Dames in de Teeken Akademie

De Teeken Akademie was een mannenaangelegenheid. Maar wat doen de Dames van Luyk tussen de Kunstoefenaars in 1778?

Bij de oprichting van het Teeken Collegie in 1778 kon secretaris Bomme in zijn Inwijdingsrede een uitgebreide lijst van honoraire leden publiceren. Het lijkt erop dat iedereen die er toe deed (of dat dacht) in Middelburg als begunstiger te boek wilde staan. Uit alle standen werden 39 jongens voor het tekenonderwijs aangemeld en 59 personen tekenden in als ‘Kunstoefenaar’: kunstenaars, amateurs en ambachtslieden.

Daaronder vinden we de ‘Dames van Luyk’. Wie denkt met twee (of meer) vrouwen van doen te hebben, komt bedrogen uit. De voornaam Dames stamt af van Damiaan of Damianus. Een man dus, die in 1797 voorkomt in het bevolkingsregister van Middelburg als smid. Waarschijnlijk is hij het die in 1784 trouwt als Domes van Luyk. Pieter van Luyk die tegelijk met hem inschreef, zou goed zijn iets oudere broer kunnen zijn geweest.

Portret van mademoiselle van der Perre uit ‘Silhouetten getekend door den schilder-teekenaar J. Perkois te Middelburg rond 1795’ – RKD

De enige plek waar we vrouwelijke kunstenaars tegenkomen is vanaf 1822 de jaarlijkse tentoonstelling. In dat jaar hangen er 3 olieverfschilderijen van amateurkunstenaar Jacoba Johanna van de Perre (1778-1835). Zij was dochter van Paulus Ewaldus van de Perre en behoorde tot de absolute bovenlaag van de stad. Mevrouw Schummelketel-van de Perre was vertegenwoordigd met 2 schilderijen naar voorbeeld van een ander werk en een eigen werk met vissende figuren. Ook op de expositie ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan in 1828 exposeerde zij, samen met de dan 21-jarige Johanna Maria Tak (1807-1874) en de 17-jarige Johanna Jacoba Graus (1811-1884), naast natuurlijk de mannelijke leerlingen en oud-leerlingen. Waar de dames -want dat waren het- hun opleiding hebben gehad is onbekend. Het lijkt aannemelijk dat zij een privé-docent aan huis lieten komen om de teken- en schilderkunst onder de knie te krijgen. Misschien leerden de beide Johanna’s de fijne kneepjes van hun broers die de Teeken Akademie wel mochten bezoeken.

Van Jacoba Johanna Schummelketel-van de Perre is een veilingcatalogus (1836) bekend, waaruit blijkt dat zij de meest gangbare kunstboeken (Van Gool, Goeree, De Lairesse, Van der Mander en Houbraken) in haar kast had staan en een omvangrijke hoeveelheid teken- en schilderbenodigheden bezat. Helaas is geen werk meer van haar bekend.