Stormvloed in beeld

‘[In Vlissingen] steeg de hart verscheurende jammerkreet met een verdubbeld hulpeloos kermen en gillen, dat zich allerwegen deed hooren, van alle zijden ten hemel op, daar de nood ten hoogsten toppunte rees, de woedende Zee alles in hare vaart dreigde mede te slepen of te vernielen en het grimmend gevaar alle redding en uitkomst geheel scheen te verbannen, terwijl de tooneelen van verwoesting en ellende, die zich, toen de dageraad aanbrak en vervolgens, aan het oog vertoonden, alle verbeelding overtroffen.’

Aan het woord is dominee S. van Hoek die de stormvloed beschreef, die Zeeland en andere delen van Zuidwest Nederland in de nacht van 14 op 15 januari 1808 trof. IJselijke taferelen schetst hij. Hoe het water de binnenstad blank zette en vooral in de laaggelegen Paardenstraat en Palingstraat slachtoffers maakte, dat deel van de stad waar de bevolking door de economische malaise toch al zo was getroffen. Beschrijvingen van in bed verdronken vrouwen en kinderen, maar ook dappere reddingen. Zelfs de kat die uren op een richel boven de deur met de snuit boven water had gezeten en zo overleefde, kreeg een plaatsje in zijn boek Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII dat later in 1808 in twee delen bij Loosjes in Haarlem verscheen. Maar liefst 31 slachtoffers waren er in Vlissingen te betreuren, die met naam en straat worden genoemd. Meerdere personen werden in een door de stad betaald massagraf bijgezet, om de toch al berooide nabestaanden kosten te besparen.

Hoe beeldend ook het taalgebruik van Van Hoek, de behoefte aan beeldmateriaal van de ramp bij het publiek was groot. Daar werd in voorzien door 7 gravures als uitklapplaten toe te voegen. De rampbeelden van Vlissingen (4), Veere (1) en Kruiningen (2) werden vervaardigd naar tekeningen van Johannes Hermanus Koekkoek (1778-1851). In 1803 was hij gelauwerd aan de Teeken Akademie als primus in het tekenen naar naakt model. Koekkoek ontwikkelde zich tot een romantisch zeeschilder die teruggreep op voorbeelden uit de Gouden Eeuw èn hij is de stamvader van generaties schilders met de naam Koekkoek, waarvan zoon Barend Cornelis (1803-1862) de bekendste is. Hoewel het her en der in de literatuur als gegeven opduikt, is er geen hard bewijs dat vader of een van de vier schilderende zonen aan de Teeken Akademie tekenles gedurende de winter-avondklassen gevolgd hebben. Wel hebben J.H. en B.C. naar naakt model getekend, maar dit onderdeel kon gevolgd worden door een ieder die over voldoende kwaliteit beschikte, ook zonder opleiding aan de Middelburgse academie. Vader Johannes heeft in de behangselfabriek van Thomas Gaal gewerkt en zal daar zijn talenten verder ontwikkeld hebben, want Thomas Gaal was immers tekendocent aan de Teeken Akademie. En zoon Barend was op 13-jarige leeftijd al zo ver gevorderd dat er werk van hem te zien was op de expositie in de Teeken Akademie ter ere van het bezoek van Willem I in 1817. Wat had die in schoolbanken te zoeken?

Waar de originele tekeningen gebleven zijn is niet duidelijk. Intrigerend zijn drie foto’s uit het voormalige archief van Vlissingen die sterk lijken op gravures uit het boek, maar die beslist niet van de gedrukte versies gemaakt zijn. Naar de originelen?

Arnold Wiggers

Foto, mogelijk van het origineel van de tekening van J.H. Koekkoek die als gravure onder de titel ‘Gezigt naar de Kerkstraat, Steenen Beer en Dok te Vlissingen, 15 january 1808’ in het boek Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII van S. van Hoek werd opgenomen – Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen nr. 8779
Foto, mogelijk van het origineel van de tekening van J.H. Koekkoek die als gravure onder de titel ‘Gezigt van de Palingstraat te Vlissingen op den morgen van 15 january 1808’ in het boek Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII van S. van Hoek werd opgenomen – Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen nr. 8157
Gravure naar een tekening van J.H. Koekkoek, uit: S. van Hoek, Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII (Haarlem 1808) – Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 1751
Foto, mogelijk van het origineel van de tekening van J.H. Koekkoek die als gravure onder de titel ‘Gezigt van de doorbraak der zeedijk en inlage en de polder van Kruiningen in den Nacht van 15 Januarij 1808’ in het boek Natuur- en geschiedkundige beschrijving van den verschrikkelijken watervloed tusschen den xiv en xv van Louwmaand MDCCCVIII van S. van Hoek werd opgenomen – Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen nr. 7686

Een predikant op de avondcursus?

Wie iets uit het (recente) verleden zoekt, is met de Krantenbank Zeeland van ZB Bibliotheek van Zeeland goed geholpen. 2.500.000 krantenpagina’s zijn er inmiddels in terug te vinden en belangrijker: gemakkelijk op een woord te doorzoeken. In het verleden moesten microfiches uitkomst bieden, wat nogal wat van je ogen vroeg. Geen wonder dat er wel eens wat over het hoofd werd gezien of verkeerd gelezen.

Neem nu de prijswinnaar Lambertus Cornelis Meijer, die voor zijn tekentalent tussen 1849 en 1854 werd onderscheiden, volgens opgave in het jubileumboek ‘Om prijs en plaats’. Hij zou predikant zijn geworden of zou hij als predikant bij de avondcursussen zijn aangeschoven? Meijer, geboren in 1807 in Oosterhout en overleden in Leiden in 1885, was inderdaad vanaf 1829 tot 1873 predikant in Hontenisse en is de vermoedelijke tekenaar van een afbeelding van het Hof te Zande uit 1856. Maar leerling aan de Teeken Akademie als 40-plusser? Onmogelijk. Zijn zoon, ook Lambertus Cornelis geheten, dan? Nee, hoewel geboren in 1836, waardoor hij in 1849 op de academie lessen zou kunnen hebben gevolgd, overleed hij al in 1853. 

Lambertus Cornelis Meijer, 1856. Gezicht op het Hof te Kloosterzande, afgebroken in 1857. Links een deel van de Nederlandse Hervormde kerk. Potloodtekening – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 2251

Terug naar de Krantenbank Zeeland. De prijsuitreiking van 1849 is op ‘Teeken Akademie’ snel te vinden. Op 1 september 1849 publiceerde de Middelburgsche Courant de prijswinnaars van dat jaar en wat blijkt: de prijswinnaar heette niet Lambertus maar Lambrecht Cornelis Meijer. Deze Lambrecht Cornelis werd op 17 juli 1834 geboren uit het huwelijk van de gelijknamige vader (1806-1871) en Maria Constantia Worrell (ca. 1798-1857). 

Moeder Worrell was telg uit de bij de Teeken Akademie-volgers inmiddels welbekende familie Worrell. Haar vader was de schilder Jan Roelof Worrell en mogelijk heeft ze het ‘Worrell-talent’ doorgegeven aan haar zoon. Neef Jan Jacobus Worrel (1825-1895) -zoon van haar broer Jan en schoonzuster Maria Magdalena Meijer- adverteerde met lessen, dus mogelijk had hij ook de jonge Lambrecht Cornelis onder zijn leerlingen. En wie weet tekende moeder Maria Constantia ook niet onverdienstelijk!

In het jaar van zijn huwelijk (11-11-1830) had Lambrecht Cornelis, kruidenier van beroep, in maart nog een vreemd akkefietje. Hij had bij een openbare verkoping het hoogste bod uitgebracht op het pand de Kemel op de Varkensmarkt (K 37) maar bleek niet in staat het geboden bedrag bijeen te brengen, waardoor het pand opnieuw geveild werd. 

Varkensmarkt / Vlissingsestraat / Koestraat / Gortstraat, ca. 1970. Rechts (Gortstraat) het pand K 37 – ZB Beeldbank Zeeland, recordnr.135696

Het echtpaar Meijer-Worrell had in 1831 een doodgeboren jongetje, waarna Lambrecht Cornelis het enige kind van het echtpaar zou blijven. Het is aantrekkelijk om te veronderstellen dat hij bij de neef van 2 kanten, Jan Jacobus Worrell, als schilder heeft gewerkt en in diens tekenclub ‘Kunst en Vriendschap’ zijn vaardigheid met het potlood verder heeft geoefend na zijn jaren aan de Teeken Akademie. In de Krantenbank is daarover niets te vinden, net zomin als over zijn overlijden op 9 december 1856, 22 jaar en ongehuwd.

Winter bij Van der Waeyen Pieterszen

Koning Winter laat het afweten in januari 2023 en niet iedereen is daar even rouwig om. We hebben altijd nog de wintertaferelen, zoals die van Abraham van der Waeyen Pieterszen, om in de sfeer te komen en ‘ons te warmen’. 

Abraham van der Waeyen Pieterszen, 1843. Olieverf op doek – Veiling Van Ham Kunstauktionen, Köln (mei 2010)

De schilder Abraham van der Waeyen Pieterszen werd 2 dagen na zijn geboorte (14 mei 1817) in Middelburg als Abraham Pieterze in de burgerlijke stand opgenomen. Zijn vader heette in de akte Anthoni van der Waayen Pieterze en zijn moeder Catharina Pieternella de Bruijne. Dat Van der Waeyen kwam van Anthoni’s grootmoeder van vaderszijde. Bij vonnis van 28 november 1849 van de Arrondissementsrechtbank in Middelburg werd de familienaam officieel Van der Waeijen Pieterszen, mogelijk op aandrang van (jongere) broer Willem Cornelis, die -opgeleid aan de Teeken Akademie- in Den Haag in de bouwkunde carrière zou maken. Eenduidig werd het vervolgens niet: Waeijen en Waeyen werden door elkaar gebruikt. De schilder signeerde overigens zijn werken van voor die datum met ‘A. Pieterszen’ (bijna) ambtelijk correct.

Abrahams geboortehuis stond aan de Dam Zuidzijde (G 93 = nu 56) waar zijn vader kleermaker was.* Tussen 1831 en 1836 ging hij naar de Teeken Akademie, waar hij elk jaar de beste in zijn klas was. Zijn schildertalent ontwikkelde hij vanaf 1837 verder aan de Academie in Antwerpen, waar hij later zijn jongere plaatsgenoot Willem Jan van der Berghe onder zijn hoede zou nemen. 

De lezers van de Middelburgsche Courant van 10 oktober 1843 werden getrakteerd op een overgenomen Antwerpse recensie van een expositie aldaar met onder meer werk van Abraham Pieterszen. De journalist was onder de indruk van een wintergezicht, mogelijk het hierbij afgebeelde. Het jaar daarop was werk in Brussel te zien, wat trots door de Middelburgsche Courant gemeld werd. Ook in de jaren daarna bleef de krant berichten over het succes van Abraham in België.

In 1850 vond in hun geboortestad een expositie plaats van enkele schilderijen van (nu ook officieel) Van der Waeyen Pieterszen en Van den Berghe in het gebouw van de Teeken Akademie aan de St. Pieterstraat. Van 19 tot en met 24 augustus konden ‘honoraire leden en begunstigers’ het werk van de ex-leerlingen bekijken. Eind oktober 1855 werd dezelfde doelgroep uitgenodigd om gedurende enkele dagen in de academie een enkel werk van Van der Wayen Pieterszen te komen bekijken. 

Inmiddels was schilderen niet langer zijn hoofdbezigheid. Sinds 1844 was hij actief in de Protestantse Unie van België. Hij was een van de oprichters van de Vlaamsche Opleidingsschool te Laken, waar Vincent van Gogh in 1878 werd voorbereid op zijn evangelisatietaak in de Borinage. Van der Waeyen Pieterszen bleef met Van Gogh in contact tot zijn plotselinge dood in 1880. Hij was toen predikant in Sint-Maria-Horebeke, waar hij ook begraven is. 

*Dit was ook het geboortehuis van de schilder Toon Pluijmers (1910-1967) die een beurs van de Teeken Akademie genoot.

Arnold Wiggers

afbeelding: Portret van Abraham van der Waeyen Pieterszen te Westerloo door Johannes Tavenraat (1841), uit diens schetsboek – Rijksmuseum RP-T-1994-27-22(R)

Tekentalent met medische aspiraties

Nr. 13: Geboorteakte W.C.V[oorduin]. de Timmerman (1813, Moordrecht)
Nr. 668: Overlijdensakte W.C.V[oorduin]. de Timmerman (1836, Leiden)

Wie de lijsten met prijswinnende leerlingen van de Teeken Akademie zo eens doorloopt, zeker na de Franse tijd, komt zelden zonen uit de besturende bovenlaag tegen. Zeker in het begin lijkt het leerlingenbestand sociaal wat gemêleerder geweest te zijn. Na de bestuurlijke omwenteling in 1795 trokken de opperdirecteuren Van Citters en Van de Mandere zich terug. De eveneens uit de regentenstand afkomstige prijswinnaar Cornelis Duyvelaar was bij de uitreiking in dat jaar absent, wat door de dirigerende leden al ingecalculeerd was: zijn boek gaat naar een ander. 

Bij het 50-jarig bestaan stonden de grote namen van weleer weer gewoon tussen de honoraire (= donerende) leden, maar hun nageslacht volgden de cursussen niet meer. Des te opvallender is dan een dubbele naam zoals W.C. Voorduin de Timmerman die in 1827 de primus was in de hoogste klas naar prent. 

Willem Cornelis was in 1826 toegelaten op de Latijnse school, die nog tijdens zijn schoolperiode werd omgedoopt tot gymnasium. Hij was toen 13 jaar en zal ook in hetzelfde jaar een wintercursus op de Teeken Akademie gevolgd hebben, want hij mocht in september 1827 een prijs in ontvangst nemen. Hij moet beslist getalenteerd zijn geweest, anders zou hij niet in de hoogste klas naar prent hebben kunnen beginnen. Bovendien bleek hij de beste! Tussen de andere jongens zal deze jonge gymnasiast een uitzondering geweest zijn. Hoe kwam hij hier zo terecht?

Zijn vader was Willem de Timmerman (1766-1823) die te boek stond als graanhandelaar. Vermoedelijk had hij familierelaties met de Middelburgse familie De Timmerman, waarvan Pieter de Timmerman (1698-1753) handelaar en directeur bij de Commercie Compagnie een telg was. De dichteres Petronella de Timmerman was diens dochter (ca. 1723-1786). In 1795 trouwde Willem Johanna Maria Kroef (1770-1807) uit Vlissingen. Met haar had hij zeker een dochter. 

In 1811 vinden we hem met zijn nieuwe vrouw, Cornelia Voorduin (ca. 1784-1865), terug in Moordrecht waar hij maire is. In dit gezin was Willem Cornelis de oudste jongen en hij kreeg bij de geboorte inschrijving in juni 1813 als derde voornaam Voorduin mee. De ambtenaar van de burgerlijke stand was een collega maire dus dat zal wel geen enkele discussie opgeleverd hebben: W.C. Verduin de Timmerman. 

Moordrecht werd verlaten. In 1818 werd in Antwerpen een zoon geboren en mogelijk meer kinderen. Vader Willem stierf op 23 maart 1823 in deze stad en zijn weduwe trok ‘in gezegende positie’ met minstens 5 kinderen naar Middelburg, waar ze in augustus van een zoon beviel.

Voor zover het levenspad van de kinderen te volgen is, lijken ze behoorlijk terecht te zijn gekomen. Twee zonen brachten het tot directeur van een gasfabriek (Deventer en Leiden). En Willem Cornelis? In september 1831 deed hij zijn promotie naar de academische lessen, wat betekend zal hebben dat hij in het voorjaar in Leiden aan zijn studie medicijnen is begonnen. Zijn tekenvaardigheid zal hem van pas zijn gekomen, vermoed ik zo. Het kon niet verhinderen dat hij op 4 september 1836 kwam te overlijden, op 23-jarige leeftijd. 

Arnold Wiggers

De carrière gefnuikt

1873 moet een optimistisch jaar geweest zijn: de trein deed nu ook Middelburg aan en het Kanaal door Walcheren lag gereed om scheepvaart te ontvangen. Het kon niet anders, of de welvaart van weleer zou terugkeren, was het gevoel. 

Foto A. Preuninger, 09-06-1870 De leden van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) zijn per stoomboot uit Rotterdam aangekomen en vergaderden te Middelburg. Zij bezichtigden het stationsterrein en maakten een rit heen en weer naar Vlissingen in een trein samengesteld uit een locomotief en zand- en tenderwagens om de spoorweg- en havenwerken te zien. – ZB Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland recordnr. 13383

Burgemeester en Wethouders meenden dat het hoog tijd was om gemeentebouwmeester Cornelis Krijger te bedanken ‘voor de onder zijn opzicht gerealiseerde gemeentewerken’. Ze dachten met name aan de voltooiing van de omvangrijke spoor- en kanaalwerken, het aangelegde rioolstelsel en vernieuwingen aan bruggen en scholen. 45 bestekken en begrotingen voor een waarde van ƒ 330.000 had hij gemaakt en – niet onbelangrijk -de werken onder zijn opzicht waren zonder ongelukken of schade voor de gemeente gerealiseerd. B&W stelde de Gemeenteraad in de vergadering van 1 oktober voor Krijger ƒ 1.000 te offreren. Gezien het traktement van € 1.600 op jaarbasis een bijzonder royaal gebaar.

Een deel van de raad reageerde zuinigjes: Dat kon allemaal wel zijn, maar was er wel iets bijzonders verricht? Wat vond de commissie voor fabricage (gemeentewerken) er eigenlijk van? Die was tegen, zonder dat de bezwaren op papier waren gesteld. Commissielid Snijders gaf alvast een schot voor de boeg door te zeggen dat er ‘bezwaren van kieschen aard’ waren, die hij niet in het openbaar ging zeggen, maar wel aan een vertrouwelijk rapport wilde toevertrouwen. Bovendien werd opgemerkt dat de financiële situatie van de gemeentekas allesbehalve florissant was, wat wel niets met Krijger van doen had, maar toch.  

Dat rapport kwam er en in de zitting van 30 december 1873 werd over de toelage gestemd: de stemmen staakten. Uit de krant is over de inhoud van het rapport en de discussie niets te vinden. Dat wordt wel duidelijk uit de raadsvergadering van 21 januari 1874, waar een ingekomen brief van Cornelis Krijger ter tafel lag. Hij sprak van een ‘streelend genoegen’ om te mogen vernemen dat het dagelijks bestuur zo tevreden met hem was. Minder aangenaam was – zo schreef hij – dat de commissie van fabricage tegen was, want juist met deze commissie moest hij in de dagelijkse praktijk samenwerken. Hij had het rapport ingezien en verweerde zich tegen de bezwaren: te dure plannen, te weinig toezicht, waarin doorsijpelde dat hij zich met andere, niet gemeentelijke zaken bezighield en twijfels over het rioolsysteem. Hoe dan ook, hij bedankte voor een beloning. 

B&W reageerden met intrekking van het voorstel. Dat bracht het raadslid Van Hoek tot het indienen van een voorstel om de jaarwedde van de gemeentebouwmeester met ƒ 200 te verhogen. Een uiterst pijnlijke situatie voor zowel B&W als Krijger, zo analyseert de Zierikzeesche Courant op 28 januari, die opmerkt dat algemeen de klacht is dat stadsarchitecten slecht betaald krijgen. Logisch zo stelde de krant dat ze bijbaantjes nemen om een normaal burgerbestaan te kunnen hebben.

Voordat het nieuwe voorstel eind februari in stemming kwam nam ook nu Krijger het heft in eigen hand. Opnieuw schreef hij een brief naar de raad waarin hij gezien het voorafgaande bedankte voor een verhoging van zijn traktement.

Van Krijger vernemen we verder niet veel meer. Wel werd in een ingezonden stuk in september 1875 de loftrompet over Krijger gestoken vanwege de verbouwing van de school op de Wal. Of het hem opgemonterd heeft? Op 30 juni 1876 stierf hij na ‘langdurig borstlijden’, 46 jaar oud.

Arnold Wiggers