De Houten Gevel uit de Langedelft

Zal Lieven Wouter Agelink begrepen hebben dat Langedelft B 125 (ongeveer tegenover de ingang van de Heerenstraat) in 1816 een bijzonder pand was? Het huis met het beeldje van Petrus tussen de bovenramen had toen als een van de laatste panden in Middelburg een middeleeuwse houten voorgevel. Lieven Wouter was zoals zijn vader Jan Agelink maljenier, wat inhield dat zij kleine ijzerwaren verkochten. Lieven Wouter liet een tekening van de gevel maken met wat bedrijvigheid ervoor en droeg het werk op aan zijn vrouw Adriana Elisabeth Bogaart. De datering is 17 januari 1816. Toevallig? In juni zou ze bevallen van hun eerste kind. 

De tekenaar was Jacob Beverland (1775-1864), die in 1807 door de Teeken Akademie werd bedeeld met een prijs als primus van de eerste klas naar prent. Zijn leven lang bleef hij te boek staan als metselaar, dus gezien zijn leeftijd zal hij dat beroep toen al wel onder de knie hebben gehad. Niet dat hij zich niet verder ontwikkelde: in 1816 en 1817 werd hij op de Teeken Akademie onderscheiden als beste leerling in de bouwkunde. 

De houten gevel aan de Lange Delft te Middelburg B 125 (nu 79), in 1888 geplaatst aan de zijmuur van het voormalige museum van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen aan Achter het Hofplein, hersteld door Cornelis Levinus van Sorge (1817-1893) getekend door Jacob Beverland (1775-1864) in 1816 – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 716

De maljenierszaak van Agelink zou voortgezet worden door Antoni van den Broecke, eerst nog een jaar onder de naam Agelink en Van den Broecke, maar vanaf 1831 onder eigen naam. Wat hun onderlinge betrekking was, is onduidelijk. Van den Broeckes dochter trouwde met de koopman (hij wordt ook ijzerhandelaar genoemd) Leendert van Benthem Jutting, die na de dood van zijn schoonvader in 1870 het pand achter de houten gevel vooral voor opslag gebruikte.

Ook in Zeeland besefte men rond 1860 dat er toch wel erg veel werd afgebroken. Een commissie die ijverde voor behoud van oude gebouwen werd ingesteld om hier wat tegengas te geven. Teeken Akademie leerling Jan Frederik Schütz (1817-1888) maakte in 1863 een tekening van de inmiddels wat treurige gevel zo zonder top. Ondertussen was het wel de laatste houten voorgevel in de stad. De commissie wist in 1875 de gemeenteraad zover te krijgen dat de eigenaar een subsidie ontving voor het herstel ervan. De eerste restauratie in Middelburg was een feit. Het resultaat werd vastgelegd door weer een oud-leerling van de academie en latere tekenmeester aan de Burgeravondschool Cornelis Levinus van Sorge (1817-1893). Hoewel er goed werk geleverd werd, waren enkele ingrepen achteraf gezien minder gelukkig, zoals de kleur ossenbloedrood, die de gevel nooit gehad had. 

De houten gevel aan de Lange Delft te Middelburg B 125 (nu 79), in 1888 geplaatst aan de zijmuur van het voormalige museum van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen aan Achter het Hofplein, hersteld door Cornelis Levinus van Sorge (1817-1893) getekend door Jan Frederik Schütz (1817-1888) in 1863 – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 717

Als Van Benthem Jutting in 1887 komt te overlijden en de vraag naar winkelpanden in de Langedelft groter wordt, besluit zijn weduwe Pieternella Johanna van Benthem Jutting-van den Broecke de gevel te vervangen voor iets moderners dat als winkel dienst kan doen. De gevel schenkt ze aan het Zeeuws Genootschap, mits deze de verplaatsing betaalt. Die monteert de gevel aan de zijkant van zijn zojuist verworven pand aan de Wagenaarstraat. Ondanks vandalisme, een discutabel plan tot herplaatsing en dankzij een restauratie in 1990 en 2015 is de laatste Middelburgse houten gevel aan Achter het Hofplein nog steeds te zien. Iets, dat in ieder geval niet zo geweest zou zijn als hij in de Langedelft was blijven staan…

Arnold Wiggers

De houten gevel aan de Lange Delft te Middelburg B 125 (nu 79), in 1888 geplaatst aan de zijmuur van het voormalige museum van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen aan Achter het Hofplein, hersteld door Cornelis Levinus van Sorge (1817-1893) van wie ook de tekening uit 1875 is – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 718

Zie ook: J.H. Kluiver, De middeleeuwse houten gevel Wagenaarstraat 1 te Middelburg. Geschiedenis en restauraties. In: Archief. Mededelingen van het KZGW, 1992, p. 33-55

Stadstekenmeester Jacobus Pelgrom (1811-1861)

Gezicht op de stad Middelburg, gezien van de haven, met een deel van de Rouaansekaai, en links een man met juk en hond. Een inkttekening, gewassen in kleur, vervaardigd door J. Pelgrom in 1859/1861 – ZA, KZGW ZI II 279

Waar mogelijk bleef Middelburg in de negentiende eeuw zich beroepen op haar glorieuze verleden. Een tekenschool was weliswaar voldoende voor een stad van die omvang, maar er was nu eenmaal een heuse Teeken Akademie en voor de kwaliteit ervan stond men, als de financiën het toelieten. In 1857 ontstond een vacature tekenmeester naar pleister en de dirigerende leden gingen onmiddellijk op zoek naar een gediplomeerd opvolger. Van de vier kandidaten voldeed Jacobus Pelgrom het best. 

Deze Amsterdammer was in zijn geboortestad opgeleid aan de academie, waar o.a. Cornelis Kruseman en Jan Willem Pieneman zijn leermeesters waren. In zijn studietijd maakte hij een reis naar de Schotse Hooglanden. Tot 1842 werkte hij in Amsterdam, waarna hij naar Oosterbeek verhuisde. Vanaf 1848 was hij actief als stadstekenmeester: eerst in Zaandam (waar zijn eerste echtgenote overleed en hij achterbleef met 3 kleine kinderen), daarna vanaf 1850 (na een tweede huwelijk) in Zutphen en vervolgens vanaf 1854 in Arnhem. 

Pelgrom werd door de dirigerende leden voorgedragen en door B&W van Middelburg in 1858 benoemd. In april 1859 was er werk van Pelgrom te zien in het academiegebouw in de St. Pieterstraat. Een viertal kleinere werken en drie grote: een wintergezicht in de Alpen, een gezicht bij Arnhem en een storm bij Hardenstein aan de Ruhr. Vooral dat laatste schilderij trok de belangstelling door de treffende wijze waarop het geschilderd was. De rotspartijen getuigden van een getrouwe studie van de natuur, zo schreef de recensent in de Middelburgsche Courant. De Romantiek bloeide en Pelgrom had hier blijkbaar een snaar bij het modebewuste publiek getroffen. Wellicht betaalde de reis naar het Ruhrgebied en Heidelberg zich in dit schilderij uit. Van een reis naar de Alpen is nergens sprake, zodat het Wintergezicht in de Alpen mogelijk minder natuurgetrouw was, voor zover kunstbeschouwers in Middelburg hier een oordeel uit eigen aanschouwing over konden hebben. 

Een Gezicht bij Arnhem dat wellicht in Middelburg heeft gehangen, was tot voor kort te koop bij een kunsthandel in het land. Mogelijk is het schilderij Veemarkt uit 1847 dat daar nog te koop is, ook een resultaat van zijn reis naar Duitsland. Eigenlijk een ‘modern’ schilderij met de restanten van de oude agrarische samenleving in de vorm van een kleurige veemarkt op de heuvelige voorgrond en de nieuwe tijd met lustig rokende grauwe industrieschoorstenen in het stroomgebied van een rivier (Ruhr?) op de achtergrond. Het is verleidelijk om hier een kunstzinnig commentaar op de industrialisatie in te zien. 

Veemarkt, Jacobus Pelgrom, 1847 – simonis-buunk.nl, geraadpleegd op 23 augustus 2021

In 1860 was er weer werk van Pelgrom te zien, waaronder nu ook Walcherse thema’s, wat de recensent weliswaar beviel, maar niet met alles was hij even gelukkig: soms was het hem wat te bont. Het Zeeuws Genootschap bezit een serie gewassen tekeningen van Pelgrom die veelal nu verdwenen gebouwen in de stad en omgeving (Popkensburg) tonen. Het is onduidelijk waarom Pelgrom al in juli 1861 ontslag vroeg, wat hem door B&W eervol verleend werd. Passen doet het wel in het rijtje van kortstondige betrekkingen van de kunstenaar. Hij toog met vrouw en 6 kinderen naar Amsterdam en stierf daar nog voor het jaar om was, 50 jaar oud.

Arnold Wiggers

Kunsten en Wetenschappen in Middelburg in 1867

Zegewagen 75 Kunsten en wetenschappen uit de Allegorische Optocht, gehouden te Middelburg den 9n Juli 1867, ter gelegenheid van de start van de spoorweg- en kanaalwerken op Walcheren. Albuminedruk 90 x 50 mm (carte-de-visite). J. W. Gerstenhauer Zimmerman, 1867 – Zeeuws Archief Verzameling Beeld en Geluid, inv. nr. 380-381 nr. 31

Beetje donker die foto die J.W. Gerstenhauer Zimmerman gemaakt heeft van de praal- of zegewagen nr. 75 uit de allegorische optocht ter gelegenheid van de spoor- en kanaalwerken op 9 juli 1867. Wat was er eigenlijk te zien op de ‘Zegewagen Kunsten en Wetenschappen’? Volgens de Feestwijzer waren er voorwerpen van kunst en wetenschappen aanwezig en verder veel symboliek.

‘Op de stralen zijn de namen van Nederland’s vermaarde mannen als die van de dichters Vondel en Tollens, van den beroemden geneeskundige Boerhaave, van den bouwmeester van Campen, van de kunstschilders Rembrandt en Koekkoek, van den waterbouwkundige Leeghwater, van den godgeleerde Desiderius Erasmus, van den ingenieur Schraver en van den beroemden acteur Andries Snoek’. 

Om met de laatste te beginnen: podiumkunstenaars, zeker als ze rond 1800 hun glorietijd hadden, zijn wel uit het collectieve geheugen gevallen. De combinatie Rembrandt – Koekkoek is er een uit verschillende divisies: B.C. Koekkoek, Middelburger, is veruit de beroemdste leerling van de Teeken Akademie, maar op gelijke hoogte? 

Waterstaatsingenieur Andries Schraver was ook een Zeeuw, maar een Schraverstraat heb ik niet kunnen vinden. En waar is Cats? Hij werd in de negentiende eeuw nog herdrukt! 

Detail titelpagina van de ‘Feestwijzer voor de viering van den aanvang der spoorweg en kanaalwerken op het eilande Walchere, te Middelburg op den 9 en 10 juli 1867’ – Altorffer, J.C. & W Middelburg, 1867

De Feestwijzer gaat over op de Middelburgse verenigingen.

‘De pijlers dragen schilden, waarop de namen van instellingen ter dezer stede als: Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Natuurkundig Gezelschap, Middelburgsche afdeeling der maatschappij V.W. en het muziekgezelschap ‘Uit Kunstliefde.’ De draperieën zijn beschilderd met de symbolen van kunst en wetenschap; in het midden een schild met het opschrift ‘Toonkunst’, en aan de andere zijde een schild met het opschrift ‘Muziekgezelschap Uit kunstliefde’, terwijl aan het begin van den wagen een schild met de opschriften ‘Teeken-akademie en Industrieschool’ en aan de keerzijde ‘Tot oefening en uitspanning’ en ‘Koraalvereeniging’.

De Teeken Akademie en de wetenschappelijke clubs bestaan nog, net als de de zangvereniging Tot Oefening en Uitspanning uit 1834, die inmiddels net als het Genootschap Koninklijk is. Al vroeg was er een verband met de landelijke Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst (1829) die in Middelburg een afdeling had. De Koraalvereeniging was een initiatief uit 1864 van Toonkunst en wilde het koraalgezang dwars door alle kerkgenootschappen bevorderen, inclusief de israëlitische gemeente. De landelijke MBT bestaat nog, maar de Koraalvereeniging lijkt in de verzuiling ten onder gegaan. De orkestvereniging Uit Kunstliefde stamde uit 1826 en concerteerde vanaf 1839 in de concertzaal aan de Groenmarkt (Abdij). Met het overlijden van de stadsmuziekmeester Willem Remigius Ceulen (1806-1868) die de leiding had, verliep de vereniging. 

Blijft nog de Maatschappij V.W. Rond deze vereniging hing veel geheimzinnigheid, zoals ook rond de vrijmetselaarloges. Opgericht in 1806 in Amsterdam, kwam er in 1818 een Middelburgse afdeling die waarschijnlijk met de moederinstelling rond 1902 of al eerder werd opgeheven. De latere naam Kunst en Wetenschap bevorderende Maatschappij V.W. onder de zinspreuk Vooruitgang door Wetenschap geeft wel enig inzicht in de bedoelingen, al liet men de wetenschappen graag aan het Genootschap over. In Middelburg waren vooral middenstanders lid, die hier hun eigen service-club met een cultureel randje hadden, nota bene gedurende lange tijd in de bovenzaal van Sociëteit De Vergenoeging aan de Grote Markt, ook zo’n trefpunt voor het o zo gelaagde Middelburg.

Arnold Wiggers

uit de ‘Feestwijzer voor de viering van den aanvang der spoorweg en kanaalwerken op het eilande Walchere, te Middelburg op den 9 en 10 juli 1867’ – Altorffer, J.C. & W Middelburg, 1867

De ‘trein’ van 9 juli 1867 door Gerstenhauer Zimmerman

De komst van de spoorlijn naar Vlissingen en de daarbij horende kanaalwerken (Kanaal door Walcheren) bracht in 1867 een boel opwinding in de Zeeuwse hoofdstad. Eindelijk, hoopte men, zou de welvaart terugkeren! De verwachtingen waren hoog gespannen. De Vereeniging tot het regelen en bevorderen van volksvermaken organiseerde een allegorische optocht om het glorierijke verleden en de ongetwijfeld zonnige toekomst te symboliseren. Een twaalftal versierde wagens met zinnebeeldige voorstellingen (en de nodige reclame) trok, afgewisseld met ruiters, vaandels en enkele open rijtuigen met iedereen die belangrijk was, door de stad. Jan Wendel Gerstenhauer Zimmerman (1816-1887) heeft er een fraaie tekening van gemaakt, die in kleur -steendruk- te verkrijgen was als uitslaande plaat in een uitgave van Altorffer. Een uitsnede staat in ‘Om prijs en plaats’ p. 131, waar het onderschrift blijkbaar weggevallen is. 

Allegorische Optocht, gehouden te Middelburg den 9n Juli 1867, ter gelegenheid van de start van de spoorweg- en kanaalwerken op Walcheren. Ingekleurd, steendruk van J. W. Gerstenhauer Zimmerman, 1867 – Zeeuws Archief, HTAM H-6

Gerstenhauer Zimmerman was op uitnodiging van de Teeken Akademie naar Middelburg gekomen om (portet)schilder- en tekenlessen aan huis te geven. Blijkbaar was er met het vertrek uit Middelburg van de gebroeders Pouwelsen een voelbaar gebrek aan docerende schilders ontstaan. De Teeken Akademie zelf voorzag immers niet in schildercursussen. December 1861 vestigde hij zich aan de Kinderdijk. Zijn benoeming aan de Teeken Akademie volgde in 1862, waar hij als opvolger van Jacobus Pelgrom tekenen naar pleister doceerde. Daarnaast bleef hij thuis tekenlessen verzorgen, voor jongemannen en jongejuffrouwen afzonderlijk -uiteraard-, zo adverteerde hij.

Middelburgsche Courant, 10 december 1861, pg. 3 – Krantenbank Zeeland

Een aantal getekende portretten en tekeningen van gebouwen van zijn hand werden via steendruk vermenigvuldigd, waardoor hij ook als lithograaf bekend staat. Vanaf 1865 begon hij professioneel te fotograferen, want in maart van dat jaar opende hij een portretfotoatelier, zo liet hij in de Middelburgsche Courant weten. Bij zijn verhuizing naar de Seisdam in 1868 waarschuwde hij zijn clientèle dat hij de clichés uit 1866 en 1867 ging opruimen, dus men kon zijn slag slaan voor een laatste afdruk. Voor de negatieven valt het ergste vrezen … In dat eerste jaar volgde ook zijn benoeming als tekenleraar aan de nieuwe Burgeravondschool, de opvolger van de Teeken Akademie. Met zijn camera heeft Gerstenhauer Zimmerman op Walcheren vele, nu verdwenen gebouwen vastgelegd. Ook tijdens de optocht op 9 juli 1867 heeft hij gefotografeerd. Vermoedelijk heeft hij alle 12 ‘zegewagens’ op de foto gezet. Van 8 resteren in het Zeeuws archief nog exemplaren. Gezien de steendruk van de optocht zou hij deze vast graag dynamischer hebben willen vastleggen als dat technisch gekund had. Nu moest hij voor beweging en overzicht teruggrijpen op het aloude, maar fascinerende tekenen. Na in 1870 naar de hoek Koepoortstraat-Zuidsingel verhuisd te zijn, trok hij in 1871 verder naar Rotterdam waar hij zijn atelier voortzette. Zou hij voorvoelt hebben dat de infrastructurele werken op Walcheren toch niet dat succes zouden worden wat men ervan gehoopt had?

Tekst Arnold Wiggers, beeldonderzoek Arnold Wiggers en Liesbeth Labeur

Een fotografisch zelfportret van J. W. Gerstenhauer Zimmerman staat in:
Adri Verburg en Josephine van Bennekom, In Zeeuws licht gevangen. Fotografie in Middelburg 1842-1870 (Middelburg 1994) p. 53

Zegewagen 75 Kunsten en wetenschappen uit de Allegorische Optocht, gehouden te Middelburg den 9n Juli 1867, ter gelegenheid van de start van de spoorweg- en kanaalwerken op Walcheren. Albuminedruk 90 x 50 mm (carte-de-visite). J. W. Gerstenhauer Zimmerman, 1867 – Zeeuws Archief Verzameling Beeld en Geluid, inv. nr. 380-381 nr. 31, geraadpleegd dd. 6 aug. 2021
Concordans tussen nummers van de ‘Zegewagens’ in Feestwijzer voor de viering van den aanvang der spoorweg en kanaalwerken op het eiland Walcheren, te Middelburg op den 9 en 10 juli 1867, z.p., z.j., (nummers ook vermeld in: G.N. de Stoppelaar, De Zeeuwsche spoorwegfeesten, Middelburg 1867. In beide werken ook een korte beschrijving van alle elementen van de allegorische optocht) en de foto’s van J.W. Gerstenauer Zimmerman (ZA Verzameling Beeld en Geluid, inv. nr. 380-381). Vergelijk ook de steendruk van Gerstenhauer Zimmerman, aanwezig in ZA, Historisch Topografische Atlas Middelburg H6, geraadpleegd dd. 6 aug. 2021
Zegewagen 26 Zeevaart MCC uit de Allegorische Optocht, gehouden te Middelburg den 9n Juli 1867, ter gelegenheid van de start van de spoorweg- en kanaalwerken op Walcheren. Albuminedruk 90 x 50 mm (carte-de-visite). J. W. Gerstenhauer Zimmerman, 1867 – Zeeuws Archief Verzameling Beeld en Geluid, inv. nr. 380-381 nr. 24

Een journalist vraagt zich af

Kunstmuseum in Schuttershofstraat 1887, vervaardiger onbekend – Beeldbank Zeeland

‘Nu door het nieuwe schilderijen-museum in het Schuttershof zoowel als door de oprichting der Kunstclub (waarvan Schütz een der ijverigste leden was) meerder opgewekt leven op dit gebied der kunst zich gaat openbaren, zou de vraag overweging verdienen, of de fondsen der zoogenaamde Teeken-academie, dat hoofd zonder romp, niet praktischer zijn te gebruiken dan door ze jaar in jaar uit te laten vermeerderen. En dan: hoe moet ’t gaan, wanneer eenmaal niet meer eenige welwillende en nauwgezette heeren zich aanbieden om de zaken der schijndoode waar te neemen?’

Hier spreekt de journalist W.N.F. Sibmacher Zijnen (1859-1926), Middelburger van geboorte, in een noot in zijn necrologie van Jan Frederik Schütz (1817-1888) in de Middelburgsche Courant. Schütz behoorde tot een van de bekendste leerlingen van de Teeken Akademie en Sibmacher Zijnen meende dat hij de lezers in 1888 -ruim 20 jaar nadat het onderwijsgeven gestaakt was- nog eens moest uitleggen in een soort terzijde in het artikel wat dat ook alweer was: Teeken Akademie. Dat doet hij verdienstelijk. Helemaal nauwkeurig is hij overigens niet, want hij laat de Teeken Akademie van de Stads-Waag op de Balans meteen naar de St. Pieterstraat verhuizen, waartussen toch echt de periode in het Museum Medioburgensis in de Latijnse Schoolstraat (1787-1840) zat. 

De vraag wat de Teeken Akademie zou kunnen doen, nu het geen onderwijs meer verzorgde, werd niet voor het laatst gesteld. Wat hebben de dirigerende leden niet al voor initiatieven ontplooid sindsdien? Beurzen, kunstprijzen, projecten voor scholen, een prachtig boek en nu de Stadstekenaars. Het kapitaal heeft niet voor niets gerendeerd!

Middelburgs Kunstmuseum gezien richting Schuttershofstraat, T. Kannegieter, 1964 – Beeldbank Zeeland

Met het Kunstmuseum in het Schuttershof is het vanaf het begin in 1888 tot de opheffing in 1961 hangen en wurgen gebleven. Het begon al met het gebouw, waarvan het lekkende glazen dak steeds weer problemen gaf. De organisatie liet ook te wensen over: de openstelling was minimaal en in de zalen vonden ook andere activiteiten plaats, die het nodige ongewenste gesjouw met de stukken met zich meebracht. Doorslaggevend in de mislukking was de programmering: het ontbrak aan spraakmakende kunst in eigen bezit en wisseltentoonstellingen. Het schilderijenbezit van de Teeken Akademie werd er in 1902 maar weggehaald en verkocht. Dat laatste was wellicht niet het meest doordachte. De ‘Kunstclub’ in het artikel heette officieel de Kunstvereeniging, waarover verder weinig bekend is, wat te denken geeft. Nee, dan die ‘welwillende en nauwgezette heeren’: die bleven zich aanbieden en met Inge Garschagen in 1980 kwam ook de eerste vrouw in het bestuur. Schijndood? Op naar de 250.

Arnold Wiggers