Jac. Prince en Coloriet

Na de Tweede Wereldoorlog tot 1979 bleven de activiteiten van de Teeken Akademie beperkt tot het vooral financieel ondersteunen van verenigingen en instellingen die het tekenen tot hun taak zagen. De tekenclub Onder den Langen Jan ontving ƒ 300 per jaar. Het tekenonderwijs aan de Nijverheidsschool en de Ambachtsschool werd met ƒ 500 per jaar ondersteund. Vanaf 1948 verscheen de vereniging Coloriet in de boeken en verdween Onder den Langen Jan, mogelijk omdat de nieuwkomer de oudere verving. 

‘Jac. Prins in zijn atelier’ – Krantenbank Zeeland, de Stem, 17 oktober 1961

Coloriet werd in 1947 opgericht door een groep amateurkunstenaars met het idee lessen te verzorgen voor liefhebbers. Was de Teeken Akademie niet zo zelf ooit ontstaan? Het initiatief was de dirigerende leden onmiddellijk jaarlijks ƒ 150 waard. Als locatie werd de juist herstelde drukkersgildezaal in de Kuiperspoort gehuurd. De wekelijkse contributie bedroeg ƒ 0,75. Als docent werd Jac[ques] Prince (1927-1973) aangetrokken die daar 1 à 2 maal per week vanaf september lessen verzorgde aan soms wel 25 personen. 

Jaarlijks werd er gedurende een aantal weken rond de jaarwisseling door de leden geëxposeerd. Tot en met het 10-jarig bestaan was dat in de Kuiperspoort. In 1958 was voor het eerst in het Kunstmuseum (Schuttershof) ingezonden werk te zien, maar nu van half tot eind augustus. De opening geschiedde door niemand minder dan H. Pieters, directeur van de Provinciale Bibliotheek én voorzitter van de Zeeuwse Kunstenaarskring, de club van beroepskunstenaars, die lovende woorden voor de amateursector sprak. 

‘In kleuren en lijnen’ – Krantenbank Zeeland, Provinciale Zeeuwse Courant, 11 maart 1961

Bij de opening van de tentoonstelling in 1960 moest de presidente Henny Huser helaas constateren dat behalve Jac. Prince, secretaris B. Schoenmakers en penningmeester P.C. Visser geen van de oprichters van Coloriet aanwezig was. Een teken aan de wand? Als Prince in een artikel in ‘De Stem’ op 17 oktober 1961 genoemd wordt als oprichter van Coloriet en tekeergaat tegen oude-mannen clubs is blijkbaar de maat vol. Namens de vereniging -niet het bestuur- laat P.A. Wesseling op 11 november in dezelfde krant per ingezonden brief weten dat Prince niet de oprichter is en op hùn kosten een eigen atelier voor jongeren in hùn gebouw begonnen is. Hij sluit af met de mededeling dat Prince niet langer betrokken is bij Coloriet.

Coloriet gaat verder onder leiding van Andries Minderhoud en heet voortaan Kuiperspoort, om in 1964 op te gaan in het Zeeuws Instituut voor Kunstzinnige Vorming. 

‘Jonge kunstenaars zijn ontevreden’ – Krantenbank Zeeland, de Stem, 17 oktober 1961
‘Coloriet’ – Krantenbank Zeeland, de Stem, 11 november 1961

In beeldbank Zeeland vindt u meer beeld van Jac. Prince evenals op youtube

De wezen van de Teeken Akademie

Willem (1801-1873) en Martinus (1806-1891) Pouwelsen (ook Pauwelsen) moeten een deel van hun jeugd doorgebracht hebben in het Burgerweeshuis aan het Molenwater in Middelburg. Willem is geboren in Zierikzee, maar een vermoedelijk jong gestorven broertje Antonius werd in Groningen in 1803 katholiek gedoopt, net als Martinus in 1806. Ergens moet er een relatie met de stad Middelburg zijn, anders zouden ze na het overlijden van hun ouders Willem Pauwels(en) en Hendrina Cloosterman niet in het weeshuis opgenomen zijn. 

Willem volgde tekenlessen aan de Teeken Akademie en werd daar tussen 1820 en 1823 elk jaar bekroond voor het tekenen naar prent en naar pleister en in de bouwkunde. In 1826 was hij de beste in het tekenen naar levend naaktmodel. Martinus kreeg in 1822 een aanmoedigingsprijs en ontving in 1825 en 1826 prijzen voor zijn tekenwerk naar prent en pleister. Het tekenen naar naaktmodel ging ook hem goed af, gezien de eerste prijs in 1828.

‘De Nieuwe Aanleg bij de Koepoort te Middelburg, gezien van het N.W.,’ Martinus Pouwelsen, 1825 – Zeeuws Archief, KZGW ZA II 2564

Hier was sprake van ware talenten en dat werd onderkend. F.J. van Vree, regent van de Godshuizen, de organisatie die ook het Burgerweeshuis onder zijn hoede had, bemoeide zich al langer persoonlijk met de opleiding van zijn wezen. Nu vond hij het tijd dat er een vervolgopleiding kwam en ondernam met een aantal Middelburgers in mei 1828 een inzamelactie om een fonds te vormen waarmee eerst Willem en later Martinus aan de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten in Antwerpen hun studie konden voortzetten. De Teeken Akademie ondersteunde met een goed getuigschrift de onderneming. Beide broers bekwaamden zich met succes in de schilderkunst en werden regelmatig onderscheiden tijdens tentoonstellingen. 

‘Markt Middelburg met gezicht op stadhuis,’ Willem Pouwelsen 1839 – Gemeente Middelburg, Stadhuiscollectie Middelburg, nr 64

Veel good will bij de Middelburgse burgerij kregen Willem en Martinus in 1837 toen zij zeven ‘kapitale schilderijen’ en 88 tekeningen beschikbaar stelden voor een loterij onder allen die hen financieel ondersteund hadden in hun vier Antwerpse studiejaren. Gezien het aantal werken waarvan 16 tekeningen speciaal voor deze gelegenheid gemaakt waren en het feit dat de loten af te halen waren, zal de verloting zonder nieten geweest zijn. Vanaf 7 maart waren de werken dagelijks van 10 tot 4 uur te zien in de woning van Van Vree in de Lange Delft. Na een week toeloop was op 15 maart de voor de lotenhouders toegankelijke trekking door twee wezen in datzelfde woonhuis. Gelukvogels zo bleek, want menigeen had hen wat geld toegestopt, dat keurig door de regenten op een spaarbankrekening werd gezet, zo meldde Van Vree op 21 maart in de krant.

‘Ringsteken in Oost-Souburg,’ Willem en Martinus Pouwelsen, 1858 – Afbeelding via PZC / © Reproductie Job Ubbens Art

Toch zouden de broers niet definitief naar Middelburg terugkeren. Willem is er vanaf 1839 tot zeker 1858 actief geweest, gezien onder meer zijn schilderijen van het stadhuis uit die jaren. Martinus is er in 1850 getrouwd en zijn kinderen zijn er geboren. In 1861 waren beiden werkzaam in Antwerpen, waar zij ook overleden zijn. 

Verdwenen gebouwen

Met het vergeten bombardement van 17 mei 1940 verdween ook het laatste tastbare gebouw van Teeken Akademie Middelburg. De Teeken Akademie was toen al enige tijd opgeheven (1867). Het gebouw, ‘Huis Goes’ in de St. Pieterstraat, werd verkocht in 1893. Rond 1909 werd het gedeeltelijk gesloopt om plaats te maken voor een nieuw te bouwen Vrijzinnig Hervormde Kerk. Maar lange tijd was de kenmerkende uitbouw nog wel te zien in het straatbeeld, gelegen tegenover het Annahofje. In de nasleep van de beschietingen en de brand van Middelburg in 1940 werd het beschadigde voormalige gebouw van de Teeken Akademie in zijn geheel gesloopt.

Sint Pieterstraat Middelburg in 1924, met links de uitbouw van de voormalige Teeken Akademie, daarachter de Vrijzinnig Hervormde kerk en rechts de Waalse kerk. C. Steenberg – Monumentenfotografie, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, afdeling Gebouwd Erfgoed, ST-1837
Gezicht in de St. Pieterstraat te Middelburg, na het bombardement – Zeeuws Archief, Historisch-Topografische Atlas Middelburg (HTAM), nr A-757
📷C.P. Snijders, St. Pieterstraat richting Balans – Zeeuws Archief, Verzameling Beeld en Geluid 131-03
Opstand, doorsnede en plattegronden van het gebouw van de Teeken Academie in de Sint Pieterstraat – Zeeuws Archief, Archief Vrijzinnig Hervormde Gemeente

Meer over verdwenen gebouwen van de Teeken Akademie, zie: https://www.teekenakademiemiddelburg.nl/…/de…/

‘De Oostende 17 in zwaar weer’ te koop

‘De Oostende 17 in zwaar weer,’ Jan Frederik Schütz (1817-1888) – Kunsthandel Jan Louter

In de Drvkkerij aan de Markt in Middelburg hangt momenteel, tussen het aanbod van Kunsthandel Jan Louter, het werk ‘De Oostende 17 in zwaar weer’ van de Middelburgse schilder Jan Frederik Schütz (1817-1888). Jan Frederik behoort tot de belangrijkste marineschilders van Nederland, samen met zijn zoon W.J. Schütz (1854-1933). Jan Frederik junior (1863-1926) schilderde ook, maar bleef wat in de schaduw van zijn vader en broer.

Teeken Akademie

Jan Frederik meldde zich pas op 22-jarige leeftijd bij de Teeken Akademie. De docenten waren onder de indruk van de tekeningen die hij kon overleggen en plaatsen hem in de tweede klas ‘naar pleister’. Hij mocht het tekenen naar prent dus overslaan. Aan het eind van het cursusjaar werd hij met de eerste prijs -een prijsboek- onderscheiden en kon hij door naar de eerste klas naar pleister. Dat tweede jaar sloot hij eveneens af met de eerste prijs, nu ontving hij een kleine zilveren medaille, beschikbaar gesteld door de koning. Zijn opleiding was hiermee afgerond.

In deze jaren moet hij ook het schilderen zichzelf eigen hebben gemaakt. Naar eigen zeggen door over de schouder van Willem Pouwelsen (1801-1873) mee te kijken, die op de Markt -waar de weduwe Schütz een potten- en pannenwinkel dreef – het stadhuis schilderde. 

‘Van den Storm in de Stilte’

Zijn probleem met het gehoor heeft hem mogelijk van een carrière als docent aan de Teeken Akademie afgehouden. Wel is hij verbonden gebleven aan de academie, wat waarschijnlijk betekend heeft dat hij naar model kwam tekenen. Doceren deed hij wel, maar dan individueel en thuis. Na zijn huwelijk in 1851 met Maatje Revers (1829-1903) betrok hij een woning aan de Nieuwe Haven. Van hier verhuisde het gezin in 1868 naar de andere kant van het water in het huis ‘Van den Storm in de Stilte’ aan de Kinderdijk (nr. 23). In 1883 werd dit verruild voor nr. 18-20 dat groot genoeg was om drie schilders ruimte te bieden.


Over de schildersfamilie is een fraai boek verschenen, Mary Platier-van Engeland, ‘Van den Storm in de Stilte’. De Zeeuwse schildersfamilie Schütz (1817-1933), (Middelburg, Zeeuwse Katernen, 1998), dat bij de uitgever nog ruim voorradig is.

Een medaille voor Schütz

Jan Frederik Schütz (1817-1888) meldde zich op 22-jarige leeftijd bij de Teeken Akademie. De docenten waren onder de indruk van de tekeningen die hij kon overleggen en plaatsen hem in de tweede klas ‘naar pleister’. Aan het eind van het cursusjaar werd hij met de eerste prijs -een prijsboek- onderscheiden en kon hij door naar de eerste klas naar pleister. Dat tweede jaar sloot hij eveneens af met de eerste prijs, nu ontving hij een kleine zilveren medaille, beschikbaar gesteld door de koning. Zijn opleiding was hiermee afgerond.

Vandaag behoort Jan Frederik Schütz tot de belangrijkste marineschilders van Nederland, samen met zijn zoon W.J. Schütz (1854-1933). De medaille wordt bewaard door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.

Achterzijde medaille uit 1841, eerste prijs Teeken Akademie voor Jan Frederik Schütz – KZGW G1315
Voorzijde medaille uit 1841, eerste prijs Teeken Akademie voor Jan Frederik Schütz – KZGW G1315

De schilderfamilie Worrell (1)

In ‘korte weetjes’ over de Teeken Akademie lieten we vorige week een prijsband van Jan Roeland Worrell zien. Deze week zoeken we op wie Worrell was. Veel leek er niet bekend, daar uit overlevering bekend is dat er werk verloren ging in 1940. Toch stuitten we op een verhaal over concurrentie met dank aan de courant.

De schildersfamilie Worrell 

Jan Roeland Worrell (ook Worel, Worrel en zelfs Weerell gespeld) (1763-1821) behoorde als 15-jarige in 1778 bij de eerste leerlingen van de Teeken Akademie, opgegeven door zijn moeder Maria Constantia Bruynings, weduwe Worrell. In 1780 en 1781 kreeg hij de eerste prijs voor zijn tekenkunde. Hij ontving 2 exemplaren van wat nu de mooiste prijsbanden van Nederland genoemd mogen worden, gemaakt in Middelburg door Jan Dane (overleden 1783). Wat weten we nog meer van Jan Roeland? Zijn grootvader was vanuit Engeland in Zeeland terechtgekomen en daar getrouwd. Zijn vader Roeland Worrell stierf in 1764 aan boord van het VOC-schip ‘Torenvliet’, waar hij opperstuurman was. In februari 1783 kocht hij het huis De Witte Bolle in de Lange Delft B 128 (= tegenover de Herenstraat aan de kant van de HEMA) en in juni van dat jaar huwde hij Adriana Jacoba van der Krap (1761-1813). Veel werk is er van Jan Roeland niet bekend. Uit de overgeleverde beschrijving weten we dat hij in een tweetal gildeboeken familiewapens van gildebestuurders heeft geschilderd. Helaas zijn deze in 1940 verloren gegaan. De schoorsteen in huize Worrell zal gerookt hebben van het aanbrengen van (zelf beschilderd) behangsel en ander binnen schilderwerk en mogelijk buitenshuis, eerder dan door kunstzinnig werk. 

Vier kinderen bereikten de volwassen leeftijd. Abraham Bruinings Worrell, geboren in 1787, zou van hen enige faam als kunstschilder en etser krijgen. Ook hij ging naar de Teeken Akademie en kreeg daar in 1803 een prijs. Pikant gezien vanuit de Teeken Akademie is de advertentie die op 5 oktober 1809 in de Middelburgsche Courant verscheen. ‘De Schilder en Teekenmeester Ab. Bs. Worrell in de Langendelft is voornemens om, met het aanstaande Winter saisoen, des Avonds weder ten zynen Huize Lessen in de Teekenkonst te geven, beginnende den 16 October 1809.’ Vanuit de zaak van zijn vader deed hij dus de toen toch al niet best florerende academie concurrentie aan. En dat was gezien de advertentietekst niet voor het eerst.

Middelburgsche Courant, 5 oktober 1809, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

Zijn tweede huwelijk in Vlissingen in 1813 met de in 1793 in Tring, Hertfordshire geboren Elizabeth Holder zou hem uiteindelijk in Engeland doen belanden. Hier was hij verder werkzaam als Abraham Bruinings van Worrell en overleed daar (vermoedelijk) in 1852. Schilderen kon hij! Opvallend in zijn oeuvre zijn de vele runderen (en andere dieren), naast landschappen en genre stukken. 

Een andere zoon, Jan geheten (ca. 1792-1856), zou na het overlijden van Jan Roeland in 1821 de schilderszaak in de Lange Delft voortzetten. 

Abraham Bruiningh van Worrell (1787-1852) – The Last Shooting Party of Frederick, Duke of York – Royal Collection RCIN 406892

De schilderfamilie Worrell (2)

Jan Jacobus Worrell (1825-1895) zou de laatste Worrell worden die de Teeken Akademie bezocht. Hij was de zoon van Jan Worrell (ca 1792-1856) en Maria Magdalena Meijer (ca. 1800-1832) uit Zierikzee. Jan noemde zichzelf in een advertentie ‘Schilder en Kamerbehanger’ en verkocht in zijn winkel ook schoorsteenstukken, ‘tot zeer civiele prijzen’. In dezelfde advertentie uit 1825 zoekt hij ook een schildersknecht. In de Middelburgsche Courant van 17 augustus 1852 laat hij de lezers weten dat hij ‘ook meubels verschildert, naar alle houtsoorten en in den laatsten smaak’.  

Middelburgsche Courant, 21 april 1825, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

Jan Jacobus had blijkbaar het talent van zijn grootvader geërfd en bezocht de Teeken Akademie, inmiddels gevestigd in de St. Pieterstraat. Tussen 1842 en 1846 won hij jaarlijks prijsbanden, waarvan die voor ‘doorzichtkunde’ (perspectief) uit 1844 in bezit van de ZB is. Met zijn verworven kennis bood hij zich in februari 1849 aan ‘tot het geven van Onderwijs in de Teeken- en Doorzigtkunde’, waarmee ook hij in het vaarwater van de academie kwam, wat later nog eens gebeurd lijkt te zijn. In een anoniem ingezonden stuk in de krant van 10 januari 1852 vinden we het verslag van de eerste vergadering van het jaar 1852 van het ‘teekengezelschap Kunst en Vriendschap’, gehouden de avond ervoor. De bekende schilder Jan Frederik Schütz (ook opgeleid aan de Teeken Akademie) had 12 tekeningen beoordeeld en ‘het verdienstelijk lid’ J.J. Worrell verkreeg de zilveren medaille ‘in het vak van landschapstekenen in de eerste klasse teekenkunde’. Hij won ook nog een prijs als beste tekenaar naar gekleed model. Daarnaast waren er prijzen in het vak bouwkunde. 

Middelburgsche Courant, 10 januari 1852, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

Een jaar later op 8 januari 1853 was er weer een anoniem ingezonden verslag van de vergadering van Kunst en Vriendschap. Jan Jacobus Worrell was nu voorzitter en werd opnieuw onderscheiden met de prijs voor het tekenen naar gekleed model. Na de prijsuitreiking stond voorzitter Worrell namens alle leden uitgebreid stil bij het belang van de Teeken Akademie. Hij betoogde dat allen daar gevormd waren of werden en de academie beschouwden als ‘de oorsprong van hun kunstbestaan’. Kunst en Vriendschap was alleen opgericht om te herhalen en te dienen als oefenschool voor diegenen die alle rangen van de academie eervol hadden doorlopen. Voor een goed verstaander was duidelijk dat hier plooien werden gladgestreken. Het laatste wat we van Kunst en Vriendschap vernemen is in 1857 een aankondiging van een tweedaagse expositie in de Schouwburg, ‘zijnde het nu juist het 10 jarig bestaan van deze Vereeniging’.

Middelburgsche Courant, 8 januari 1853, pagina 2 – Krantenbank Zeeland
Middelburgsche Courant, 1 oktober 1857, pagina 4 – Krantenbank Zeeland

De schilderfamilie Worrell (3)

Op 13 maart 1855 adverteerden vader en zoon Worrell in de krant: Jan deed per 12 maart zijn ‘Schildersaffaire’ over aan zijn zoon Jan Jacobus en bedankte zijn trouwe klanten. De zoon beval zich beleefd bij dezelfde clientèle aan. In 1859 huwde Jan Jacobus te Nijmegen met Janna Buisman (1830-1909) die hij vervolgens meenam naar Middelburg. Regelmatig adverteerden Jan Jacobus en ‘mejuffrouw Worrell-Buisman’ in de Middelburgsche Courant. Zo meldden ze in 1861 dat de zaak van de Lange Delft verplaatst was naar de St. Geertruidstraat H 73 (= Segeersstraat), waar Janna Worrel-Buisman in 1863 haar damesmodezaak opende. Regelmatig werd personeel gezocht voor het huishouden, de schilderszaak en het modehuis. In 1879 werd opnieuw verhuisd, nu naar het adres Lange Noordstraat C 31. 

Middelburgsche Courant, 13 maart 1855, pagina 4 – Krantenbank Zeeland

Van Jan Jacobus Worrell zijn vooral gekleurde tekeningen en aquarellen bekend. Het Zeeuws Genootschap bezit onder meer een drietal tekeningen van de Abdijgebouwen (1847-1852) en van gevels in de stad. Samen met mede Teeken Akademie-leerling fijnschilder Gijsbregt Willem Bergman (1819-1912) haalde hij in 1874 niet alleen de Zeeuwse kranten. In Zeeland was geld opgehaald voor een vol symboliek beladen kunstwerk, dat door de Zeeuwen aan koning Willem III ter gelegenheid van zijn 25-jarig regeringsjubileum op 12 mei 1874 werd aangeboden. Bij dit 92 bij 62 cm grote werk, geplaatst op een tafel, was een begeleidend boek met de namen van de gulle gevers, geordend naar de 112 Zeeuwse gemeenten. Worrell en Bergman tekenden voor de 112 gemeentewapens. 

Het Huis Middelburg en onder de Koorkerkhofpoort de toegang tot het Huis Vlissingen. Gekleurde tekening door J.J. Worrell, 1847 – ZA, KZGW ZI-II-521

Het tekentalent ging in de volgende generatie niet geheel verloren. Marie Charlotte Christine Worrell (1856-1918) werd in 1879 aan de HBS voor meisjes in Den Haag benoemd als lerares handtekenen en ‘de schoonheidsleer’. Zoon Jan (1860) wist zich als 18-jarige te onderscheiden als marmerschilder. Hij en later zijn zoon Jan Jacobus zouden de schilderszaak op verschillende adressen nog tot na de Tweede Wereldoorlog voortzetten.