Sober en onomkoopbaar

Erasmus II Quellinus, Manius Curius Dentatus, de geschenken hem door de Samnieten aangeboden, versmadende, 1671. Schilderij in 1788 door Isaak Winckelman aangeboden aan de Teeken Akademie. Foto uit de catalogus Lepke, Berlijn, veiling 19-11-1910, kavel nr. 149 – Bron: RKD

Zou Izaak Winckelman met zijn gift in 1788 van het schilderij ‘Marcus Curius Dentatus, de geschenken hem door de Samnieten aangeboden, versmadende’ een signaal hebben willen afgeven? 

Izaak Winckelman (1723-1796) kwam in Vlissingen ter wereld, wat de familie niet weerhield om hem in Middelburg naar de Latijnse school te sturen. Zoals gebruikelijk verliet hij deze school met een in de Wandelkerk uitgesproken oratie, waarin hij toch wel even wilde stilstaan bij zijn geboortestad. De rede heette Laus Flissingae (Vlissings lof). Studeren deed hij vervolgens in Groningen, waar hij promoveerde in de rechten. Terug in Vlissingen bekleedde hij het secretarisambt, werd burgemeester en maakte deel uit van verschillende staatscommissies. In 1771 ontmoette hij zoveel weerstand in de Vlissingse raad dat hij zijn functies neerlegde. Wonen ging hij ’s winters in Middelburg, terwijl de zomers werden doorgebracht op het buiten Triton, vlak bij Der Boede onder Koudekerke. Gehuwd was hij met Magdalena Johanna Schorer en na haar overlijden in 1766 trouwde hij in 1770 de Vlissingse burgemeestersdochter Susanna Johanna de Chuy. In de Middelburgsche Courant komt hij in 1778 voor als commissaris-generaal, wat waarschijnlijk duidde op zijn functie als ontvanger van de 100ste en 200ste penning. Winckelman betrokken bij verschillende genootschappen, waarvan het voorzitterschap van het Zeeuwsch Genootschap, destijds gevestigd in Vlissingen, de hoofdmoot van zijn activiteiten uitgemaakt zal hebben.  

M van Manius (en niet Marcus, zoals zijn naam vaak fout geïnterpreteerd is) Curius, bijgenaamd Dentarius – hij zou met tanden geboren zijn – leefde in de derde eeuw voor Christus en was een Romeins militair en politicus. Afkomstig uit de stand van Plebejers (= niet adelijken) stond hij pal voor deze bevolkingsgroep. In de oorlog tegen de Samnieten zou een delegatie hem hebben willen omkopen, maar de Romeinse veldheer had meer belangstelling voor de rapen die hij aan het roosteren was. Hij heerste liever over de bezitters van goud dan het goud zelf te bezitten, zo zou hij gesproken hebben. In de Romeinse geschiedschrijving wordt zijn onkreukbaarheid en sobere levensstijl geroemd.   

Het schilderij met Manius Curius en de Samnietische delegatie dat Winckelman bij het 10-jarig bestaan aan de Teeken Akademie aanbood was van Erasmus II Quellinus (1607-1678) uit 1671. Deze schilder uit een Antwerpse schildersfamilie was het toonbeeld van de Contra-Reformatie, wat niet wegnam dat hij ook werk heeft geleverd voor het nieuwe stadhuis van Amsterdam, het Paleis op de Dam. Laat hier nu ook van Govert Flinck een net iets ouder schilderij (1666) hangen dat hetzelfde verhaal van Manius Curius en de Samnieten verbeeldt. Om het bij Nederlanders te houden, Jan Steen heeft zich eveneens over de stof gebogen. 

Het schilderij van Winckelman ging in 1902 naar de veiling van Frederik Muller in Amsterdam waar het ƒ 150 opbracht. Koper was F.M. Schaffer. Vervolgens dook het schilderij in 1910 op bij veilinghuis Lepke in Berlijn. Hoewel een kunsthistoricus in 1988 het werk in Antwerpen situeerde, is het na 1910 niet meer afgebeeld wat het ergste doet vrezen. 

Arnold Wiggers