De drie prijswinnaars Boudewijnse

Pieter Gaal, Gezigt van de zoutkeet De Hoop te Arnemuide, gewassen tekening, 1806. Pieter Gaal (1769-1819) was leerling, bestuurder en mogelijk leermeester aan de Teeken Akademie – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 57

Jacob Boudewijnse werd in 1787 geboren. In 1801, 1803, 1805 en 1806 kreeg hij een prijs in de bouwkunde tijdens de jaarlijkse bijeenkomsten van de Teeken Akademie. In 1809 huwde hij Maria Wellen (Welle) met wie hij meerdere kinderen kreeg. Jacobus was timmerman en vermoedelijk had hij een aannemersbedrijf. Vanuit de Korte Noordstraat waar hij woonde sprokkelde hij zo links en rechts wat onroerend goed bij elkaar, wat hem een geziene Middelburger maakte. Hoe word je anders honorair lid van de Teeken Akademie? Bij de benoeming in dat jubileumjaar 1828 -de academie bestond 50 jaar- had hij zijn eerste benoeming in de kerkenraad al achter de rug, waarvan er nog meer zouden volgen. Hij overleed in 1846 en zijn vrouw in 1857. 

De oudste zoon Adriaan (ca. 1810-1847) won driemaal een prijs, waaronder die van primus in de 1e klasse bouwkunde in 1830. Hoewel hij als aannemer van publieke werken in het huwelijk trad, is hij ook zoutzieder geweest. Zijn vader Jacob speelde daarbij een belangrijke rol. Zoutzieder Willem Bernard van Deinse adverteerde tussen 1829 en 1832 in de Middelburgsche Courant met keetzout, grof en fijn (‘of zogenaamd Boter-Zout’). Vijftig pond of meer was af te halen in de zoutkeet in Arnemuiden, op de Dijk, wijk B nr. 58 of bij hem thuis op de Rouaanse kaai. Kleinere hoeveelheden waren bij de weduwe Van Deinse op de Londense Kaai te verkrijgen. In dat laatste jaar kocht hij de zoutkeet op nr. 59 waarmee hij tot zijn dood in 1839 actief bleef. En dat terwijl hij bij leven advocaat, procureur en griffier was. 

De zoutkeet op nr. 58 werd in 1832 overgenomen door Abraham van Eenennaam en Jacob Boudewijnse. Ook bij hen was 50 pond of meer bij de keet op te halen of werd zelfs bezorgd. Kleinere hoeveelheden waren vanaf 1833 te koop bij Adriaan in de Noordstraat D 70. Ook hier zal het zout een bijzaak zijn geweest. Na het overlijden van zijn vader Jacob zal Adriaan het (timmer)bedrijf en de zoutverkoop ter hand hebben genomen, doch niet voor lang. Op 18 november 1847 kwam hij te sterven. In het overlijdensregister werd hij timmerman genoemd, maar zijn vrouw Pieternella Johanna de Meijer liet in een advertentie weten de zoutziederij voort te zetten. 
Een tweede zoon, Steven Johannes (1812-1845), kreeg in 1830 een aanmoedigingsprijs in de 2e klasse bouwkunde. Hij vestigde zich als metselaar en steenhouwer en had zijn eigen ‘affaire’. Na zijn overlijden nam de firma Jacob Boudewijnse en Zoon de activiteiten van Steven Johannes over. Niet voor lang dus, want Jacobus moet toen al gekwakkeld hebben met zijn gezondheid en ook Adriaan zou niet lang meer te leven hebben. Met zout uit de zoutketen in Arnemuiden werd toen al niet meer geadverteerd.

Arnold Wiggers

Advertentie in de Middelburgsche Courant van 07-02-1833 voor zout van de keet te Arnemuiden – krantenbank.nl