De bouwkundigen Will

Centraal het door G.J. Will in 1859 gebouwde project met 3 woon-winkelpanden op de hoek van de Lange Burg en de Lange Delft. Foto C. Dirksen, ca. 1870 – ZB, Beeldbank Zeeland recordnr. 181460

Gedurende de 19e eeuw zouden nakomelingen van timmerman Johan Hendrik Will en echtgenote Maria Brusselaar hun bouwkundige sporen nalaten in Middelburg, al was het maar op papier. Genoeg stof voor enkele bijdragen in deze reeks.

Johannes George Will werd in Sluis geboren in 1782, maar zou in Middelburg opgroeien. Hij volgde in de jaren 1803 en 1805 en wellicht ook daarvoor en in 1804 gedurende de wintermaanden de lessen bouwkunde aan de Teeken Akademie. Hij sloot die ‘zekere’ jaren als primus de cursus af en zal bij zijn leermeester Willem van Beaumont een goede indruk hebben achtergelaten. Want hoewel de omstandigheden in deze jaren ronduit slecht waren, werd hij in 1808 toch als extra docent bouwkunde aangesteld naast Van Beaumont. Dat zou hij tot 1831 blijven. Daarnaast was hij timmerman, zonder dat duidelijk is of hij een eigen zaak had. In 1814 trad hij in het huwelijk met de Axelse Elisabeth Snoep. De bruid was 57 en de bruidegom 32. Elisabeth overleed in 1829. Een tweede huwelijk sloot hij met Geertruida Jacobs uit Arnemuiden in 1838, op dat moment 45 jaar oud. Bij zijn overlijden ging de erfenis naar zijn broers en de kinderen van zijn reeds overleden broer Christiaan Herbert. Weduwe Geertje hield bij leven het vruchtgebruik van de nalatenschap.

Christiaan Herbert Will was getrouwd met Maria Drakenburg en hun zoon George Jacob (1812-1893) zou zich net als zijn oom en grootvader in het timmeren bekwamen. Uiteraard deed hij dat op de Teeken Akademie. Van zijn oom zal hij vast les hebben gehad, maar of dat aan de Teeken Akademie was, is niet zeker. Immers de enige bekende gegevens zijn dat oom Johannes George in 1831 afscheid nam en George Jacob aan het eind van het seizoen daarop – 1831-1832 – een aanmoedigingsprijs in de tweede klas bouwkunde ontving. Een jaar later kreeg hij weer een aanmoedigingsprijs, nu in de eerste klas. Nu was een zo’n prijs vooral een troostprijs voor nummer twee en dat lijkt hier ook het geval: beide jaren moest hij Johannes Snel voor zich dulden. De zoete wraak zou in 1835 komen toen hij de hoogste onderscheiding voor bouwkunde kreeg.

George Jacob Will begon het jaar erop een eigen ‘Timmer-Affaire’ en wel in de Gortstraat. Niet lang daarna in maart 1837 huwde hij Johanna Pieternella (van Waaijen) Pietersen (1815-1881). Het echtpaar kreeg vijf kinderen, waaronder een tweeling. 

Het bericht over de eerstesteenlegging door burgemeester Paspoort van Grijpskerke op de hoek van de ‘Langendelft en den Langenburg’ op 15 april 1859 is nog wranger dan men destijds kon bedenken. In juni 1857 waren hier drie winkelpanden in as gelegd. Aannemer Will ging hier herbouwen en declameerde bij die gelegenheid een gedicht waarin de regels ‘De steen, door U daar neêrgelegd, Zij nimmermeer door brand geslegt’ voorkwamen. Voor de verslaggever reden om de balk te memoreren die op het verbrande huis Arnemuiden op die plek was aangebracht met ‘God behoede mij voor brand of andere quadere’. ‘Ongelukkig is deze laatste wensch niet vervuld mogen worden!’, zo schreef hij in de Middelburgsche Courant. Ook de nieuwe heilswens van de aannemer zou op 17 mei 1940 gelogenstraft worden.

Arnold Wiggers