De familie Ovaa maakt zich nuttig

In het Middelburg van de tweede helft van de negentiende eeuw ontstonden verschillende initiatieven om op verantwoorde manier tot vermaak en ontspanning te komen. Daar was de Zeeuwse hoofdstad uiteraard niet uniek in. Leidende figuren uit de stedelijke samenleving staken de koppen bij elkaar en een waaier aan verenigingen ontstond, naast eerbiedwaardige gezelschappen als het Zeeuws Genootschap, sociëteit De Vergenoeging en andere. Op allerlei manieren werd geprobeerd de bevolking uit de kroeg te houden en wat nuttigs te laten doen. 

Zo was er de Vereeniging voor Volksvermaken die in 1866 en 1868 tentoonstellingen organiseerde in het stadhuis. Particulieren werden opgeroepen om voor de duur van de tentoonstelling werk aan te leveren. Timmerman Jacob Abraham Ovaa wilde eigen werk aanleveren, wat door de samenstellers niet op prijs gesteld werd. Ovaa vermoedde dat zijn sociale status hier bij de heren bestuursleden zwaarder woog dan zijn artistiek kunnen. Jacob Abraham was in 1823 geboren als zoon van timmerman Johannes (Jan) Ovaa en Sara de Vlieger. Zowel vader als zoon behoorden tot de betere leerlingen van de Teeken Akademie. Vader Jan (ca. 1796-1876) ontving tussen 1815 en 1821 prijzen in de bouwkunde, in dat laatste jaar was hij zelfs de primus in de bouwkunde.

Bij het vijftigjarige bestaan van de academie in 1828 behoorde Jan tot de oud-leerlingen van wie werk werd tentoongesteld in Museum Medioburgensis. In de catalogus komt onder nr. 71 ‘Eene Bouwkundige Teekening, in Oost-Ind. Inkt’ van hem voor. 

Zoon Jacob Abraham (1823-1890) blonk ook uit in de bouwkunde en ontving prijzen in 1842 en 1843 en werd aan het eind van het afsluitende jaar 1844 tot primus uitgeroepen. Dat deze timmerman toch wel wat kon blijkt uit de twee grafische werken uit 1868 van de Vlissingse poort. Jongere broer Marinus (1827-1901) moet ook goed kunnen hebben tekenen, zonder dat bekend is of hij dit op de academie heeft geleerd. 

In de in 1865 opgerichte Werkmans-Vereeniging kwamen ‘nuttige oefeningen en uitspanning, bevordering [van] stoffelyke en zedelyke welvaart’ samen met bijstand bij ziekte of overlijden. De Middelburgsche Courant deed uitgebreid verslag van de negende Algemene Vergadering op 3 maart 1875. Er was een sociëteit (in de Koepoortstraat) waar kranten gelezen konden worden, een bibliotheek, een zangvereniging en tekenonderricht. De leiding hiervan was in handen van Jacob Abraham en die werd daarin bijgestaan door zijn broer Marinus. In 1877 volgden 36 personen tussen de 12 en 40 jaar gedurende de winter op drie avonden de lessen. Dat aantal liep in de jaren daarna wat terug en na 1880 is er geen melding meer van de ‘Teekeninrichting’. Vermoedelijk voorzagen de Burgeravondschool en de Ambachtsschool inmiddels in de opleidingsbehoefte. Marinus zou nog lang de penningmeester van de vereniging blijven.

Op 30 juli 1890 overleed Jacob Abraham ‘smartelijk na langdurig lijden’. Op 28 augustus daaropvolgend werd de gemeente voor de Oudheidskamer een ‘schilderstukje van de brand in de Langedelft en Burcht’ aangeboden van de hand van ‘Ovaa’. In de catalogus uit 1910 staat het werk keurig vermeld als ‘Gezicht van den brand van de woonhuizen in de Langedelft, hoek Burgt, 1857’ van Ovaa. Hoe zag het eruit? Was het van Jacob Abraham? Het is niet meer na te gaan.

Arnold Wiggers

Jacob Abraham Ovaa, Vlissingse poort (buitenzijde, met doorkijkje in de Vlissingsestraat), 1868. Tekening in kleur, 33 x 36 cm – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0364b
Jacob Abraham Ovaa, Vlissingse poort (binnenzijde; vanuit Vlissingsestraat), 1868. Tekening in kleur, 33 x 36 cm – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0364a