Graveren en etsen voor overheid en Genootschap

Vier zilveren munten (a-d), gevonden op het strand oostwaarts van Domburg, met verklaring van de vondst in augustus 1817, Johannes Hubertus Reijgers – Zeeuws Archief, KZGW, ZI III 464-1

Behalve vaardig met schaar en mes was tekenaar Johannes Hubertus Reijgers ook bedreven in de techniek van het etsen en graveren. De politieke ontwikkelingen boden daar kansen. De Fransen waren in mei 1814 eindelijk ook van Walcheren vertrokken en de verschillende bestuurslagen konden opnieuw ingesteld worden. En waaraan heeft een nieuw bewind meer behoefte dan om zich te onderscheiden van zijn (verfoeide) voorganger. J.H. Reygers en de zilversmid D.H. Weissich adverteerden als compagnons in oktober 1814 tweemaal dat zij kunnen ‘maken en graveren alle soorten van Wapens, Stempels, Signetten (= zegelstempel of -ring) en Letters, om in Lak, Wasch, Ouwels, Inkt en Papier te drukken (met de daarbij benoodigde Gereedschappen), voor Collegien, Administratien, Kantoren van Convooien (= invoerrechten; douane) en Notarissen’.

Wat de exacte relatie -zowel zakelijk als privé- tussen Weissich en Reijgers was, blijft onduidelijk. Directe familierelaties tussen hen of hun (vier; beide heren waren tweemaal gehuwd) echtgenoten lijken er niet te zijn. Daniel Hendrik Weissich werd in 1764 te Zaltbommel geboren en was daarmee drie jaar ouder dan Reijgers. Zijn vader was een Lutheraan uit Hagen in Westfalen, die in 1765 naar Middelburg verhuisde. D.H. Weissich werd in 1801 in het gildeboek van de zilversmeden vermeld. Zijn keurmerk is vooral aangetroffen op sieraden behorende bij streekdracht, een snuifdoos en bijbelsloten. 

Toen in 1815 de koning het Rijkswapen van het nieuwe koninkrijk vaststelde, boden Reijgers & Weissich hun diensten aan om dit op stempels en zegels te snijden. Een laatste advertentie van het tweemanschap verscheen in 1821 waarin zij zich aanbevolen voor het graveren van letters en figuren in alle soorten metalen, glas en kristal. 

Ondertussen was Reijgers met ingang van het seizoen 1814-1815 benoemd als tekenleraar aan de Teeken Akademie. Hij was het die erbij werd geroepen, toen in maart 1817 N.C. Lambrechtsen van Rittthem, president van het Zeeuws Genootschap, in de Koorkerk het graf van rooms-koning Willem II, graaf van Holland en Zeeland ontdekte. Die was in 1256 in West-Friesland gesneuveld en later bijgezet in de Middelburgse abdij. Reijgers tekende onder meer de zerk, de nis en een plattegrond. Inmiddels weten we dat dat niet het graf van Willem, maar van zijn broer Floris de Voogd is. Zie het artikel van P. Henderikx in Archief 2014, waar de tekeningen ook zijn afgebeeld. 

In augustus 1817 werden oostwaarts van Domburg op het strand vier zilveren muntjes gevonden. De vondst werd ook door Reijgers getekend en op een koperen plaat geëtst. Het gedrukte blad werd voorzien van een verklaring en te koop aangeboden voor 5 ½ stuiver bij de boekhandelaren Gebroeders Abrahams (die als krantendrukker het drukwerk wel verzorgd zal hebben), Van de Sande, Van Benthem en Ooms. Wist men destijds de grotere munt te plaatsen rond Lodewijk de Vrome (778-840), bij de drie kleintjes ontbrak toen de kennis. Het zijn sceatta’s, muntjes die rond 700 een belangrijke rol speelden in de handel rond de Noordzee. Een enkele is vermoedelijk in Walachrium, dat voor de kust bij Domburg in zee lag (ligt), geslagen, waarmee Reijgers en Weissich een vroege collega stempelsnijder op Walcheren gehad hebben. 

Arnold Wiggers  

Knippen voor de koning

Johannes Hubertus Reijgers (1767-1849) was een knipkunstenaar die bij verschillende bezoeken van Oranjevorsten iets ingenieus produceerde.

Compositie met knip- en tekenwerk, in 1841 vervaardigd door J.H. Reijgers te Middelburg – afbeelding uit Archief 1994

Bij het drie daagse bliksembezoek dat de soeverein Willem Frederik, de latere koning Willem I, in september 1814 aan Vlissingen, Middelburg, Veere en Arnemuiden bracht, logeerde de vorst in de Abdij. De vertrekken waren gemeubileerd met geleende meubelen van de voornaamste ingezetenen en in het kabinet hing werk van (Thomas? en Pieter) Gaal, Bourjé en (Johannes) Koekkoek. Reijgers’ verzoek om een door hem vervaardigd knipwerk van ‘een Tempel ter gedachtenis van de Vrede’ aan te mogen bieden, werd door Willem Frederik ‘goedgunstig’ aangenomen. 

Een jaar later is Willem koning der Nederlanden en is de vrede na een kort intermezzo met de terugkeer van Napoleon en de slag bij Waterloo definitief. Reijgers, dan wonende in de Lange Gortstraat, liet per advertentie op 16 september 1815 weten dat hij een ‘Gedenkteeken op den Algemeenen Vrede van Europa’ met de schaar had gemaakt. Voor 10 stuivers per hoofd was het tot 3 oktober bij hem thuis te bewonderen. 

Tijdens een volgend bezoek van Willem ter gelegenheid van de opening van de nieuwe haven (het kanaal naar het Veerse Gat) op 9 augustus 1817, werd ook Museum Medioburgensis aangedaan waar onder meer de Teeken Akademie zetelde. Opnieuw werd werk van Pieter Gaal, Bourjé en Johannes (en van zijn 13-jarige zoon Barend) Koekkoek getoond, naast andere Middelburgse meesters. Reijgers presenteerde er zijn knipwerk dat betrekking had op de opening en werd aan de koning voorgesteld. De gedenknaald bij de Spijkerbrug is naar een (gewijzigd) ontwerp van J.P. Bourjé, die ook de festiviteiten rond de opening in een boekje heeft beschreven. De bemoeienissen van Reijgers en Bourjé met de festiviteiten leverde hun nog een medaille van de kooplieden op. 

Gedenknaald bij de Spijkerbrug Middelburg – foto: L. Labeur

Koning Willem II was eind augustus 1841 in Zeeland. Van 23 tot 26 augustus bezocht hij de hoofdstad, Vlissingen, Goes, Zierikzee, Domburg en Westkapelle. In Vlissingen woonde hij de onthulling van het beeld van Michiel de Ruyter, ontworpen door Louis Royer bij, toen nog op het Bellamypark. Hij had de dag ervoor in de Teeken Akademie al de compositie met knip en tekenwerk van Reijgers gezien. Het moest niet alleen een blijvende herinnering aan het bezoek zijn, maar ook een hulde aan de eenheid van het land, aan Oranje en de krijgsdaden van Willem II. En dan was er een gordijntje dat opgetrokken kon worden. Daarachter bevond zich een sokkel met het alliantiewapen van Willem en Anna Paulowna, opgericht ter ere van hun 25-jarig huwelijk. Reijgers mocht het opsturen naar Den Haag, wat hij ook deed. Omdat hij verder niets hoorde, informeerde hij eens beleefd in een brief van 3 mei 1842 of het toch wel aangekomen was. Dat was het geval. Het wordt in het Koninklijk Huisarchief nog steeds bewaard en verkeerd in een keurige conditie. Dat kan van het knipwerk uit 1817 niet gezegd worden. Nadat het ondergebracht was in de Oudheidskamer in het Stadhuis, ging het bij de brand van 17 mei 1940 genadeloos in vlammen op.

(wordt vervolgd)

Arnold Wiggers

De veelzijdige Johannes Hubertus Reijgers (1767-1849)

Erezuil hout en papier ter gelegenheid van de zilveren bruiloft van Johan Pieter Bourjé en J.M. van de Kruijsse, 1825 op voetstuk onder stolp, Johannes Hubertus Reijgers – ZM M64-159

Tekenaar, knipkunstenaar, kunstschilder, etser, leraar, inspecteur van gebouwen en sloper verenigt in een persoon, dat maakt nieuwsgierig. Wie was Johannes Hubertus Reijgers? In een necrologie in de Middelbursche Courant van 17 maart 1849 werd lovend over hem gesproken. Geboren op 1 mei 1767 in Gorinchem trok hij in 1788 naar Middelburg. Achtergronden worden verder niet gegeven en zijn verder ook niet eenvoudig te vinden, waardoor zijn jonge jaren nogal onderbelicht blijven. In de Zeeuwse hoofdstad vestigde hij zich als huisonderwijzer in het tekenen, wat betekend zal hebben dat hij bij welgestelde families aan huis tekenles verzorgde heb. Dat zou erop wijzen dat hij zijn teken- en mogelijk schilderopleiding al elders gehad heeft en niet aan de Teeken Akademie in Middelburg. Daar werd hij in 1796 wel onderscheiden als primus in het tekenen naar naakt levend model. Tekenen naar een naakt model was voorbehouden aan tekenaars die de opleiding hadden voltooid of anderszins geacht werden op niveau te kunnen werken. Eisen waaraan Johan Hubertus vanaf zijn komst naar de stad voldaan zal hebben. 

Detail erezuil hout en papier ter gelegenheid van de zilveren bruiloft van Johan Pieter Bourjé en J.M. van de Kruijsse, 1825 op voetstuk onder stolp, Johannes Hubertus Reijgers – ZM M64-159

In zijn persoonlijke leven had hij in de zomer van 1795 een slag te verwerken. Zijn vrouw Willemina Johanna Vervenne met wie hij in 1790 getrouwd was, kwam te sterven. Van de twee met naam bekende zoontjes uit dit huwelijk, was de jongste, ook Johannes Hubertus (1793-1847) genaamd, nog in leven. Hij zou een niet onverdienstelijk amateurschilder in Rotterdam worden. Lang bleef de weduwnaar niet alleen. Op de laatste dag van januari 1796 ging hij in ondertrouw met Catharina van der Krap. Met haar was hij meer dan 50 jaar getrouwd en samen waren zij ouders van minstens nog eens 8 kinderen. 

Knipkunstenaar

In de Middelburgsche Courant van 23 februari 1802 adverteerde Reijgers met les in ‘Schaar of Papier Sny en Teekenkunst’. Hij woont dan op de Langeburgt. Nagtglas beschrijft dat in zijn Levensberichten zo: ‘Reijgers bezat een merkwaardig talent in het vervaardigen en beschilderen van kunstwerken in carton’. Bij het 25-jarig bestaan van de Teeken Akademie in 1803 was de financiële situatie weinig rooskleurig en de secretaris Christiaan Herklots kon honoraire leden geen zilveren medaille aanbieden, wat gebruikelijk was. Hij kwam met een oplossing die ook in de toekomst dienst kon doen. Een papieren kunstwerk waarin de namen van de begunstigers vereeuwigd waren met ruimte voor aanvulling, gemaakt door de ‘vernuftigen Snyder en kunstigen Boetseerder in Papier Reijgers’. 

Voorbeelden van bewerkelijke knipwerken met tekenwerk ter gelegenheid van een heugelijk persoonlijk feit of ter nagedachtenis van personen zijn ondanks de kwetsbaarheid bewaard gebleven, onder meer in de collectie van het Zeeuws Genootschap. Soms in de vorm van een schilderwerk in een lijst achter glas, soms onder een glazen stolp. De oudste is van 1801 en de jongste van 1833. Het Genootschap heeft ook van de Teeken Akademie een portret van Reijgers in bruikleen, gemaakt door Pieter Gaal en gedateerd 1805. Alle genoemde stukken worden veilig bewaard in het Zeeuws Museum of Zeeuws Archief. 

Niet alle ingenieuze knipwerken hebben de tand des tijds weerstaan. Daarover later meer.

Arnold Wiggers

De Tuyters

De zuidelijke wand van het Muntplein in de Abdij te Middelburg, vóór de afbraak (1827), gewassen tekening in kleur, J. Tuyter, 1824/1826 – ZA, KZGW ZI II 529b

Sommige families zijn rijk vertegenwoordigd onder de prijswinnaars. Neem nu de familie Tuyter (Thuyter, Tuijter) waarvan vijf leden door de Teeken Akademie werden onderscheiden. Johannes Tuyter, dagloner, werd in Zuidzande omstreeks 1764 geboren en huwde in 1803 te Middelburg de weduwe Catharina Wilhelmina de Bree, oorspronkelijk uit Amersfoort. Zij zagen 3 zoons volwassen worden waarvan Johannes (1807-1878) en Mattheus (1809-1885) zeker de Teeken Akademie bezochten. Mogelijk bezocht ook broer Willem (1812-1877) die metselaar werd, de school. Leerlinglijsten ontbreken immers, waardoor we (bijna) alleen prijswinnaars kennen.

Zoon Johannes leek de meest artistieke van deze generatie. Gedurende zijn basisopleiding in de jaren 1820-1825 werd hij elk jaar gelauwerd. In 1834 werd zijn werk als beste beoordeeld in de klas naar levend model. Vervolgens heeft hij zich ook nog tweemaal in de kijker gespeeld bij de klassen in doorzichtkunde (perspectief). Hierin gaf hij ook thuis in de Korte Gortstraat in de wintermaanden van 1838 les. In 1867 gaf hij dat vak één seizoen aan de Teeken Akademie, waarna hij na de opheffing van deze opleiding aan de Burgeravondschool werd verbonden. In de burgerlijke stand staat hij bekend als schilder. Van hem zijn meerdere tekeningen bekend, waaronder van de Munt, net voordat die moest wijken voor de slopershamer. Ook van zijn hand zijn de tekeningen van de gevels van de Nieuwe Kerk voordat deze naar de (wan)smaak van de tijd werden verbouwd.

Zijn broer Mattheus ging de richting van de bouwkunde op en behaalde daar tussen 1826 en 1831 viermaal de eerste prijs. De prijs uit 1828 bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek (eigendom van het Rijsmuseum). Wellicht viel de aanmoedigingsprijs in de hoogste klas in 1832 wat tegen, wat hem echter niet weerhield om zich van timmerman tot aannemer op te werken met een eigen bedrijf in de Lange Singelstraat. In 1857 werd hem de vernieuwingen en herstellingen aan het Provinciaal Gerechtshof (Van de Perrehuis) gegund voor ƒ 1195. Aansluitend aan dit karwei in 1860 ging de inschrijving op de herstellingen van de Koorkerk voor ƒ 4295 ook naar hem. 

De volgende generatie Tuyter op de Teeken Akademie bestond uit Johannes Daniel (1836-?) en Cornelis Mattheus (1840-1918), de zonen van Johannes en Maria Elisabeth van Maldegem, naast Jan Pieter (1836-1867), het enige kind van Mattheus en Susanna Cornelia Blees. Waren de eersten prijswinnaars in het tekenen naar prent en pleister, hun neef won eenmaal een bouwkundeprijs. In 1853 werd hij beëdigd tot landmeter en in 1861 benoemd tot opzichter bij Rijkswaterstaat. Een ziekte maakt op 30-jarige leeftijd een eind aan zijn leven. 

Wat Cornelis Mattheus precies voor werk gedaan heeft, is onbekend. Ook van zijn broer is dat niet te achterhalen. Waar die Johannes Daniel na zijn opleiding gebleven is, is ook onbekend. Zou hij in Amerika zijn geluk beproefd hebben? 

Arnold Wiggers

De oostelijke wand van het Muntplein in de Abdij te Middelburg, vóór de afbraak (1827), gewassen tekening in kleur, J. Tuyter, 1824/1826 – ZA, KZGW ZI II 529a
Gezicht op de westelijke wand van het Muntplein in de Abdij te Middelburg, vóór de afbraak (1827), gewassen tekening in kleur, J. Tuyter, 1824/1826 – ZA, KZGW ZI II 529c

Prijsband geveild

Prijsband van de Teeken Akademie (uitgereikt in 1845) met daarin Pibo Steenstra, ‘Grondbeginselen der meetkunst’ (Leiden, 1820) – foto: antiquariaat Bubb Kuyper, Haarlem

Op 24 november 2021 werd bij antiquariaat Bubb Kuyper in Haarlem een prijsband van de Teeken Akademie in Middelburg geveild. Doordat op het achterplat de datum van de prijsuitreiking in een fraai medaillon werd gestempeld, weten we dat de prijs op 23 juli 1845 werd geschonken. Aan wie? Dat weten we niet. De opdracht is helaas uit de band verwijderd. 

Voor de negentiende eeuw is er in dat soort gevallen dan de Middelburgsche Courant waar de prijswinnaars jaarlijks werden opgesomd. Niet altijd is dan precies te reconstrueren wie welke band kreeg, maar het was een goede gewoonte om nuttige boeken te geven. Deze prijs bevat het boek van Pibo Steenstra, Grondbeginselen der meetkunst (Leiden, 1820), waardoor het wel een prijs zal zijn geweest voor de beste leerling in bijvoorbeeld de tweede of derde klas bouwkunde. Hoe hoger de klas, hoe groter het boek meestal, en hier hebben we een octavo-formaat boek dat weliswaar fraai is, doch niet al te groot is. Hoewel het een relatief nieuw boek is, betreft het een van de vele herdrukken van een werk waarvan de oudste versie teruggaat tot 1769. Er was trouwens ook een druk uit 1825, dus wellicht was het toch niet al te duur op de kop getikt bij Van Benthem & Jutting.

De prijswinnaar moet zuinig geweest zijn op zijn boek. De leren boekband ziet er nog mooi uit en heeft op het voorplat een medaillon met het motto van de Teeken Akademie ‘Vernuft en Vlyt’ en op het achterplat zoals gezegd op een soortgelijke manier de datum van de prijsuitreiking. Zoeken in de Krantenbank Zeeland naar de Middelburgsche Courant uit 1845 heeft een onaangename verrassing in petto: dat jaar is verloren gegaan. Althans, de jaargang is niet teruggevonden toen de kranten werden gedigitaliseerd.

Wie zou de band gekocht hebben? De Teeken Akademie in elk geval niet. Hoewel in de statuten staat dat de stichting ook verzamelt, komt het daar in de praktijk niet van. Al was het maar omdat er geen eigen onderkomen is. Een dergelijke band hoort in een grotere bibliotheek thuis. Banden van de Middelburgse Teeken Akademie zijn internationaal gezocht als voorbeelden van bijzonder boekbindersvakmanschap. Toch hebben Zeeuwse instellingen bij mijn weten niet serieus op deze band geboden. De reden: ZB Bibliotheek van Zeeland heeft al meerdere voorbeelden en deze band heeft een groot nadeel: de prijsopdracht ontbreekt. De inhoud, het boek van Steenstra, is trouwens wel aanwezig. De opbrengst werd ingeschat tussen € 200 en €300. Met een hamerprijs van € 250 bleek dat prima ingeschat. Overigens moet daar dan nog afhankelijk van de manier hoe het bod tot stand is gekomen 25,4% of 30,4% bijgeteld worden.

Hoe dan ook, aan de documentatie is weer een band toegevoegd en wie weet krijgen we hem nog eens te zien.

Arnold Wiggers

Stadstekenklas deconstrueert Briët-woningen

Na de geometrische ordening van de vorige les, waarin de stadstekenklas met liniaal en meetkunde de Briët-woningen bestudeerde, zocht de vwo/tto 2 klas vandaag, onder leiding van kunstenaar Liesbeth Labeur, het artistieke avontuur op.

Ter voorbereiding op de meesterproef die volgende week plaatsvindt –het maken van een prent voor de archieven– ging de stadstekenklas vanmorgen eerst fors los op papier. Het doel was om tekenvrijheid te vinden, om alles te durven met inkt op papier. Met verve heeft de klas zich overgegeven aan de les en de tekening gedeconstrueerd, hetgeen veel schik bracht.

De Teeken Akademie bedankt de stadstekenklas van harte voor het mooie artistieke tekenavontuur. Nu de vrijheid gevonden is, ligt de weg naar jullie meesterproef open.

Hieronder een fotoverslag.

De start van het artistieke avontuur – foto: L. Labeur
Na een fietstocht in inkt tekenen we woningen – foto: L. Labeur
Er ontstaat een hele wijk – foto: L. Labeur
Er ontstaat een hele wijk – foto: L. Labeur
De klas durft steeds meer – Foto: L. Labeur
Deconstructie – foto: L. Labeur
De vereenzelviging met de Briët-woningen – foto: L. Labeur

Tekenen en fotograferen

Portret van W.M. van Haaften, ca. 1845, daguerreotype 1/1 plaat, vervaardigd door H.D. Erdegaingh – Prentenkabinet Rijksuniversiteit Leiden

De exactheid waarmee sommige tekenaars hun omgeving vastlegden doet denken aan fotografie. De basis van de fotografie ligt echter in de chemie en het is dan ook niet verwonderlijk dat natuurkundige gezelschappen en vooral apothekers zich met deze toen nieuwe technieken bezighielden. Zo ook Huibert Daniel Erdegaingh die mogelijk in 1842 als eerste een fotoatelier runde en dat nog wel in Middelburg aan het Molenwater M 176 (dat stuk dat voorheen ook Korte Heerengracht werd genoemd). 

Over Erdegaingh als apotheker, controleur bij de Waarborg voor Goud- en Zilverwerken en fotograaf is het nodige gepubliceerd door Adri Verburg en Josephine van Bennekom, In Zeeuws licht gevangen. Fotografie in Middelburg 1842-1870, Middelburg 1994. Geboren werd hij in Middelburg op 27 mei 1806 als zoon van Leendert Erdegaingh en Levina van Maale. Grootvader Huibert Erdegaingh (de van oorsprong vermoedelijk Engelse naam schijnt in Middelburg uitgesproken te zijn als Artegaal) was ‘beurtman’ op Breda en adverteerde in 1774 met ‘Beuke-veeren [= jonge boompjes] bekwaam tot Hagen en Heesters’. Rond 1700 waren er overigens al Erdegainghs in de Breda gevestigd. Vader Leendert specialiseerde zich in afbraakhout van huizen en schepen en behoorde tot de gegoede middenstand. Oom Willem Erdegaingh op de Korendijk was controleur van vis en moet goed hebben kunnen tekenen. In 1836 bood hij zich als ongeveer 67-jarige aan tot het geven van onderwijs in het tekenen. 

Huibert Daniel kon ook tekenen. In 1820 en 1821 werd hij als beste in respectievelijk de derde en tweede klas naar prent door de Teeken Akademie onderscheiden. Op de tentoonstelling ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de academie in 1828 was er ook werk van hem te zien. Na het tekenonderwijs kwam hij in 1824 op de Geneeskundige school en ging hij zijn weg via praktijkervaring in Dordrecht naar een eigen apotheek in Middelburg. Wellicht vanuit zijn chemische achtergrond en omdat zijn zwager er al werkte, werd hij in 1839 controleur bij de Waarborg voor Goud- en Zilverwerken. Dat bleef hij doen, ook toen hij in 1841 de apotheek van de hand deed en zich op fotografie concentreerde. Dat was de daguerreotypie, een techniek waarbij elke opname een uniek werk opleverde. Vanaf ƒ 7 kon een portret gemaakt worden, wat beslist niet voor iedereen was weggelegd. Een werkman verdiende dat bedrag zo ongeveer per week. Voor de betere middenstand kwam een portret wel in beeld, wat volgens de advertentie van 18 augustus 1842 in de Middelburgsche Courant binnen een minuut gepiept was. 

Middelburgsche Courant, 18 augustus 1842, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

De eerste advertentie werd ook opgemerkt in de redactionele kolommen en die tekst vond woord voor woord zijn weg als gratis reclame naar de Zierikzeesche Courant en de Vlissingsche Courant. Voor de Zuid-Bevelanders bood Erdegaingh in september 1843 de mogelijkheid zich te laten fotograferen in de Korenbeurs op de Markt in Goes, waar hij een kleine week zijn studio had ingericht. De vanaf prijs lag hier met ƒ 6 iets lager dan in Middelburg. Na 1846 adverteerde Erdegangh niet meer. Wellicht spelen hier huiselijke omstandigheden mee. Zijn vrouw Anna Loos stierf op 44-jarige leeftijd in 1850. Erdegaingh bleef alleen achter, want het in 1830 geboren enig zoontje was datzelfde jaar nog overleden. Huibert Daniel vertrok naar Utrecht om zich verder te bekwamen in het controleursvak en werd eerst in Utrecht en in 1852 in Breda bij de Waarborg benoemd. Daar overleed hij op 8 januari 1856, diep betreurd door zijn hoogbejaarde vader. 

Arnold Wiggers

Inschrijving stadstekenaar geopend

Heden geopend: de inschrijving voor Stadstekenaar Middelburg 2022. Een historisch moment in de geschiedenis van de Teeken Akademie (1778).

U kunt zich via deze website aanmelden. U vindt daar ook meer informatie zoals een inschrijfformulier en voorwaarden.

De inschrijving sluit op 15 januari 2022 om middernacht. Daarna zal een jury zich beraden over de inzendingen voor de eerste stadstekenaar van Middelburg en een advies uitbrengen.

Stadstekenklas I, Briët en inundatie

Met groep 6, de andere stadstekenklas, van juf Marjan Rouw van basisschool het Talent uit Middelburg, spraken we vanmiddag over de geschiedenis van de Briët-woningen. Arjen Drijgers van Erfgoedvereniging Heemschut vertelde met afbeeldingen op het digibord over de Tweede Wereldoorlog in Middelburg. Hij kreeg de klas stil en na afloop werden er veel vragen op hem afgevuurd. Over de inundatie bijvoorbeeld: “zwommen er ook haaien door de Baarsjesstraat?” “Er groeiden na verloop van tijd mosselen aan de huizen.”

Na afloop hebben de kinderen ook een houtskooltekening gemaakt over de Baarsjesstraat tijdens de inundatie van 1944. Bedankt stadstekenklas! Alle mooie resultaten zullen aan het einde van het schooljaar tentoongesteld worden.

Eerst de bovenkant van de Briët-woningen in houtskool – foto: L. Labeur
de dakpannen worden niet vergeten – foto: L. Labeur
Briët-woningen met perspectief – foto: L. Labeur
Even checken – foto: L. Labeur
Dan dubbelvouwen en afdrukken voor de spiegeling in het water – foto: L. Labeur
Wat zou er in het water hebben gedreven? – foto: L. Labeur
Kijk juf – foto: L. Labeur
Alle mooie resultaten zullen aan het einde van het jaar tentoongesteld worden – foto: L. Labeur