model in eikenhout van zijn hand, dat in 1871 tentoongesteld werd in het gebouw van de Teeken Akademie. Het dubbeltje entree kwam geheel ten goede aan de conciërge, die tenslotte ook de receptie deed en zaalwacht was.

Middelburgse Courant, 13 oktober 1871 – Krantenbank Zeeland

Door de jaren heen dook het model links en rechts nog eens in de krant op. In maart 1873 ontving Ovaa ƒ 5,– als prijs voor het inzenden van het model voor een tentoonstelling door de Middelburgse afdeling van de Vereniging tot bevordering van fabrieks- en handwerksnijverheid in Nederland. Het model maakte een reis naar Amsterdam in 1877 om te pronken op de Nationale Tentoonstelling als onderdeel van de Zeeuwse inzending, waarbij vermoedelijk ook tekeningen ter illustratie zijn gemaakt. Een set van dergelijke tekeningen is in elk geval beschreven en verloren gegaan. Ovaa had blijkbaar lol in het vervaardigen van gebouwen op schaal in hout, want een model van de Abdijpoort -waarmee vermoedelijk de Balanspoort wordt aangeduid- is in 1883 goed voor de eremedaille op een nijverheidstentoonstelling en een geldbedrag van ƒ 20,–. In dezelfde tentoonstelling was ook het schaalmodel van de Vlissingse Poort weer eens te zien, wat beloond werd met een prijs, groot ƒ 2,50. Overigens liep het ook met het model niet goed af: was het origineel dan wel niet verbrand in 1940, de ‘houten afbeelding’ deed het als onderdeel van de Stadhuiscollectie alsnog.

De gevels van de Vlisssingse poort te Middelburg aan de stadszijde en landzijde, tekening C.L. Ovaal – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 363a

Dames in de Teeken Akademie

De Teeken Akademie was een mannenaangelegenheid. Maar wat doen de Dames van Luyk tussen de Kunstoefenaars in 1778?

Bij de oprichting van het Teeken Collegie in 1778 kon secretaris Bomme in zijn Inwijdingsrede een uitgebreide lijst van honoraire leden publiceren. Het lijkt erop dat iedereen die er toe deed (of dat dacht) in Middelburg als begunstiger te boek wilde staan. Uit alle standen werden 39 jongens voor het tekenonderwijs aangemeld en 59 personen tekenden in als ‘Kunstoefenaar’: kunstenaars, amateurs en ambachtslieden.

Daaronder vinden we de ‘Dames van Luyk’. Wie denkt met twee (of meer) vrouwen van doen te hebben, komt bedrogen uit. De voornaam Dames stamt af van Damiaan of Damianus. Een man dus, die in 1797 voorkomt in het bevolkingsregister van Middelburg als smid. Waarschijnlijk is hij het die in 1784 trouwt als Domes van Luyk. Pieter van Luyk die tegelijk met hem inschreef, zou goed zijn iets oudere broer kunnen zijn geweest.

Portret van mademoiselle van der Perre uit ‘Silhouetten getekend door den schilder-teekenaar J. Perkois te Middelburg rond 1795’ – RKD

De enige plek waar we vrouwelijke kunstenaars tegenkomen is vanaf 1822 de jaarlijkse tentoonstelling. In dat jaar hangen er 3 olieverfschilderijen van amateurkunstenaar Jacoba Johanna van de Perre (1778-1835). Zij was dochter van Paulus Ewaldus van de Perre en behoorde tot de absolute bovenlaag van de stad. Mevrouw Schummelketel-van de Perre was vertegenwoordigd met 2 schilderijen naar voorbeeld van een ander werk en een eigen werk met vissende figuren. Ook op de expositie ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan in 1828 exposeerde zij, samen met de dan 21-jarige Johanna Maria Tak (1807-1874) en de 17-jarige Johanna Jacoba Graus (1811-1884), naast natuurlijk de mannelijke leerlingen en oud-leerlingen. Waar de dames -want dat waren het- hun opleiding hebben gehad is onbekend. Het lijkt aannemelijk dat zij een privé-docent aan huis lieten komen om de teken- en schilderkunst onder de knie te krijgen. Misschien leerden de beide Johanna’s de fijne kneepjes van hun broers die de Teeken Akademie wel mochten bezoeken.

Van Jacoba Johanna Schummelketel-van de Perre is een veilingcatalogus (1836) bekend, waaruit blijkt dat zij de meest gangbare kunstboeken (Van Gool, Goeree, De Lairesse, Van der Mander en Houbraken) in haar kast had staan en een omvangrijke hoeveelheid teken- en schilderbenodigheden bezat. Helaas is geen werk meer van haar bekend.

Mooie familiebezit

De prijs voor Abraham de Muijnck Jz. in 1840

De Teeken Akademie was klant bij de boekhandel van Van Benthem (vanaf 1848 Van Benthem & Jutting) in Middelburg. Laten nu de klantenboeken van deze boekhandel bewaard zijn gebleven, waardoor we kunnen zien wat er gekocht werd door de klanten. Alles ging toentertijd immers op rekening. Zo kochten de dirigerende leden van de Teeken Akademie op 24 juli 1839 het ‘Trappenboek’ (Theatrum machinarum universale, of nieuwe algemeene bouwkunde., …het maaken … van trappen) van Tieleman van der Horst (tekenaar) en Jan Schenk (graveur). Een groot boek met alleen platen -30 stuks- van de constructie van trappen, leuningen, balustrades en alles wat er bij een statige trap hoorde. Het verscheen voor het eerst in 1739 en hier betreft het betreft de tweede druk van omstreeks 1810. Het kostte maar liefst ƒ 25 (nu ca. € 240) wat bij Jan Spoelder in Om prijs en plaats (Middelburg 2003) de suggestie deed wekken dat het vast voor de bibliotheek van de Teeken Akademie is aangeschaft. Veel te duur om cadeau te doen. 

Niets is minder waar: de heer I. de Muijnck attendeerde het huidige bestuur op de prijs voor Abraham de Muijnck Jz., uitgereikt op 15 juli 1840 ‘ … als een Eereprijs wegens zijne betoonde bekwaamheid in het teekenen, en bevordering tot Primus van de Tweede Klasse der bouwkunde’, die als inhoud nu juist dit ‘Trappenboek’ heeft. Gezien de data, moet dit hetzelfde boek zijn. De prijsband bevindt zich in familiebezit. Abraham de Muijnck Jz. werd in Driewegen grondlegger van wat later uitgroeide tot een timmer- en aannemersbedrijf. 

Nu was dit niet de eerste keer dat het ‘Trappenboek’ werd ingezet als prijsboek. Ook op 4 september 1833 was dat het geval. Helaas ontbreekt hier de opdracht, maar met de informatie van de familie De Muijnck is het nog waarschijnlijker dat dit exemplaar (ook de druk van ca. 1810) uitgereikt is aan Cornelis Hamelink, primus van de tweede klasse der bouwkunde. Zoals begin dit jaar op de website van de Teeken Akademie vermeld, is dit exemplaar aangeschaft door ZB|Planbureau en Bibliotheek van Zeeland.

Wie een beetje zoekt op internet ziet fantastische prijzen voor juist de tweede druk voorbijkomen tot wel tweehonderd maal de prijs uit 1839. En dan hebben ze nog niet eens zo’n mooie band.

De prijs voor Abraham de Muijnck Jz. in 1840, het trappenboek ‘Theatrum machinarum universale, of nieuwe algemeene bouwkunde., …het maaken … van trappen” van Tieleman van der Horst (tekenaar) en Jan Schenk (graveur) – foto’s A. Wiggers

 Jac. Prince en Coloriet

Na de Tweede Wereldoorlog tot 1979 bleven de activiteiten van de Teeken Akademie beperkt tot het vooral financieel ondersteunen van verenigingen en instellingen die het tekenen tot hun taak zagen. De tekenclub Onder den Langen Jan ontving ƒ 300 per jaar. Het tekenonderwijs aan de Nijverheidsschool en de Ambachtsschool werd met ƒ 500 per jaar ondersteund. Vanaf 1948 verscheen de vereniging Coloriet in de boeken en verdween Onder den Langen Jan, mogelijk omdat de nieuwkomer de oudere verving. 

‘Jac. Prins in zijn atelier’ – Krantenbank Zeeland, de Stem, 17 oktober 1961

Coloriet werd in 1947 opgericht door een groep amateurkunstenaars met het idee lessen te verzorgen voor liefhebbers. Was de Teeken Akademie niet zo zelf ooit ontstaan? Het initiatief was de dirigerende leden onmiddellijk jaarlijks ƒ 150 waard. Als locatie werd de juist herstelde drukkersgildezaal in de Kuiperspoort gehuurd. De wekelijkse contributie bedroeg ƒ 0,75. Als docent werd Jac[ques] Prince (1927-1973) aangetrokken die daar 1 à 2 maal per week vanaf september lessen verzorgde aan soms wel 25 personen. 

Jaarlijks werd er gedurende een aantal weken rond de jaarwisseling door de leden geëxposeerd. Tot en met het 10-jarig bestaan was dat in de Kuiperspoort. In 1958 was voor het eerst in het Kunstmuseum (Schuttershof) ingezonden werk te zien, maar nu van half tot eind augustus. De opening geschiedde door niemand minder dan H. Pieters, directeur van de Provinciale Bibliotheek én voorzitter van de Zeeuwse Kunstenaarskring, de club van beroepskunstenaars, die lovende woorden voor de amateursector sprak. 

‘In kleuren en lijnen’ – Krantenbank Zeeland, Provinciale Zeeuwse Courant, 11 maart 1961

Bij de opening van de tentoonstelling in 1960 moest de presidente Henny Huser helaas constateren dat behalve Jac. Prince, secretaris B. Schoenmakers en penningmeester P.C. Visser geen van de oprichters van Coloriet aanwezig was. Een teken aan de wand? Als Prince in een artikel in ‘De Stem’ op 17 oktober 1961 genoemd wordt als oprichter van Coloriet en tekeergaat tegen oude-mannen clubs is blijkbaar de maat vol. Namens de vereniging -niet het bestuur- laat P.A. Wesseling op 11 november in dezelfde krant per ingezonden brief weten dat Prince niet de oprichter is en op hùn kosten een eigen atelier voor jongeren in hùn gebouw begonnen is. Hij sluit af met de mededeling dat Prince niet langer betrokken is bij Coloriet.

Coloriet gaat verder onder leiding van Andries Minderhoud en heet voortaan Kuiperspoort, om in 1964 op te gaan in het Zeeuws Instituut voor Kunstzinnige Vorming. 

‘Jonge kunstenaars zijn ontevreden’ – Krantenbank Zeeland, de Stem, 17 oktober 1961
‘Coloriet’ – Krantenbank Zeeland, de Stem, 11 november 1961

In beeldbank Zeeland vindt u meer beeld van Jac. Prince evenals op youtube

De wezen van de Teeken Akademie

Willem (1801-1873) en Martinus (1806-1891) Pouwelsen (ook Pauwelsen) moeten een deel van hun jeugd doorgebracht hebben in het Burgerweeshuis aan het Molenwater in Middelburg. Willem is geboren in Zierikzee, maar een vermoedelijk jong gestorven broertje Antonius werd in Groningen in 1803 katholiek gedoopt, net als Martinus in 1806. Ergens moet er een relatie met de stad Middelburg zijn, anders zouden ze na het overlijden van hun ouders Willem Pauwels(en) en Hendrina Cloosterman niet in het weeshuis opgenomen zijn. 

Willem volgde tekenlessen aan de Teeken Akademie en werd daar tussen 1820 en 1823 elk jaar bekroond voor het tekenen naar prent en naar pleister en in de bouwkunde. In 1826 was hij de beste in het tekenen naar levend naaktmodel. Martinus kreeg in 1822 een aanmoedigingsprijs en ontving in 1825 en 1826 prijzen voor zijn tekenwerk naar prent en pleister. Het tekenen naar naaktmodel ging ook hem goed af, gezien de eerste prijs in 1828.

‘De Nieuwe Aanleg bij de Koepoort te Middelburg, gezien van het N.W.,’ Martinus Pouwelsen, 1825 – Zeeuws Archief, KZGW ZA II 2564

Hier was sprake van ware talenten en dat werd onderkend. F.J. van Vree, regent van de Godshuizen, de organisatie die ook het Burgerweeshuis onder zijn hoede had, bemoeide zich al langer persoonlijk met de opleiding van zijn wezen. Nu vond hij het tijd dat er een vervolgopleiding kwam en ondernam met een aantal Middelburgers in mei 1828 een inzamelactie om een fonds te vormen waarmee eerst Willem en later Martinus aan de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten in Antwerpen hun studie konden voortzetten. De Teeken Akademie ondersteunde met een goed getuigschrift de onderneming. Beide broers bekwaamden zich met succes in de schilderkunst en werden regelmatig onderscheiden tijdens tentoonstellingen. 

‘Markt Middelburg met gezicht op stadhuis,’ Willem Pouwelsen 1839 – Gemeente Middelburg, Stadhuiscollectie Middelburg, nr 64

Veel good will bij de Middelburgse burgerij kregen Willem en Martinus in 1837 toen zij zeven ‘kapitale schilderijen’ en 88 tekeningen beschikbaar stelden voor een loterij onder allen die hen financieel ondersteund hadden in hun vier Antwerpse studiejaren. Gezien het aantal werken waarvan 16 tekeningen speciaal voor deze gelegenheid gemaakt waren en het feit dat de loten af te halen waren, zal de verloting zonder nieten geweest zijn. Vanaf 7 maart waren de werken dagelijks van 10 tot 4 uur te zien in de woning van Van Vree in de Lange Delft. Na een week toeloop was op 15 maart de voor de lotenhouders toegankelijke trekking door twee wezen in datzelfde woonhuis. Gelukvogels zo bleek, want menigeen had hen wat geld toegestopt, dat keurig door de regenten op een spaarbankrekening werd gezet, zo meldde Van Vree op 21 maart in de krant.

‘Ringsteken in Oost-Souburg,’ Willem en Martinus Pouwelsen, 1858 – Afbeelding via PZC / © Reproductie Job Ubbens Art

Toch zouden de broers niet definitief naar Middelburg terugkeren. Willem is er vanaf 1839 tot zeker 1858 actief geweest, gezien onder meer zijn schilderijen van het stadhuis uit die jaren. Martinus is er in 1850 getrouwd en zijn kinderen zijn er geboren. In 1861 waren beiden werkzaam in Antwerpen, waar zij ook overleden zijn. 

Verdwenen gebouwen

Met het vergeten bombardement van 17 mei 1940 verdween ook het laatste tastbare gebouw van Teeken Akademie Middelburg. De Teeken Akademie was toen al enige tijd opgeheven (1867). Het gebouw, ‘Huis Goes’ in de St. Pieterstraat, werd verkocht in 1893. Rond 1909 werd het gedeeltelijk gesloopt om plaats te maken voor een nieuw te bouwen Vrijzinnig Hervormde Kerk. Maar lange tijd was de kenmerkende uitbouw nog wel te zien in het straatbeeld, gelegen tegenover het Annahofje. In de nasleep van de beschietingen en de brand van Middelburg in 1940 werd het beschadigde voormalige gebouw van de Teeken Akademie in zijn geheel gesloopt.

Sint Pieterstraat Middelburg in 1924, met links de uitbouw van de voormalige Teeken Akademie, daarachter de Vrijzinnig Hervormde kerk en rechts de Waalse kerk. C. Steenberg – Monumentenfotografie, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, afdeling Gebouwd Erfgoed, ST-1837
Gezicht in de St. Pieterstraat te Middelburg, na het bombardement – Zeeuws Archief, Historisch-Topografische Atlas Middelburg (HTAM), nr A-757
📷C.P. Snijders, St. Pieterstraat richting Balans – Zeeuws Archief, Verzameling Beeld en Geluid 131-03
Opstand, doorsnede en plattegronden van het gebouw van de Teeken Academie in de Sint Pieterstraat – Zeeuws Archief, Archief Vrijzinnig Hervormde Gemeente

Meer over verdwenen gebouwen van de Teeken Akademie, zie: https://www.teekenakademiemiddelburg.nl/…/de…/

‘De Oostende 17 in zwaar weer’ te koop

‘De Oostende 17 in zwaar weer,’ Jan Frederik Schütz (1817-1888) – Kunsthandel Jan Louter

In de Drvkkerij aan de Markt in Middelburg hangt momenteel, tussen het aanbod van Kunsthandel Jan Louter, het werk ‘De Oostende 17 in zwaar weer’ van de Middelburgse schilder Jan Frederik Schütz (1817-1888). Jan Frederik behoort tot de belangrijkste marineschilders van Nederland, samen met zijn zoon W.J. Schütz (1854-1933). Jan Frederik junior (1863-1926) schilderde ook, maar bleef wat in de schaduw van zijn vader en broer.

Teeken Akademie

Jan Frederik meldde zich pas op 22-jarige leeftijd bij de Teeken Akademie. De docenten waren onder de indruk van de tekeningen die hij kon overleggen en plaatsen hem in de tweede klas ‘naar pleister’. Hij mocht het tekenen naar prent dus overslaan. Aan het eind van het cursusjaar werd hij met de eerste prijs -een prijsboek- onderscheiden en kon hij door naar de eerste klas naar pleister. Dat tweede jaar sloot hij eveneens af met de eerste prijs, nu ontving hij een kleine zilveren medaille, beschikbaar gesteld door de koning. Zijn opleiding was hiermee afgerond.

In deze jaren moet hij ook het schilderen zichzelf eigen hebben gemaakt. Naar eigen zeggen door over de schouder van Willem Pouwelsen (1801-1873) mee te kijken, die op de Markt -waar de weduwe Schütz een potten- en pannenwinkel dreef – het stadhuis schilderde. 

‘Van den Storm in de Stilte’

Zijn probleem met het gehoor heeft hem mogelijk van een carrière als docent aan de Teeken Akademie afgehouden. Wel is hij verbonden gebleven aan de academie, wat waarschijnlijk betekend heeft dat hij naar model kwam tekenen. Doceren deed hij wel, maar dan individueel en thuis. Na zijn huwelijk in 1851 met Maatje Revers (1829-1903) betrok hij een woning aan de Nieuwe Haven. Van hier verhuisde het gezin in 1868 naar de andere kant van het water in het huis ‘Van den Storm in de Stilte’ aan de Kinderdijk (nr. 23). In 1883 werd dit verruild voor nr. 18-20 dat groot genoeg was om drie schilders ruimte te bieden.


Over de schildersfamilie is een fraai boek verschenen, Mary Platier-van Engeland, ‘Van den Storm in de Stilte’. De Zeeuwse schildersfamilie Schütz (1817-1933), (Middelburg, Zeeuwse Katernen, 1998), dat bij de uitgever nog ruim voorradig is.

Een medaille voor Schütz

Jan Frederik Schütz (1817-1888) meldde zich op 22-jarige leeftijd bij de Teeken Akademie. De docenten waren onder de indruk van de tekeningen die hij kon overleggen en plaatsen hem in de tweede klas ‘naar pleister’. Aan het eind van het cursusjaar werd hij met de eerste prijs -een prijsboek- onderscheiden en kon hij door naar de eerste klas naar pleister. Dat tweede jaar sloot hij eveneens af met de eerste prijs, nu ontving hij een kleine zilveren medaille, beschikbaar gesteld door de koning. Zijn opleiding was hiermee afgerond.

Vandaag behoort Jan Frederik Schütz tot de belangrijkste marineschilders van Nederland, samen met zijn zoon W.J. Schütz (1854-1933). De medaille wordt bewaard door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.

Achterzijde medaille uit 1841, eerste prijs Teeken Akademie voor Jan Frederik Schütz – KZGW G1315
Voorzijde medaille uit 1841, eerste prijs Teeken Akademie voor Jan Frederik Schütz – KZGW G1315