De ene Frederiks is de andere niet

Middelburgsche Courant, 18 maart 1856, pagina 3 – krantenbank.nl

J.C. van Schagen schreef het al: het kriebelt van de J.C.’s in de familie Frederiks. Hij was zelf ook een nazaat. (Zeeuws Tijdschrift, 01-01-1975, p. 23). Het verhaal is vaak verteld, o.a. door Nagtglas: de komst met Wilhemina van Pruisen voor haar huwelijk met Willem V van de stamvader Johan Samuel Friederichs in 1767, de mislukte carrière op het Loo en dan het succes in Serooskerke als tuinman bij Daniel Tulleken op Huis ter Mee. Een van de zonen uit het huwelijk met Susanna Crucq heette Johannes Christiaan, werd notaris te Oostkapelle en vader van vele kinderen. Toch gaat dit verhaal niet over hem, maar over Jacobus Cornelis, die in 1827 in de 4e klasse bouwkunde een prijs kreeg en in 1856 schilderijen in de academie exposeerde. Althans, zo staat het in het jubileumboek Om prijs en plaats uit 2004, waar hij fijnschilder wordt genoemd. 

In de bevolkingsadministratie komt er maar één Jacobus Cornelis Frederiks in aanmerking: het kind dat op 2 juli 1812 uit het huwelijk van Jan Samuel Frederiks -jongere broer van de notaris- en Geertruij de Heijde werd geboren. Het heeft er alle schijn van dat dit het enige kind uit dit huwelijk bleef: het was voor beide echtelieden een tweede huwelijk, waarbij hij 39 en zij 35 jaar oud was. Beiden brachten meerdere kinderen mee, waardoor het in de bakkerij Witte-Brootskind in de Korte Noordstraat behoorlijk vol zal zijn geweest. 

Bakker Jan Samuel bracht het tot bekende Middelburger, louter en alleen omdat hij op 24 mei 1872 honderd kaarsjes mocht uitblazen. ‘Nooit ziek geweest en nog steeds helder’, zo heette het. Op een receptie in de St. Jorisdoelen moet volgens de berichtgeving ‘heel Middelburg’ voorbij de jarige zijn getrokken, waarvoor de familie in een advertentie de medeburgers bedankte. Bijna 102 zou de beste man worden: toen werd een koudje hem toch fataal. 

Terug naar Jacobus Cornelis. Hij dook vervolgens in Alkmaar op waar hij in 1842 met Helena de Meijer in het huwelijk trad, 30 jaar en timmermansknecht, wat in lijn ligt met zijn op de Teeken Akademie gekregen prijs voor bouwkunde. Hun kindje, Jan Samuel sterf al na 9 maanden in september 1846, gevolgd door zijn moeder in december. Verder is er over de timmerman Jacobus Cornelis Frederiks niets te vinden. Geëmigreerd wellicht?

Wel over J.C. Frederiks, kunstschilder, die in 1856 in Antwerpen woonde. De Teeken Akademie laat in de Middelburgse Courant van 18 maart 1856 weten dat gedurende een week in hun gebouw tegen betaling van ‘25 cents’ enkele schilderijen van hem te zien zijn. 

Ruim tien jaar later op 13 oktober 1866 stond in dezelfde krant te lezen dat de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam van J.C. Frederik te Oostkapelle, J.A. Ovaa te Middelburg en A.C. Bom te West-Schouwen tekeningen had ontvangen. Kort daarop, op de 18e kon de goegemeente lezen dat J.C. Frederiks, kunstschilder wonende te Oostkapelle, niet schuldig bevonden was aan laster. Helaas doet de krant er verder het zwijgen toe.

Chris van Schagen heeft het in zijn stukje over een kleinzoon van Johannes Christiaan, de notaris, die kon tekenen, mogelijk geleerd op de Teeken Akademie zonder het in enig jaar tot primus geschopt te hebben. Inderdaad, ook een J.C. maar dan een echte Chris en geboren in 1827. Niet Jacobus Cornelis (1812-?), maar Johan Christiaan Frederiks (1827-1890) was het die in de Lange St. Pieterstraat exposeerde.

Arnold Wiggers

Anoniem, Het Huijs ter Mee [Serooskerke], 1799-1801 – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0754