‘De Oostende 17 in zwaar weer’ te koop

‘De Oostende 17 in zwaar weer,’ Jan Frederik Schütz (1817-1888) – Kunsthandel Jan Louter

In de Drvkkerij aan de Markt in Middelburg hangt momenteel, tussen het aanbod van Kunsthandel Jan Louter, het werk ‘De Oostende 17 in zwaar weer’ van de Middelburgse schilder Jan Frederik Schütz (1817-1888). Jan Frederik behoort tot de belangrijkste marineschilders van Nederland, samen met zijn zoon W.J. Schütz (1854-1933). Jan Frederik junior (1863-1926) schilderde ook, maar bleef wat in de schaduw van zijn vader en broer.

Teeken Akademie

Jan Frederik meldde zich pas op 22-jarige leeftijd bij de Teeken Akademie. De docenten waren onder de indruk van de tekeningen die hij kon overleggen en plaatsen hem in de tweede klas ‘naar pleister’. Hij mocht het tekenen naar prent dus overslaan. Aan het eind van het cursusjaar werd hij met de eerste prijs -een prijsboek- onderscheiden en kon hij door naar de eerste klas naar pleister. Dat tweede jaar sloot hij eveneens af met de eerste prijs, nu ontving hij een kleine zilveren medaille, beschikbaar gesteld door de koning. Zijn opleiding was hiermee afgerond.

In deze jaren moet hij ook het schilderen zichzelf eigen hebben gemaakt. Naar eigen zeggen door over de schouder van Willem Pouwelsen (1801-1873) mee te kijken, die op de Markt -waar de weduwe Schütz een potten- en pannenwinkel dreef – het stadhuis schilderde. 

‘Van den Storm in de Stilte’

Zijn probleem met het gehoor heeft hem mogelijk van een carrière als docent aan de Teeken Akademie afgehouden. Wel is hij verbonden gebleven aan de academie, wat waarschijnlijk betekend heeft dat hij naar model kwam tekenen. Doceren deed hij wel, maar dan individueel en thuis. Na zijn huwelijk in 1851 met Maatje Revers (1829-1903) betrok hij een woning aan de Nieuwe Haven. Van hier verhuisde het gezin in 1868 naar de andere kant van het water in het huis ‘Van den Storm in de Stilte’ aan de Kinderdijk (nr. 23). In 1883 werd dit verruild voor nr. 18-20 dat groot genoeg was om drie schilders ruimte te bieden.


Over de schildersfamilie is een fraai boek verschenen, Mary Platier-van Engeland, ‘Van den Storm in de Stilte’. De Zeeuwse schildersfamilie Schütz (1817-1933), (Middelburg, Zeeuwse Katernen, 1998), dat bij de uitgever nog ruim voorradig is.

Een medaille voor Schütz

Jan Frederik Schütz (1817-1888) meldde zich op 22-jarige leeftijd bij de Teeken Akademie. De docenten waren onder de indruk van de tekeningen die hij kon overleggen en plaatsen hem in de tweede klas ‘naar pleister’. Aan het eind van het cursusjaar werd hij met de eerste prijs -een prijsboek- onderscheiden en kon hij door naar de eerste klas naar pleister. Dat tweede jaar sloot hij eveneens af met de eerste prijs, nu ontving hij een kleine zilveren medaille, beschikbaar gesteld door de koning. Zijn opleiding was hiermee afgerond.

Vandaag behoort Jan Frederik Schütz tot de belangrijkste marineschilders van Nederland, samen met zijn zoon W.J. Schütz (1854-1933). De medaille wordt bewaard door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.

Achterzijde medaille uit 1841, eerste prijs Teeken Akademie voor Jan Frederik Schütz – KZGW G1315
Voorzijde medaille uit 1841, eerste prijs Teeken Akademie voor Jan Frederik Schütz – KZGW G1315

De schilderfamilie Worrell (1)

In ‘korte weetjes’ over de Teeken Akademie lieten we vorige week een prijsband van Jan Roeland Worrell zien. Deze week zoeken we op wie Worrell was. Veel leek er niet bekend, daar uit overlevering bekend is dat er werk verloren ging in 1940. Toch stuitten we op een verhaal over concurrentie met dank aan de courant.

De schildersfamilie Worrell 

Jan Roeland Worrell (ook Worel, Worrel en zelfs Weerell gespeld) (1763-1821) behoorde als 15-jarige in 1778 bij de eerste leerlingen van de Teeken Akademie, opgegeven door zijn moeder Maria Constantia Bruynings, weduwe Worrell. In 1780 en 1781 kreeg hij de eerste prijs voor zijn tekenkunde. Hij ontving 2 exemplaren van wat nu de mooiste prijsbanden van Nederland genoemd mogen worden, gemaakt in Middelburg door Jan Dane (overleden 1783). Wat weten we nog meer van Jan Roeland? Zijn grootvader was vanuit Engeland in Zeeland terechtgekomen en daar getrouwd. Zijn vader Roeland Worrell stierf in 1764 aan boord van het VOC-schip ‘Torenvliet’, waar hij opperstuurman was. In februari 1783 kocht hij het huis De Witte Bolle in de Lange Delft B 128 (= tegenover de Herenstraat aan de kant van de HEMA) en in juni van dat jaar huwde hij Adriana Jacoba van der Krap (1761-1813). Veel werk is er van Jan Roeland niet bekend. Uit de overgeleverde beschrijving weten we dat hij in een tweetal gildeboeken familiewapens van gildebestuurders heeft geschilderd. Helaas zijn deze in 1940 verloren gegaan. De schoorsteen in huize Worrell zal gerookt hebben van het aanbrengen van (zelf beschilderd) behangsel en ander binnen schilderwerk en mogelijk buitenshuis, eerder dan door kunstzinnig werk. 

Vier kinderen bereikten de volwassen leeftijd. Abraham Bruinings Worrell, geboren in 1787, zou van hen enige faam als kunstschilder en etser krijgen. Ook hij ging naar de Teeken Akademie en kreeg daar in 1803 een prijs. Pikant gezien vanuit de Teeken Akademie is de advertentie die op 5 oktober 1809 in de Middelburgsche Courant verscheen. ‘De Schilder en Teekenmeester Ab. Bs. Worrell in de Langendelft is voornemens om, met het aanstaande Winter saisoen, des Avonds weder ten zynen Huize Lessen in de Teekenkonst te geven, beginnende den 16 October 1809.’ Vanuit de zaak van zijn vader deed hij dus de toen toch al niet best florerende academie concurrentie aan. En dat was gezien de advertentietekst niet voor het eerst.

Middelburgsche Courant, 5 oktober 1809, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

Zijn tweede huwelijk in Vlissingen in 1813 met de in 1793 in Tring, Hertfordshire geboren Elizabeth Holder zou hem uiteindelijk in Engeland doen belanden. Hier was hij verder werkzaam als Abraham Bruinings van Worrell en overleed daar (vermoedelijk) in 1852. Schilderen kon hij! Opvallend in zijn oeuvre zijn de vele runderen (en andere dieren), naast landschappen en genre stukken. 

Een andere zoon, Jan geheten (ca. 1792-1856), zou na het overlijden van Jan Roeland in 1821 de schilderszaak in de Lange Delft voortzetten. 

Abraham Bruiningh van Worrell (1787-1852) – The Last Shooting Party of Frederick, Duke of York – Royal Collection RCIN 406892

De schilderfamilie Worrell (2)

Jan Jacobus Worrell (1825-1895) zou de laatste Worrell worden die de Teeken Akademie bezocht. Hij was de zoon van Jan Worrell (ca 1792-1856) en Maria Magdalena Meijer (ca. 1800-1832) uit Zierikzee. Jan noemde zichzelf in een advertentie ‘Schilder en Kamerbehanger’ en verkocht in zijn winkel ook schoorsteenstukken, ‘tot zeer civiele prijzen’. In dezelfde advertentie uit 1825 zoekt hij ook een schildersknecht. In de Middelburgsche Courant van 17 augustus 1852 laat hij de lezers weten dat hij ‘ook meubels verschildert, naar alle houtsoorten en in den laatsten smaak’.  

Middelburgsche Courant, 21 april 1825, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

Jan Jacobus had blijkbaar het talent van zijn grootvader geërfd en bezocht de Teeken Akademie, inmiddels gevestigd in de St. Pieterstraat. Tussen 1842 en 1846 won hij jaarlijks prijsbanden, waarvan die voor ‘doorzichtkunde’ (perspectief) uit 1844 in bezit van de ZB is. Met zijn verworven kennis bood hij zich in februari 1849 aan ‘tot het geven van Onderwijs in de Teeken- en Doorzigtkunde’, waarmee ook hij in het vaarwater van de academie kwam, wat later nog eens gebeurd lijkt te zijn. In een anoniem ingezonden stuk in de krant van 10 januari 1852 vinden we het verslag van de eerste vergadering van het jaar 1852 van het ‘teekengezelschap Kunst en Vriendschap’, gehouden de avond ervoor. De bekende schilder Jan Frederik Schütz (ook opgeleid aan de Teeken Akademie) had 12 tekeningen beoordeeld en ‘het verdienstelijk lid’ J.J. Worrell verkreeg de zilveren medaille ‘in het vak van landschapstekenen in de eerste klasse teekenkunde’. Hij won ook nog een prijs als beste tekenaar naar gekleed model. Daarnaast waren er prijzen in het vak bouwkunde. 

Middelburgsche Courant, 10 januari 1852, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

Een jaar later op 8 januari 1853 was er weer een anoniem ingezonden verslag van de vergadering van Kunst en Vriendschap. Jan Jacobus Worrell was nu voorzitter en werd opnieuw onderscheiden met de prijs voor het tekenen naar gekleed model. Na de prijsuitreiking stond voorzitter Worrell namens alle leden uitgebreid stil bij het belang van de Teeken Akademie. Hij betoogde dat allen daar gevormd waren of werden en de academie beschouwden als ‘de oorsprong van hun kunstbestaan’. Kunst en Vriendschap was alleen opgericht om te herhalen en te dienen als oefenschool voor diegenen die alle rangen van de academie eervol hadden doorlopen. Voor een goed verstaander was duidelijk dat hier plooien werden gladgestreken. Het laatste wat we van Kunst en Vriendschap vernemen is in 1857 een aankondiging van een tweedaagse expositie in de Schouwburg, ‘zijnde het nu juist het 10 jarig bestaan van deze Vereeniging’.

Middelburgsche Courant, 8 januari 1853, pagina 2 – Krantenbank Zeeland
Middelburgsche Courant, 1 oktober 1857, pagina 4 – Krantenbank Zeeland

De schilderfamilie Worrell (3)

Op 13 maart 1855 adverteerden vader en zoon Worrell in de krant: Jan deed per 12 maart zijn ‘Schildersaffaire’ over aan zijn zoon Jan Jacobus en bedankte zijn trouwe klanten. De zoon beval zich beleefd bij dezelfde clientèle aan. In 1859 huwde Jan Jacobus te Nijmegen met Janna Buisman (1830-1909) die hij vervolgens meenam naar Middelburg. Regelmatig adverteerden Jan Jacobus en ‘mejuffrouw Worrell-Buisman’ in de Middelburgsche Courant. Zo meldden ze in 1861 dat de zaak van de Lange Delft verplaatst was naar de St. Geertruidstraat H 73 (= Segeersstraat), waar Janna Worrel-Buisman in 1863 haar damesmodezaak opende. Regelmatig werd personeel gezocht voor het huishouden, de schilderszaak en het modehuis. In 1879 werd opnieuw verhuisd, nu naar het adres Lange Noordstraat C 31. 

Middelburgsche Courant, 13 maart 1855, pagina 4 – Krantenbank Zeeland

Van Jan Jacobus Worrell zijn vooral gekleurde tekeningen en aquarellen bekend. Het Zeeuws Genootschap bezit onder meer een drietal tekeningen van de Abdijgebouwen (1847-1852) en van gevels in de stad. Samen met mede Teeken Akademie-leerling fijnschilder Gijsbregt Willem Bergman (1819-1912) haalde hij in 1874 niet alleen de Zeeuwse kranten. In Zeeland was geld opgehaald voor een vol symboliek beladen kunstwerk, dat door de Zeeuwen aan koning Willem III ter gelegenheid van zijn 25-jarig regeringsjubileum op 12 mei 1874 werd aangeboden. Bij dit 92 bij 62 cm grote werk, geplaatst op een tafel, was een begeleidend boek met de namen van de gulle gevers, geordend naar de 112 Zeeuwse gemeenten. Worrell en Bergman tekenden voor de 112 gemeentewapens. 

Het Huis Middelburg en onder de Koorkerkhofpoort de toegang tot het Huis Vlissingen. Gekleurde tekening door J.J. Worrell, 1847 – ZA, KZGW ZI-II-521

Het tekentalent ging in de volgende generatie niet geheel verloren. Marie Charlotte Christine Worrell (1856-1918) werd in 1879 aan de HBS voor meisjes in Den Haag benoemd als lerares handtekenen en ‘de schoonheidsleer’. Zoon Jan (1860) wist zich als 18-jarige te onderscheiden als marmerschilder. Hij en later zijn zoon Jan Jacobus zouden de schilderszaak op verschillende adressen nog tot na de Tweede Wereldoorlog voortzetten.

‘Het Groot Schilderboek’

Eerder werd hier melding gemaakt van de nalatenschap van Bomme. In de veilingcatalogus stond onder meer ‘Het Groot Schilderboek’ van De Lairesse (1640 – 1711). Ooit was dit een veelgebruikt boek met praktische schilderinformatie. Het werd diverse malen herdrukt. Ook de Teeken Akademie gaf het boek weg.

De fraaiste prijsbanden gaf de Teeken Akademie aan het begin van haar bestaan. Jan Roeland Worrell werd zowel in 1780 als in 1781 onderscheiden met een prachtige band, gemaakt door de Middelburgse boekbinder Jan Dane (overleden 1783).

In 1781 ontving Worrell ‘Het Groot Schilderboek’ van Gerard de Lairesse (Amsterdam 1707) Het boek zou vanwege zijn praktische informatie over het schilderen van grote invloed worden in de achttiende-eeuwse schilderkunst. Herdrukken verschenen in 1712, 1714, 1716, 1740 en nog een laatste in 1836. Het werk werd vertaald in het Duits (3 drukken), het Frans en het Engels. Op de belangrijkste academies werd het boek in de lessen gebruikt en werd het regelmatig als prijs uitgedeeld. Ook in Middelburg, waar het behalve in 1781 (versie 1707), in elk geval in 1794 (versie 1712) en 1836 (versie 1740) aan de beste leerlingen werd aangeboden. Of het boek in Middelburg werd behandeld, is onduidelijk, omdat schilderen niet op het lesprogramma stond, wel het behangselschilderen, waarover ook het nodige in het boek te vinden is.

De inhoudsopgave zoals deze in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren onder https://www.dbnl.org/tekst/lair001groo01_01/ te vinden is, geeft een goed beeld van de benodigde vakkennis zoals De Lairesse dat zag. ‘… het verbeelden van deftige en stichtlijke zaaken, als fraaije Geschiedenissen en Zinnebeelden, Geestelijk en Moraal, de welke op een deugdzaame en betaamelijke wyze, ieder een tot vermaak en nuttigheid strekkende, moet worden uitgedrukt.’

In zijn persoonlijke leven had De Laraisse pech besmet te raken met syfilis, waardoor hij de uiterlijke kenmerken kreeg die bij die ziekte horen, wat genadeloos door Rembrandt werd vastgelegd in het portret dat hij van zijn collega in 1667 maakte. Vanaf 1790 verloor hij zijn gezichtsvermogen. De populaire schilder wist een kring van aankomende schilders en geïnteresseerden om zich te verzamelen en gaf een- of tweemaal per week colleges. Die dictaten zijn door een zoon verzameld en na de nodige moeilijkheden in 1707 met gravures gepubliceerd, waarna de zegetocht van het boek kon beginnen.

Frontispice uit 1712 van ‘Het Groot Schilderboek’ van Gerard de Lairesse (Luik 1640 – Amsterdam 1711)

‘Toon mij uw boekenkast en ik zeg u wie u bent’

Hoewel we niet binnen kunnen kijken, weten we wel wat er bij de eerste secretaris van de Teeken Akademie in de kast stond. Na zijn overlijden op 20 maart 1788 duurde het tot 6 oktober voordat in de woning van Leendert Bomme in de Lange Delft in Middelburg de boeken onder de hamer kwamen. Niet alleen boeken trouwens, zo leert de titelpagina van de veilingcatalogus. Ook een flinke hoeveelheid prenten, portretten en tekeningen; ertsen, mineralen, agaten; hoorns, schelpen en zeegewassen; opgezette vogels en vlinders in glazen kassen, insecten op alcohol; schilderijen, medailles, bronzen en pleisterbeelden; astronomische, optische, mechanische en mathematische instrumenten; boekenkasten en andere bijzonderheden. De firma Pieter Gillissen en zoon organiseerde de veiling en verzorgde de – gratis – catalogus. Zonder te weten welke boeken in de kast stonden, is uit de opsomming op de titelpagina al duidelijk dat Bomme in natuurlijke historie en exacte wetenschap geïnteresseerd was.

Voordat we op titelniveau mogen grasduinen in de veilingcatalogus, wil Gillissen in een voorwoord nog wel kwijt dat het een uitzonderlijk rijke en nette verzameling betreft.’ Elk, die den Overledenen gekend heeft, weet, dat alle zyne Liefhebberyen in de daad keurlyk, zeer zinnelyk bewaard en eenes kundigen Liefhebbers over waardig zyn.’

De veiling duurde van maandag tot en met vrijdag. Voor en na de middag werd een verkoopsessie gehouden, waarbij naar de te onderscheiden categorieën geveild werd en niet naar de volgorde van de catalogus. Hoe zit dat? Traditioneel – en deze dus ook – is een veilingcatalogus ingedeeld in boeken, overig drukwerk en andere zaken, waarbij de boeken zijn gerangschikt naar formaat en vervolgens gegroepeerd naar inhoud. De rubriek ‘Bijbels, Godgeleerde en kerkelijke geschiedenissen’ gaan bij elk formaat voorop. Deze categorie werd dan ook op de maandag van losbladig, via klein naar groot (folio) verkocht. Dat moet een boel geblader in de catalogus met zich mee hebben gebracht, maar het zal gewerkt hebben.

Wat had Bomme in zijn boekenkasten – die ook geveild werden – tussen de 1249 boeken staan, dat met de Teeken Akademie in verband gebracht kan worden? In de rubriek ‘Natuurkundige, Medicynsche enz., …’ vinden we in het formaat quarto:

176. G. de Lairesse groot Schilderboek, 1740. 2 delen op groot pap[ier] met pl[aten in 1 r[ibben] b[and]. [over het schilderen en graveren]

177. K. van Mander groot Schilderboek, Amst[erdam] 1618 nette h[alf lederen] b[and].[over Italiaanse en Vlaams / Duitse / Nederlandse (schilder)kunstenaars]

En in het kleinere octavo:

659. A. Houbraken groot schouburg der Nederlandsche konstschilders, 1718 beste druk 3 deelen met fraaye pl[aten] h[alf lederen] b[anden]. [= vervolg op nr. 177].

660. K. van Mander leven der schilders, 1764 met pl[aten] 2 deelen in nette fr[anse] banden]. [= bewerking van 177 door Jacobus de Jongh]

661. J. van Gool leven der Nederl[andse] kunstschilders en schilderessen, 1750. 2 deelen met fraaye pl[aten] fr[anse] b[anden]. [= aanvulling en verbetering van 659]

662. De Piles beschouwing der schilderkunde, 1756 fr[anse] band.[over het schilderen]

663. [De Piles] leven der voornaamste schilders, 1725 h[alf lederen] b[and].[kritieken op Europese schilders]

664. C.A. du Fresnoy over de schilderkonst, 1733 h[alf lederen] b[and].[theorie over de schilderkunst. Vertaling uit het Frans]

665. G. Braamkamp Cabinet van schilderijen met de pryzen waar voor verkogt zyn, 1771. [= verslag van de veiling van in zijn tijd beroemde verzameling van ruim 320 Nederlandse schilderstukken te Amsterdam, door Gerrit Braamkamp bijeengebracht.]

666. L. Bomme redenvoering ter inwying van het teeken-Collegie te Middelburg, nette fr[anse] b[and] ver[guld] op het plat.

667. [L. Bomme] ’t zelve boek ing[enaaid].

668. C. Ploos van Amstel redenvoeringen in de Teeken-Academie te Amsterdam, 1785.

669. J. Reynold redenvoeringen over de Studie der schilderkonst, 1787. [= over de vorming van jonge kunstenaars. Vertaling uit het Engels]

670. F. le Comte konst-cabinet der Bouw- Schilder- en Graveerkunde, 1745. 2 deelen met pl[aten] h[alve] fr[anse] b[and]. [= over de verschillende disciplines met beknopte levensbeschrijvingen. Vertaald uit het Frans.]

671. W. Gilpyn verhandeling over de Prenten 1787. [= over prentkunst en kunstenaars. Vertaald uit het Engels.]

672. De Volmaakte Verwer, Leid[en] 1733. [= over het bereiden van o.m. olieverf]

673. J.F. Lindenberg nieuwe verligter, 1738. [= over het bereiden van o.m. waterverf en vernis]

674. Beschryving der werken der schilderkonst in verscheide Kerken en Kloosters. [= betreft Antwerpen. Uit 1739. Bestemd voor bezoekers van de stad].

In totaal 18 stuks (bijna 1,5%). Afgezet tegen bijvoorbeeld de hoeveelheid boeken met een religieuze inhoud (366 stuks = 34%) lijkt dat niet veel. Bovendien zitten er nog 2 exemplaren van zijn eigen inwijdingsrede tussen en een soort toeristische gids.

Kijken we verder, dan zien we een ontzagwekkende verzameling prenten en tekeningen. Naast 16 grote werken met gebundelde prenten en 28 prenten en tekeningen in lijsten achter glas, bevat de catalogus 863 apart beschreven kavels. Wat de schilderijen betreft, neemt Gillissen de moeite om 18 schilderijen apart te noemen en vervolgens te melden dat er nog 60 à 70 schilderijen verkocht zullen worden. Belangstellenden zullen de werken ter plekke op vrijdag en zaterdag 3 en 4 oktober tijdens de kijkdagen hebben kunnen zien. Voor ons blijven ze onbekend, net zoals de vraag onbeantwoord blijft of ze als tekenvoorbeeld in de Teeken Akademie gediend kunnen hebben.

titelpagina van de ‘Catalogus van voortreffelyke en zinnelyk geconditioneerde boeken, een menigte prenten, portraitten en teekeningen; verder een schoone party ertzen, mineralen … en andere byzonderheden: Alles verz. en nagelaten door den heere Leendert Bomme. : welke alle zullen verkogt worden … te Middelburg .. 6 October 1788. Pieter Gillissen – UBA: KVB Nv 516. Digitale versie beschikbaar via de catalogus van de UBA en Google E-Books.

Tekenen naar pleister

Meters onder de grond in het depot van het Zeeuws Museum aan de Balans in Middelburg, achter dikke stalen deuren, staan en liggen meerdere gipsen koppen en bustes, waaronder een gehelmde klassieke soldaat, een mannenkop en vlak daarbij het hoofd van een fraai gelokte dame. Ze zijn het restant van een verzameling van 60 gipsen beelden, die in 1893 door de Teeken Akademie aan het Zeeuws Genootschap werden gegeven. Het betrof afgietsels van belangrijke sculpturen uit de oudheid en de renaissance, waaronder een vijftal grote, zoals die van de Sabijnse Maagdenroof. Het Genootschap had immers sinds 1888 een groot gebouw in de Wagenaarstraat, waar toen nog plek genoeg was voor zo’n grote collectie.

De gips- of pleisterbeelden waren door de Teeken Akademie aangeschaft als lesmateriaal. Op zijn minst zijn er 158 stuks pleister geweest die werden nagetekend. Begonnen werd met de anatomische modellen van ledematen, die het grootste deel van de collectie uitmaakten.

Op de foto staat rechtsachter een buste van koning Willem I, die geen eigendom van de Teeken Akademie is geweest, maar in 1819 door A.J.C. de Lampsins aan het Genootschap is geschonken. Dat de koningsbuste bij de andere beelden wordt bewaard, is zo gek nog niet: tot 1840 woonden Genootschap en Teeken Akademie samen in het Musaeum Medioburgensis en kan de buste wel eens oefenmateriaal zijn geweest.

Het tekenonderwijs in West-Europa was in de tweede helft van de achttiende eeuw in grote lijnen overal op de dezelfde manier opgebouwd. Ook in Middelburg werd begonnen met het tekenen ‘naar prent’, dan ‘naar pleister’ en tenslotte ‘naar levend model’.

Het tekenen ‘naar prent’ begon met de grondbeginselen van tekenen: de lijnvoering en schaduwwerking. Perspectief, vlakverdeling en compositieleer maakten ook onderdeel van de basisopleiding uit. Het onderwijs op de academies was geconcentreerd op het menselijk lichaam. In de laagste klas ‘naar prent’ werd op prenten van lichaamsdelen geoefend met rood krijt. Deze prenten waren ruim voorhanden in de school, zowel gebundeld als los. Hoe verder de leerling vorderde, hoe ingewikkelder de prenten werden. In de hogere klassen ‘naar prent’ werden ook schilderijen als voorbeeld gebruikt. De Akademie beschikte door schenking over een aantal schilderstukken, waaronder niet de minste, zoals een Hobbema.

Had de leerling het tekenen ‘naar prent’ onder de knie, dan werd hij gepromoveerd ‘naar pleister’. Het tekenen van driedimensionaal object vergt meer en andere kennis en kunde dan tekenen naar een plat vlak. Waren ook deze vaardigheden onder de knie, dan was in feite de opleiding afgerond. De tekenaar werd hiermee geacht de bekwaamheid van een meester te hebben. Daarmee kon hij weliswaar ook toegelaten worden tot het tekenen ‘naar levend model’, maar in de praktijk bleef dit voorbehouden aan wat we tegenwoordig (gevestigde en aankomende) beroepskunstenaars en serieuze liefhebbers zouden noemen.

Het pleisterwerk, inclusief de buste van koning Willem I, wordt in het Zeeuws Museum bewaard onder het nummer G2855

De Herklotsen

Een kleine beschouwing over een redevoering uit de oogstmaand van 1803, het vijfentwintigste jubileumjaar van de Teeken Akademie. Over de Herklotsen, Thomas Gaal en een prijs voor J.H. Koekoek.

Op 24 augustus 1803 hield de Teeken Akademie haar vijfentwintigste jaarvergadering. Secretaris Christiaan Herklots (1745-1812) hield een rede die zo werd gewaardeerd, dat de aanwezigen aandrongen op een uitgave. Zo geschiedde. Het Zeeuws Genootschap bezit een mooi gebonden exemplaar met een medaillon op het voorplat waarin het motto van de Akademie staat: Vernuft en Vlijt.

Herklots was gehuwd met Petronella Johanna Ackermans, dochter van Maria Bomme, zuster van de eerste secretaris Leendert Bomme. De opvolger van Christiaan zou zijn zoon Pieter Herklots zijn. Aan hem de eer om de redevoering bij het vijftigjarig jubileum te houden.

Thomas Gaal

In de rede van 1803 gaat Christiaan Herklots in op het ontstaan van de Akademie en noemt de huisbijeenkomsten in 1777 als oorsprong. Hier rijpte het plan om tot een academie te komen.

Tot die grondleggers behoort de schilder Thomas Gaal (1739-1817). Geboren in Dendermonde en overleden in Middelburg. Over de data zijn de diverse bronnen het niet eens. Nagtglas en andere biografen die hem naschrijven melden 2 juni 1739. De Zeeuwse Encyclopedie meldt dat het 9 juli was, wat ook door de RKD wordt gehanteerd. Het overlijden lijkt minder problemen op te roepen: Nagtglas, de biografen, Zeeuwse Encyclopedie en RKD weten dat het 16 juli 1817 was. En dat terwijl in het Zeeuws Archief toch echt over een akte van overlijden beschikt die gedateerd is op 27 mei 1817.

J.H. Koekoek

Thomas Gaal was ‘dirigerend lid’ en lesgevend tekenmeester. Onder zijn leerlingen treffen we Johannes Hermanus Koekoek, de stamvader van de Koekoek-dynastie en mogelijk heeft ook het beroemdste lid van deze familie, Barend Cornelis nog net les van Thomas Gaal gehad. Hoe dat precies met zijn schilderende zoon Pieter Gaal zat, is niet helemaal duidelijk. Hij heeft een prijs gewonnen in 1784 en is later ook ‘dirigerend lid’, maar of hij ook les heeft gegeven?

En elk geval heeft hij in 1799 zijn vader getekend. Of deze tekening lijkt met de persoon die op de tekening van Perkois naast de leerling achter de lessenaar staat (achterste rij, vierde van rechts) is niet voor iedereen overtuigend. Het pruikje komt in elk geval een eind in de richting.

In de vergadering in 1803 kreeg J.H. Koekoek de belangrijkste prijs voor het tekenen. Naar gewoonte werd de bijeenkomst besloten met een bezoek aan de opgehangen tekeningen, zo staat te lezen in het verslag.

Pagina 7 van de ‘Redevoering by gelegenheid van de vyf- en twintigste algemeene vergadering […] en uitdeeling der eerepryzen, van het teeken-academie der stad Middelburg, uitgesproken […] op woensdag den 24 van oogstmaand 1803’

De gehele redevoering is online in te zien via: https://books.google.nl/books?id=6iOJfTwYa1EC&pg=PA2…

Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen bezit een exemplaar van de redevoering. Het wordt bewaard door de ZB: https://kzgwonline.nl/records/redevoering-teeken-akademie

Het oude schilderijenbezit

Uitgezocht door Jan de la Hayze

De Teeken Akademie bezat verschillende schilderijen, geschonken door begunstigers, die dienden als voorbeelden voor de leerlingen om na te tekenen. De financiële situatie van de instelling maakte dat al in 1805 tot verkoop van een kapitaal schilderij overgegaan moest worden.Meindert Hobbema (1638-1709), Stormy landscape, z.j, geschonken door Jacob Boogaard, oud-burgemeester van het Vrije van Sluis, in 1787. Het werk werd in 1805 voor ƒ 3300,– verkocht aan de Amsterdamse bankier Pieter de Smeth van Alphen. Via de kunsthandelaar Lebrun in Parijs ging het werk in 1811 naar kardinaal Joseph Fesch. Na diens dood kwam het door vererving in het bezit van Richard Wallace (1818-1890), bastaardzoon van de vierde markies van Hertford uit de familie Seymour. Zijn weduwe schonk het gehele schilderijenbezit en het Hertfield huis in de stad in 1897 aan de Britse staat, waardoor het schilderij van Hobbema, samen met 4 andere werken van deze schilder, sinds 1900 te zien is in de Wallace Collection in Londen.

M. Hobbema, Stormy landscape – Wallace Collection, Londen