Cornelis Levinus van Sorge

Rijksprijspenning (‘vanwege de koning’) voor tekenscholen. Uitgereikt aan C.L. van Sorge in 1850, als primus in de bouwkunde aan de Teeken Akademie te Middelburg. Doorsnee: 5 cm. Medailleur: David van der Kellen – Zeeuws Museum, Collectie Zeeuws Genootschap Gm1629

De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen uit 1784 kreeg in 1793 een Middelburgs departement. Al in 1796 begon het bestuur daarvan een school voor minvermogenden. Ook vervolgonderwijs werd gestimuleerd. Uit het overgebleven archief blijkt dat 154 jongens tussen 1825 -1844 door ’t Nut werden voorgedragen voor een plek op de avondcursussen van de Teeken Akademie. Eenmaal geplaatst betekende dat ’t Nut de kosten voor zijn rekening nam. 

In 1834 stond ook Cornelis Levinus (1817-1893) van Sorge op de lijst, 17 jaar. Zijn ouders waren de turfkruier Cornelis van Sorge (ca. 1772-1840) en Anna Cornaey (ca. 1775-1828). Hij had bij meester Reijers op school gezeten, voor rekening van ‘het fonds’. Daarna was hij bij Johannes Cornelis Verhoeff in de leer gegaan waar hij het schrijnwerken (het fijnere timmerwerk) leerde, wat hij nu al vier jaar deed. Op 22 september 1834 werd een voordracht gedaan, die echter door de dirigerende leden van de Teeken Akademie niet werd gehonoreerd. Aangetekend staat dan nog dat hij in 1835 en 1836 zich niet opnieuw heeft aangemeld, waardoor hij geschrapt werd als potentieel ‘Nut-leerling’.

Toch zal hij aangenomen zijn. Aan het eind van het schoolseizoen 1834-1835 werd Cornelis Levinus van Sorge onderscheiden als primus in het tekenen naar ornament. Het schoolgeld moet op een andere manier betaald zijn. Dat zou zijn patroon Verhoeff gedaan kunnen hebben. Na zijn kinderloze overlijden in 1854 was er een erfenis van een kleine ƒ 80.000 te verdelen. 

De carrière van Van Sorge ontwikkelde zich toch een andere kant op. In 1843-1844 volgde hij de 2e klasse bouwkunde. Net niet de beste kreeg hij tijdens de jaarvergadering op 26 juli 1844 de aanmoedigingsprijs uit het legaat Daniel Steven Schorer. Drie jaar later in 1847 was hij in dezelfde klas wel de beste. Het jaar erop mocht hij als de primus bouwkunde een zilveren medaille namens de koning in ontvangst nemen. Sterker, in dezelfde 70ste jaarvergadering in 1848 werd hij een tweede keer naar voren geroepen, nu als primus in de doorzichtkunde (perspectief). Met de grote zilveren medaille ‘van ’s koningswege’ werd hij in 1850 opnieuw als primus in de bouwkunde onderscheiden. Er zou nog een medaille volgen.

De doorzichtkunde bleef Van Sorge interesseren. Een aantal oud-leerlingen organiseerde samen met enkele leerlingen in 1855-1856 een bijzondere klas in de doorzichtkunde die ter afsluiting ook naar prijs tekenden. Hun leermeester Johan Jacob Frederik Grauss gaf hun tot opdracht een overdekte badplaats te ontwerpen. Voor deze klas werd een speciale vergulde medaille ontworpen, die aan Van Sorge werd toegekend. Te boek staat Van Sorge als timmerman, maar hij was ook in overheidsdienst als gemeentelijke bouwopzichter en als tekenmeester verbonden aan de Avondschool, de opvolger van de Teeken Akademie na 1867.

Cornelis Levinus van Sorge huwde tweemaal: in 1851 met de hoedenmaakster Wilhelmina Cornelia Vlieger (ca. 1813-1887) en in 1888 met Pieternella Helena Stades. Beide huwelijken bleven kinderloos. Bij zijn overlijden was er aardig wat onroerend goed te verdelen onder de erfgenamen. Dat waren zowel de kinderen uit een eerder huwelijk van zijn weduwe, als neefjes en nichtjes van zijn eerste vrouw en van hem zelf. De memorie van successie krioelt dan ook van namen en percentages, wat gezien de vele aantekeningen, voor hoofdbrekens heeft gezorgd.

Arnold Wiggers

C.L. van Sorge, De houten gevel aan de Lange Delft te Middelburg B 125 (later 79), in 1888 geplaatst aan de zijmuur van het toenmalige museum van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen aan Achter het Hofplein, hersteld door C.L. van Sorge. Gewassen tekening, ca. 1875 – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0718