Hoe de Noordpoort (bijna geheel) verdween

Gezicht op de Noordpoort te Middelburg, gezien van het bolwerk, een tekening van J. Pelgrom uit 1859 – ZA, KZGW ZI II 347

Na de Belgische afscheiding werd in 1841 de verdediging van Nederland opnieuw georganiseerd. Middelburg was niet langer een vestingstad. De aarden wallen en bolwerken werden tot stadsparken omgetoverd -door werklozen onder leiding van de tuinarchitect Karel George Zocher- en daarmee hadden ook de stadspoorten niet langer een militaire functie. Voeg daarbij een stadskas die maar al te vaak zijn bodem liet zien en het is duidelijk dat onderhoud van overheidsgebouwen zonder noodzaak het eerste slachtoffer van uitgesteld onderhoud werden. Daartoe behoorden de stadspoorten.

Over tekenmeester Jacobus Pelgrom (Amsterdam 1811-Amsterdam 1861) heb ik het al eerder gehad. Hij maakte in 1859 een tekening van de Noordpoort die hij voorzag van accenten in oostindische inkt. De gewassen tekening geeft een romantisch sfeerbeeld van een gebouw in een groene omgeving. Wellicht was het ook een manier om de bedenkelijke staat van het gebouw niet al te zichtbaar te maken. Op deze manier heeft hij veel situaties in Middelburg vastgelegd, waardoor we een glimp kunnen opvangen van de stad die zo veel hoekjes en gebouwen, ook in pure vredestijd, zou zien verdwijnen. Zo ook vrijwel de gehele Noordpoort.

Kranten zoals de Middelburgsche Courant publiceerden na 1851 steeds meer informatie uit de gemeenteraad. Wie inschreef op een aanbesteding van publieke werken kon er haast zeker van zijn dat zijn naam met de hoogte van zijn inschrijving werd gepubliceerd. Bij de afbraak van de Noordpoort ging het iets anders: hier werd gemijnd. Het was Pieter Johannes van Puffelen (1828-1886) die bij ƒ 525 zijn hand opstak en riep: ‘Mijn’

Van Puffelen was een timmerman die tussen 1845 en 1852 maar liefst vijf keer in de prijzen viel bij de jaarlijkse uitreiking van de Teeken Akademie voor zijn prestaties in de bouwkunde. Zijn broer Jacobus Adrianus (1825-1899) werd schilder en werd twee keer met een prijs voor tekenen vereerd. Een leeftijdsgenoot en waarschijnlijk naast familielid was Karel Marinus van Puffelen (1828-1886) die eveneens werd onderscheiden en het tot zelfstandig orgelbouwer in Zaltbommel bracht. In 1874 leverde hij zowel het orgel in Oost-Souburg als in Ritthem. Het laatste verhuisde naar Arnemuiden, waar het tot 2013 in gebruik was. 

Ondertussen wist timmerman-aannemer Van Puffelen ook de aanbesteding van het tijdelijke ‘Feest-lokaal’ op de Grote Markt voor de festiviteiten rond de opening op 29 februari 1872 van de treinverbinding Bergen op Zoom-Middelburg te bemachtigen. De afbraak ervan, na 2 maart, leverde een handel in vlonders en touwen op. Van Puffelen kon scherp calculeren, mogelijk omdat hij kon beschikken over goedkope bouwmaterialen, zoals het materiaal afkomstig van de Noordpoort. In het jaar van afbraak 1872, schreef hij als laagste in op de aanbesteding voor de ‘wormkast om de houten fundering van de Spijkerbrug’ (ƒ 1213) en het herstellen van de beschoeiing langs de Nieuwe Haven (ƒ 1177). Konden stenen spreken…

Laten we maar denken in termen als hergebruik en duurzaam. ‘Ook toen al’ of is het ‘toen wel’?

Arnold Wiggers

Overblijfselen van de Noordpoort te Middelburg in 2021, gezien van uit de stad – foto L. Labeur
lied t.g.v. 25 jarig huwelijk van P.J. van Puffelen en A. Geruler, 1873 – Beeldbank Zeeland recordnr. 12282