‘Een flink criticus’

Legaat van A.A. des Tombe aan het Zeeuws Genootschap in 1903 – Zeeuws Museum G1661

Zo werd Willem Jan van den Berghe (1823-1901) in zijn necrologie genoemd, die op 10 juli 1901, een dag na zijn overlijden, in de Middelburgsche Courant verscheen. ‘Met een oogopslag wist hij een goed schilderij van een minder goed te onderscheiden.’ Blijkbaar betrof dat kritisch-zijn vooral zijn eigen werk: ‘hij werkte ijverig en nauwgezet en onder wat hij wrochtte komt zeer veel goeds voor’. Zijn leerlingen wist hij ‘liefde voor de kunst in te boezemen’, ondanks dat de schrijver onder hen vooral middelmaat zag. 

Onvermoeibaar heeft hij zich vanaf zijn definitieve vestiging in Middelburg in 1862 tot aan zijn dood ingezet voor alle initiatieven die tot doel hadden kunst onder het publiek te brengen. Voor  de vereniging Uit het Volk-Voor het Volk en voor het Kunstmuseum liep hij zich blijkbaar het vuur uit de sloffen. Hij wist kunstenaars te bewegen werk naar Middelburg te zenden voor exposities en hielp tentoonstellingen inrichten, waarin ook werk van hem te zien was. Daarbij moet hij dat met veel ‘plichtsbesef’ hebben gedaan, ‘zonder zich op de voorgrond te dringen’. Of dat een keurig eufemisme is om aan te duiden dat andere heren uit de betere kringen uiteraard de eerste viool in dit soort organisaties speelden? Het standsverschil zal voelbaar zijn geweest. 

In 1877 werd Willem Jan van den Berghe de Zeeuwse correspondent voor Vereeniging tot Bevordering van Beeldende Kunsten. Een door de Amsterdamse Maatschappij Arti en Amicitiae in 1845 opgerichte vereniging. Voor ƒ 5,00 kon men lid worden, wat zonder meer jaarlijks recht gaf op een steendruk. Tevens diende het als lot voor de jaarlijkse loterij, waarvoor nieuw werk bij kunstenaars werd aangekocht. Ook dit correspondentschap bleef de kunstenaar tot het levenseind toe vervullen. 

Toen het initiatief om te komen tot een standbeeld voor Frans Hals zich vanuit Haarlem in 1895 over het land verspreidde, was het waarschijnlijk geen verrassing dat W.J. van de Berghe, naast andere heren, in het comité hier ter plaatste zitting kreeg. 

Sociaal betrokken was Van den Berghe ook. In augustus 1875 werd Zuid-Frankrijk getroffen door ernstige overstromingen. De ellende trok internationaal aandacht en ook de kunstsector in de Lage Landen betoonde zich actief. In Antwerpen werd een grote loterij georganiseerd met ingebrachte kunstwerken als prijs. Van den Berghe werd de Middelburgse promotor. Loten waren te koop bij Boekhandel Den Boer en bij hem aan de Londense Kaai H 66 (nu nr 9). De vrijgezelle schilder voerde daar een huishouden met zijn eveneens ongehuwde zuster Catharina Wilhelmina (1826-1912). Uiteindelijk zou de verloting pas in juni 1876 plaatsvinden en het lijkt erop dat niet alle loten een koper hadden gevonden.

Een ander initiatief waar hij zich voor inzette was het St. Nicolaasfeest voor kinderen van min- en onvermogenden in 1889. Maar liefst 1375 kinderen kwamen voor dit feest in aanmerking, waar een dames en een heren comité zich voor inzetten, om niet alleen geld, maar ook ‘in onbruik geraakt speelgoed’ bijeen te brengen voor een heerlijk avondje. 

Wat dr. J.C. de Man aan de groeve over de schilder heeft gezegd, is niet overgeleverd. De necroloog kraakte in de krant een dag na het overlijden alvast een kritisch nootje, want ‘mocht hij –voor een deel als gevolg van zijn eigenaardig karakter- niet door allen op de rechte waarde worden geschat, toch een open plaats nalaat’. 

Arnold Wiggers

W.J. van den Berghe (1823-1901), Koeienlandschap, olieverf op paneel, 23,5 x 34 cm. Schilderij aangeboden begin februari 2022 bij Catawiki en onverkocht gebleven (schatting € 2.400- € 2.700)

Ondertekening stadstekenschap

De ondertekening van het stadstekenschap door striptekenaar Boris Peeters en de voorzitter van de Teeken Akademie Arnold Wiggers – foto: Teeken Akademie
De ondertekening van het stadstekenschap-liefhebber door urban sketcher Christien van Driel en de voorzitter van de Teeken Akademie Arnold Wiggers – foto: T. K. Hoekstra
De ondertekening wordt feestelijk omlijst met ‘Om prijs en Plaats’, een boek over de geschiedenis van de Teeken Akademie – foto: T. K. Hoekstra
‘Om prijs en Plaats’, een boek over de geschiedenis van de Teeken Akademie – foto: T. K. Hoekstra

Landschapsschilder en kunstbevorderaar Willem Jan van den Berghe

De kans is groot dat de kinderjaren van Willem Jan van den Berghe (1823-1901) en zijn zusje Catharina Wilhelmina (1826-1912) door gebrek gekenmerkt zullen zijn. Op papier zag het er bij het huwelijk van hun ouders Pieter Engelz van den Berghe en Elisabeth Laurina de Gruson in augustus 1822 zo slecht niet uit: hij liet noteren dat hij directeur van het weeshuis was en zij particuliere. Overdreven jong waren ze met respectievelijk 34 en 36 jaar ook niet, wat hen in staat zal hebben gesteld wat geld achter de hand te hebben. Helaas. Een paar maanden na de geboorte van zijn dochtertje doet Pieter een dringend beroep op het provinciaal bestuur hem te benoemen op een vrijgekomen plaats op de griffie. Vier jaar lang heeft hij in het Bedelaarsgesticht voor eigen rekening geprobeerd ‘lakens, baaijen en carsaaijen’ te laten weven wat geen succes is geworden. Het zou kunnen dat hij het Armenweeshuis -op de plek van het Gasthuis- in deze jaren bestierde, dat als weeshuis in 1812 verlaten was. Hij is van zijn directeurschap in het gesticht ontheven, zo noteerde een klerk, en bevond zich nu zonder enig bestaan. Aangenomen werd hij niet, ook niet in 1828 toen hij tweemaal solliciteerde. Hij stierf in 1855 als expediteur. Willem Jan was toen al een gerenommeerd kunstschilder. 

Hoe was hij na zo’n start zover gekomen? Als jongeling had hij een kantoorbaantje en bezocht in de wintermaanden de lessen op de Teeken Akademie. Met succes. In 1842 werd hij tot de beste in de eerste klas naar prent uitgeroepen. In 1845 volgde nog een prijs in doorzichtkunde, waarna hij naar Antwerpen vertrok om bij stadgenoot -ook leerling van de Teeken Akademie- Abraham van der Waeyen Pietersz. (1817-1880) te leren schilderen, mogelijk met steun van honoraire en dirigerende leden van de Teeken Akademie. Op een expositie in Brussel in 1848 viel hij in positieve zin op. Tussen 1847 en 1851 maakte hij studiereizen naar de Ardennen, het Zwarte Woud, Beieren en Tirol. Middelburg hield hem in de gaten en zo was er in augustus 1850 van Van der Waeyen en Van den Berghe werk te zien in de Teeken Akademie. Een jaar later werd er weer werk van hem getoond en meldde de Middelburgsche Courant dat hij van zijn reizen was teruggekeerd. Kiezen voor Middelburg deed hij voorlopig niet. Tussen 1853 en 1862 woonde hij in Den Haag, waar hij verder aan zijn oeuvre en reputatie als landschapsschilder werkte.

Herten bij avondlicht, olieverf op paneel, W.J. v.d. Berghe (1823 – 1901) – twentsveilinghuis.nl

Na zijn definitieve terugkomst naar de Zeeuwse hoofdstad zette hij zich waar mogelijk in voor de bevordering van de kunst. In 1864 was er een schilderijententoonstelling in de bovenzaal van het Stadhuis. De criticus van de krant ging kijken. Niet al het werk besprak hij, maar bij Willem Jan van den Berghe bleef hij even stilstaan. Er waren twee werken van hem te zien en ‘het doet ons genoegen deze schilder niet in Tyrol te ontmoeten’. (Toen moest de expositie van 1866 nog komen waar het thema bergen door minstens 3 schilders werd behandeld… ) Hij zag een positieve ontwikkeling in het werk van de kunstenaar. De krant wilde nog wel even kwijt dat ƒ 0,25 als entree toch wel erg gortig was, wilde men ook de gewone man binnenkrijgen. En juist die kunstpromotie lag Willem Jan na aan het hart. (wordt vervolgd)

Arnold Wiggers

Een staartje Worrell

Onder de titel ‘Doorzichtkunde. De Middelburgse schildersfamilie Worrell’ verscheen in De Wete (2022 afl. 1) van de Heemkundige Kring Walcheren een papieren versie van wat al even hier op deze site te lezen was. Een ander medium brengt natuurlijk ook weer andere lezers en ik was bijzonder aangenaam verrast een mailtje te ontvangen van een van hen met de mededeling:

‘… laat ik nu in het bezit zijn van een leuk schilderij gesigneerd A.B. Worrell. Een melkmeisje met een schelphoed op. Een paneeltje van ongeveer 45 x 30 cm.’

A. B. Worrell, Een melkmeisje met een schelphoed op. Olieverf op paneel, 45 x 30 cm – Particuliere collectie

Abraham Bruinings Worrell werd in 1787 geboren en stierf in Engeland vermoedelijk in 1852. Na zijn tweede huwelijk in 1813 vertrok Worrell met zijn Engelse bruid naar haar geboorteland. Hij is vooral bekend van landschappen en genrestukken waarop vele koeien en andere dieren te zien zijn. In die laatste categorie valt het nu gesignaleerde stuk en het is aantrekkelijk te denken dat het tafereel op Walcheren gesitueerd is. 

Het RKD kent 5 schilderijen van hem. Het meest bediscussieerd is ‘Vee bij de rivier, bij Dordrecht met Huis te Merwede op de achtergrond’. Ooit is geprobeerd dit voor een Aelbert Cuyp te verkopen. De datering lijkt met tussen 1780-1799 aan de vroege kant voor iemand geboren in 1787. In elk geval kan het ook als compliment opgevat worden dat men dit voor een Cuyp aanzag. Gezien de populariteit van Cuyp en van dit soort scènes in Engeland is het niet vreemd om te veronderstellen dat dit werk juist voor die markt gemaakt is. Zie ook de tentoonstelling in Dordrecht: ‘In het licht van Cuyp’ (tot 6 maart 2022). Gesigneerd en gedateerd 1825 is de ‘Melkmeid met haar vrijer in een rivierenlandschap’, een genrestukje van het soort waar je tegenwoordig de handen niet meer voor op elkaar krijgt. 

Een niet gedateerd schilderij ‘Koeien met ruiter en koeienhoeder in een landschap’ is het meest verwant met het schilderij dat de lezer van De Wete bezit: hier wordt het al twijfelachtig of dit wel in onze contreien is. Het sluit helemaal aan bij de ‘Cuyp-rage’ in Engeland. Dan zijn er nog ‘Koeien en schapen in een landschap’ uit 1841, dat op het werk van Paulus Potter geënt lijkt en een ‘Landschap met brug, vee en een ruiter’ uit 1845. 

Er zijn meer schilderijen van hem bekend dan het RKD in zijn bestand heeft. Een kleine rondgang op het internet levert zo nog eens zo’n 25 schilderijen op. Zo te zien hangt er geen schilderij van Abraham Bruinings Worrell in een Zeeuws depot of op zaal. Daar kan natuurlijk verandering in komen: nog niet zo lang geleden werd een werk aangeboden bij Catawiki, dat niet verkocht werd. Mogelijk duikt het met al deze belangstelling voor de schilder weer eens op.

Arnold Wiggers

A. B. Worrell, olieverf op paneel – Catawiki

Stadstekenaars in de pers

Afgelopen week verschenen er diverse artikelen in de pers over de verkozen stadtekenaars Middelburg 2022. Een overzicht:

PZC, 5 februari 2022

https://www.pzc.nl/walcheren/japans-monster-verschijnt-ook-in-middelburg-striptekenaar-boris-peeters-wordt-stadstekenaar~ac144a4e/

https://www.omroepzeeland.nl/nieuws/14395127/nieuwe-stadstekenaar-verliefd-geworden-op-middelburg-het-is-zon-mooie-stad

https://www.internetbode.nl/regio/middelburg/354058/stadstekenaars-middelburg-2022-bekendgemaakt

De Stadstekenaars Middelburg 2022 zijn bekend

Boris Peeters, Stadstekenaar Middelburg 2022

‘Jureren is secuur afwegen en doorspreken met elkaar’

Twee jury’s hebben zich gebogen over de 31 inschrijvingen voor de nominatie van Stadstekenaar Middelburg 2022.

De jury van de categorie stadstekenaar-liefhebber heeft 16 inzendingen beoordeeld. Onafhankelijk van elkaar en unaniem is gekozen voor 

CHRISTIEN VAN DRIEL – Stadstekenaar-liefhebber

‘De fijne losse tekeningen zijn bijna alle voorzien van geschreven commentaar, waardoor het plaatje en het afgebeelde meer diepgang krijgt. Het is aanstekelijk en uitnodigend werk met een fijn oog voor details’.

De jury van de categorie stadstekenaar-beroepskunstenaar heeft 15 inzendingen beoordeeld en was eensgezind in haar oordeel:

BORIS PEETERS – Stadstekenaar 

‘De keuze is op Boris Peters gevallen omdat hij een goed uitgewerkt plan heeft ingediend waarin sprake is van een aansprekende eigenheid door het willen zoeken naar verhalen naast het vastleggen in een echte tekenstijl.’

Het bestuur van de Teeken Akademie bedankt beide jury’s bestaande uit Lucy de Graaf, Mick Jansen en Sandra van der Meulen (categorie Kunstenaar uit Liefhebberij) en Monika Dahlberg, Tamara Dees en Marinus van Dijke (categorie Beroepskunstenaar). 

‘Alle inzenders bedankt; er zat zeer veel moois, goeds en sprankelends bij. Vooral blijven doorgaan met tekenen.’

Een jaar lang gaan we Christien van Driel en Boris Peeters volgen. Regelmatig zullen we berichten over het werk van beide kunstenaars op onze website teekenakademiemiddelburg.nl en de sociale media.

(Alle citaten uit de juryrapporten)

Christien van Driel, Stadstekenaar-liefhebber 2022

Albertine Henriëtte Luteijn (1826-1898), particuliere 

Het is in de geschiedenis van de Teeken Akademie zoeken met een lampje naar vrouwen. Van vrouwelijke leerlingen is nooit sprake geweest.

Aan het eind van het bestaan van de academie als school, werd geprobeerd de belangstelling voor de kunst te bevorderen met andere middelen. Van 29 oktober tot 10 november 1866 tussen 10 en 15.00 uur vond in de bovenzaal van het stadhuis een kunsttentoonstelling plaats, georganiseerd door de in 1865 opgerichte ‘Vereeniging tot het regelen en bevorderen van volksvermaken’, het latere ‘Uit het Volk-Voor het Volk’, waarin ook dirigerende leden van de Teeken Akademie fungeerden. Maar liefst 138 stukken, waaronder 70 schilderijen, 14 foto’s en 7 borduurwerken, waren hier te zien. Die laatsten zullen zonder uitzondering door vrouwenhanden gemaakt zijn. Enkele schilderstukken waren ook van vrouwen. Van een verder niet te traceren juffrouw Haenen was een schilderstuk met bloemen te zien, naast een Zwitsers landschap van Albertine Henriëtte Luteijn, een zuster van de thesaurier van de Teeken Akademie Johannes Luteijn.

– Albertine Henriëtte Luteijn (1826-1898), foto uit ca. 1865. – Zeeuws Archief

Johannes en Albertine kwamen uit een groot gezin: er waren 7 jongens en 3 meisjes die volwassen werden. Bijzonder is dat naast Johannes alleen de oudste broer Abraham en zus Augusta Johanna trouwden. Alleen zij kreeg -uit haar huwelijk met Herman Cornelis van der Feen- nageslacht. Inmiddels had Johannes, sinds 1864 de agent van De Nederlandsche Bank, de hand weten te leggen op een viertal panden in de Gortstraat, waarvan hij De Schaepskoye als woonhuis inrichtte en het naastgelegen pand als kantoor benutte. Nog steeds is in de tuinkamer van het woonhuis een uit 1865 stammend schilderij van Albertine te vinden. Een romantisch berglandschap met een gletsjer, een bergstroompje, een vrouw met kinderen en wat geiten. Het is destijds centraal op de schoorsteen in een fraaie, al bestaande omlijsting opgenomen.

Het is niet zeker of dit schilderij in 1866 in het raadhuis te zien was, want van Albertine is in ieder geval nog een berglandschap (1861) bekend. Blijkbaar was het onderwerp erg in trek, want in de expositie was ook nog een Zwitsers berglandschap door één van de gebroeders Pouwelsen te bewonderen, naast een werk van Willem Jan van den Berghe (1823-1901) getiteld Tyrol. De mannen waren gevormd aan de Teeken Akademie en hadden een schildersopleiding aan de Antwerpse academie gevolgd. De Alpen kenden ze uit eigen aanschouwing. Of dat voor Albertine ook gold, is onduidelijk. Helaas is ook niet bekend van wie ze het schildersvak geleerd heeft, maar leermeesters waren er genoeg in haar omgeving. 

Albertine staat in de gemeentelijke administratie als particuliere -dus zonder beroep- te boek. Dames werden niet geacht te werken. Maar ze deed van alles: naast het schilderen schreef ze kinderoperettes, die gedrukt en opgevoerd werden. Maatschappelijk actief was ze ook. Zij was de laatste presidente van het Natuurkundig Gezelschap der Dames dat van 1785 tot 1887 bestond. Daarna heeft ze haar energie onder meer gestoken in de Vereeniging voor Kindervoeding (opgericht op 30 december 1889) die in de wintermaanden warm eten voor behoeftige schoolkinderen verzorgde. ’s Winters bewoonde ze met haar zuster Johanna Petronella (1831-1905) een pand aan de Rouaanse Kaai.’s Zomers togen de dames Luteijn zoals menig gefortuneerde Middelburger naar Domburg, waar zij in 1886-1887 een villa hadden laten bouwen. Broer Willem Daniel, (mede)eigenaar van de bierbrouwerij De Vijfhoek in Middelburg, hield hen daar menig jaar gezelschap, zo meldde het Domburgs Badnieuws

Arnold Wiggers

Zwitsers berglandschap met pastorale scène, schoorsteenstuk Albertine Henriëtte Luteijn, 1865 – rkd.nl

Dirigerend lid Johannes Luteijn

Er was een tijd dat Middelburg de Teeken Akademie ruimhartig ondersteunde. Vanaf de oprichting in 1778 zag het stadsbestuur niet alleen welwillend toe, maar kwam met toelagen over de brug. Niet zo vreemd, omdat de stadsbestuurders ook vaak honoraire en/of dirigerende leden (bestuursleden) waren, afgezien natuurlijk van het gevoelde nut! 

Johannes Luteijn (1828-1912), koopman te Middelburg, op 59-jarige leeftijd, sedert 1863 directeur van het Zeeuwsch Genootschap – Zeeuws Archief, KZGW ZI IV 154-86

In 1817 werd de stad door een Koninklijk Besluit ertoe verplicht de docenten te betalen, waardoor de financiële basis van de academie beduidend steviger werd. Honoraire leden -onder wie ook enkele vrouwen, doch vrijwel uitsluitend ‘weduwen van’- betaalden hun bijdrage (donatie) en droegen zo bij aan de inkomsten van de school. Alleen de mannen onder hen kwamen in aanmerking om voor het leven tot dirigerend lid benoemd te worden. Honoraire leden hadden uitsluitend het recht om de jaarvergadering, tevens prijsuitreiking en mogelijkheid om het werk te bezichtigen, bij te wonen. Binnen het bestuur werden -ook voor het leven- de functies president, secretaris en penningmeester verdeeld. 

Het aantal geschikte kandidaten voor bestuursfuncties in Middelburg was beperkt. Althans, binnen de gegoede stand, waardoor de heren elkaar nogal eens tegenkwamen met een andere ‘hoed’ op. Voor petten was nog lang geen plaats. Een goed voorbeeld was Johannes Luteijn (1828-1912), sinds 1855 thesaurier van de Teeken Akademie. 

Eigenlijk was hij firmant in het effecten- en administratiekantoor Van den Broecke, Luteijn & Schouten, dat in de Wagenaarstraat (E 112) was gevestigd. In de Naamwijzer van Middelburg voor het jaar 1863 wordt duidelijk hoe dicht het bestuurlijk net geweven was. Naast de al genoemde functies was Johannes Luteijn sinds 1859 lid van de directie van het Vrijhandels-entrepôt (in het voormalige VOC-gebouw aan de Rotterdamse Kaai), lid van de Kamer van Koophandel, secretaris-penningmeester van de Commissie tot examineren van varenslieden, bestuurslid van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, penningmeester van de Vereeniging tot bevordering van de tuinbouw in Zeeland en diaken van de Waalse gemeente. Daar kwam in dat jaar 1863 ook nog de benoeming tot directeur (bestuurslid) van het Zeeuws Genootschap bij. 

Een belangrijke carrièrestap maakte Luteijn in 1864, toen hij benoemd werd tot agent van De Nederlandsche Bank in Middelburg als eerste in een rij van chique heren, die op 1 januari 1987 met de opheffing van het agentschap werd afgesloten. Consequentie van de benoeming was wel dat hij uit de firma moest stappen. Het zal de moeite waard geweest zijn.

Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden -vermoed ik- is in het jubileumboek uit 2004 op p. 137 geen foto van Johannes Luteijn terechtgekomen, maar van dr. J.C. de Man. Ook heel interessant, maar in het kader van de Teeken Akademie wat minder. Daarom hier een aantal foto’s van Johannes, waaronder een met zijn echtgenote Catharina de Kanter (1833-1917) met wie hij op 9 november 1855 in haar geboorteplaats Brielle in het huwelijk trad. Over de familie valt -ook artistiek- nog wel wat meer te melden.

Arnold Wiggers

Johannes Luteijn, agent der Nederlandsche Bank te Middelburg – Zeeuws Archief, HTAM, nr ALBUM-1-8
Johannes Luteijn, geboren Middelburg 25 juni 1828, overleden Middelburg 17 september 1912, agent Nederlandsche Bank, zoon van Steven Luteijn en Wilhelmina Suzanna Cornelia Risseeuw, echtgenoot van Catharina de Kanter (gehuwd Brielle 9 november 1855), ovaal – Genealogisch Centrum Zeeland, Collectie Luteijn, nr 38
Johannes Luteijn, geboren Middelburg 25 juni 1828, overleden Middelburg 17 september 1912, agent Nederlandsche Bank, zoon van Steven Luteijn en van Wilhelmina Suzanna Cornelia Risseeuw, echtgenoot van Catharina de Kanter (gehuwd Brielle 9 november 1855) – Genealogisch Centrum Zeeland, Collectie Luteijn, nr 38a
Johannes Luteijn, geboren Middelburg 25 juni 1828, overleden Middelburg 17 september 1912, agent Nederlandsche Bank, zoon van Steven Luteijn en van Wilhelmina Suzanna Cornelia Risseeuw en zijn echtgenote Catharina de Kanter, geboren Brielle 9 februari 1833, overleden Middelburg 31 oktober 1917 (gehuwd Brielle 9 november 1855) – Genealogisch Centrum Zeeland, Collectie Luteijn, nr 38b

J. H. Reijgers, inspecteur van ’s Lands Gebouwen

De oostelijke muur van het Muntplein in de abdij, voor de restauratie in 1890, vervaardiger onbekend – Beeldbank Zeeland recordnr. 181484

Op de laatste dag van januari 1823 kwam Abraham Voerman op 71-jarige leeftijd te overlijden, in leven inspecteur van ’s Lands Gebouwen. Een benoeming voor het leven, een eer die Johannes Hubertus Reijgers (1767-1849) vervolgens toekwam. Hoewel eer? Sinds 1821 was het beheer en het onderhoud van de gebouwen waar ze gebruik van maakte, bij de provincie gekomen. En daar was het geen vetpot. Alles wat enigszins bouwvallig was, werd opgeruimd. De sinds augustus 1826 aangestelde commissaris des konings jhr. Ewoud van Vredenburch signaleerde een ‘buitengewoon havenloze en onbetamelijke staat’ van de huisvesting, waarmee hij zowel de kantoren als zijn eigen woning in het Abdijcomplex bedoelde. Vooral met de voormalige Munt op het Kloosterhof had hij ideeën.

De zuidelijke muur van het Muntplein in de abdij, voor de restauratie in 1890, vervaardiger onbekend, herkomst Inboedel/archief Hendrikse – Beeldbank Zeeland recordnr. 181483

Omwille van die Munt was er al in 1580 flink ingegrepen in de bebouwing rond de Kloosterhof.  Zo waren er doorgangen naar de Groenmarkt en het Koorkerkhof gemaakt. Ten tijde van de Republiek in 1736 hadden de dagelijkse bestuurders uit Vlissingen en Middelburg die in de Abdij hun woning hadden de zo ongeveer aanpalende Kapittelzaal verbouwd tot stal. Onder gouverneur jhr. Van Doorn was in 1819 die stal nog uitgebreid en van een koetshuis voorzien. En de sloop ging door. Volgens Nagtglas ging het zo: ‘… en korte jaren voor zijn dood werd hem (= Reijgers) de post opgedragen van Inspecteur der Landsgebouwen. In die betrekking heeft de goede oude man zich, naar het schijnt, niet kunnen verzetten tegen de aandrang van den toenmaligen gouverneur van Zeeland, om de fraaie booggewelven … te doen afbreken, ten einde den stal van jhr Ewoud van Vreedenburch wat meer licht te bezorgen’. 

Andere bronnen doen er nog een schepje bovenop. De reden om de gewelven op te ruimen was om de koets van de commissaris meer ruimte te geven om te kunnen draaien. Wellicht zullen de andere heren die met hun koets ter vergadering naar de Statenzaal gingen de kaalslag ook hebben kunnen waarderen. Dat het onherkenbaar werd, bewijzen foto’s van voor de restauratie van FrederiksAch, wat is er niet afgebroken voor het autoverkeer in de jaren ’60? 

Waarom Reigers wordt voorgesteld als oude man bij de aanvaarding van het ambt, naast tekenleraar aan de Teeken Akademie, is onduidelijk. Ruim 25 jaar heeft hij de functie van inspecteur vervuld en daarin weldegelijk initiatief getoond. Weliswaar zijn onder zijn bewind in 1826 de kloostergangen voor driekwart voor sloop verkocht en tussen 1827-1833 afgebroken, hij heeft ook minutieus de booggewelven getekend waardoor deze bij de restauraties gereconstrueerd konden worden. Ook werden er delen opgeslagen die bij de eerste opknapbeurt in 1897-1899 herplaatst zijn. 

Plattegrond met de booggewelven in de kloostergang rond het Muntplein (met het in 1827 afgebroken lokaal van de smeltoven) in de Abdij te Middelburg, met aanwijzing van de uitgangen, Johannes Hubertus Reijgers 1790/1827 – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 528

Na zijn overlijden op 12 maart 1849 werd Reijgers in een necrologie in de Middelburgsche Courant geroemd. Dit voorkwam niet dat toen zijn weduwe in 1864 haar negentigste verjaardag vierde, een anonieme oproep in dezelfde krant verscheen met het verzoek aan de vereerders van haar overleden echtgenoot, de ‘niet in onbekrompen omstandigheden’ op de Kinderdijk levende vrouw te ondersteunen, omdat blijkbaar nog de Provincie noch de Teeken Akademie in een weduwenpensioen voorzag en ze zelf geen kapitaal had. 

Arnold Wiggers

Gezicht op een deel van het Muntplein met de kloostergangen van de Abdij te Middelburg 1895 /1905 – Zeeuws Archief, KZGW ZI Prentbriefkaarten 3190