In de knop gebroken

Zicht op de Lange Jan vanaf Nieuwstraat 11/13 (G 226 ) oktober 2021 – foto: L. Labeur

Wat weten we wel? Cornelis Hendrik werd op 19 november 1829 in Middelburg geboren. Zijn vader was per 1 januari 1825 benoemd tot onderwijzer aan de school in de Nieuwstraat (G 226). Hij zal daar hoofd zijn geweest, want het gezin woonde op G 227, dus het aanpalende pand. De jongen bezocht de Teeken Akademie en kreeg in 1845 een prijs als beste leerling in de derde klas bouwkunde. Dat verraadt al de richting waarin hij zich zou ontwikkelen: timmerman. In 1850 kreeg hij als op één na beste in de tweede klas bouwkunde lof toegezwaaid. En toen kwam dat ongeluk. Mogelijk viel hij van een steiger of van een dak. Hij moet indruk gemaakt hebben, anders zou de directie van de Teeken Akademie bij de prijsuitreiking van dat jaar 1852 niet stilgestaan hebben bij zijn voortijdige dood.

Nieuwstraat (G 227) oktober 2021 – foto: L. Labeur

Welk een leed. Hun enige volwassen zoon Cornelis Hendrik is op 25 maart 1852 bij een val om het leven gekomen. De advertentie die Pieter Verhoeven en Maria Verhoeven-Beaufort in de Middelburgsche Courant zetten, spreekt boekdelen. Toch blijft er genoeg te raden over. Wat is er gebeurd? Hoewel het ongeluk van mond tot mond zal zijn gegaan in de stad, heeft het de krant niet gehaald en blijven ons de details verborgen. Zo ging dat bij gewone stervelingen. 

Zou er bij al dit ongeluk nog een ander sociaal drama gespeeld hebben? Blijkens de advertentie had Cornelis Hendrik sinds korte tijd serieus verkering. Nog niet van dien aard dat haar naam gemeld werd, maar dat hij ‘wat aan het handje had’ moest blijkbaar wereldkundig gemaakt worden. Waren er misschien trouwplannen, of nog dringender; moest er getrouwd worden? Stel dat dat zo was, wie zou dan zijn onfortuinlijke meisje geweest kunnen zijn? 

Een klein zoektochtje in de burgerlijke stand van Middelburg leverde één geboorte buiten echt op die binnen 9 maanden na het ongeval van Cornelis Hendrik plaatsvond. Op 5 oktober beviel Maria (de) Kruijff van een dochtertje, ook Maria genoemd. Niemand eiste het vaderschap op. De ongehuwde Maria vertrok met haar kind naar haar geboortestad Amersfoort en trouwde daar in 1855 met Gerard Abraham de Rochemont. De echtgenoot erkende het kind, doch helaas, de kleine Maria de Rochemont kwam al als peuter te overlijden. 

Pieter en Maria Verhoeven hebben 4 dochters volwassen zien worden, die zo op het oog heel aardig terecht kwamen. Dat ze er lang getuige van waren moge blijken uit de respectabele leeftijden die beiden bereikt hebben: vader Pieter werd 79 jaar en moeder Maria 94.

Arnold Wiggers

Nieuwstraat 11/13 (G 226 ) oktober 2021 – foto: L. Labeur
Weerspiegeling raam Nieuwstraat 11/13 (G 226 ) oktober 2021 – foto: L. Labeur

Een journalist vraagt zich af

Kunstmuseum in Schuttershofstraat 1887, vervaardiger onbekend – Beeldbank Zeeland

‘Nu door het nieuwe schilderijen-museum in het Schuttershof zoowel als door de oprichting der Kunstclub (waarvan Schütz een der ijverigste leden was) meerder opgewekt leven op dit gebied der kunst zich gaat openbaren, zou de vraag overweging verdienen, of de fondsen der zoogenaamde Teeken-academie, dat hoofd zonder romp, niet praktischer zijn te gebruiken dan door ze jaar in jaar uit te laten vermeerderen. En dan: hoe moet ’t gaan, wanneer eenmaal niet meer eenige welwillende en nauwgezette heeren zich aanbieden om de zaken der schijndoode waar te neemen?’

Hier spreekt de journalist W.N.F. Sibmacher Zijnen (1859-1926), Middelburger van geboorte, in een noot in zijn necrologie van Jan Frederik Schütz (1817-1888) in de Middelburgsche Courant. Schütz behoorde tot een van de bekendste leerlingen van de Teeken Akademie en Sibmacher Zijnen meende dat hij de lezers in 1888 -ruim 20 jaar nadat het onderwijsgeven gestaakt was- nog eens moest uitleggen in een soort terzijde in het artikel wat dat ook alweer was: Teeken Akademie. Dat doet hij verdienstelijk. Helemaal nauwkeurig is hij overigens niet, want hij laat de Teeken Akademie van de Stads-Waag op de Balans meteen naar de St. Pieterstraat verhuizen, waartussen toch echt de periode in het Museum Medioburgensis in de Latijnse Schoolstraat (1787-1840) zat. 

De vraag wat de Teeken Akademie zou kunnen doen, nu het geen onderwijs meer verzorgde, werd niet voor het laatst gesteld. Wat hebben de dirigerende leden niet al voor initiatieven ontplooid sindsdien? Beurzen, kunstprijzen, projecten voor scholen, een prachtig boek en nu de Stadstekenaars. Het kapitaal heeft niet voor niets gerendeerd!

Middelburgs Kunstmuseum gezien richting Schuttershofstraat, T. Kannegieter, 1964 – Beeldbank Zeeland

Met het Kunstmuseum in het Schuttershof is het vanaf het begin in 1888 tot de opheffing in 1961 hangen en wurgen gebleven. Het begon al met het gebouw, waarvan het lekkende glazen dak steeds weer problemen gaf. De organisatie liet ook te wensen over: de openstelling was minimaal en in de zalen vonden ook andere activiteiten plaats, die het nodige ongewenste gesjouw met de stukken met zich meebracht. Doorslaggevend in de mislukking was de programmering: het ontbrak aan spraakmakende kunst in eigen bezit en wisseltentoonstellingen. Het schilderijenbezit van de Teeken Akademie werd er in 1902 maar weggehaald en verkocht. Dat laatste was wellicht niet het meest doordachte. De ‘Kunstclub’ in het artikel heette officieel de Kunstvereeniging, waarover verder weinig bekend is, wat te denken geeft. Nee, dan die ‘welwillende en nauwgezette heeren’: die bleven zich aanbieden en met Inge Garschagen in 1980 kwam ook de eerste vrouw in het bestuur. Schijndood? Op naar de 250.

Arnold Wiggers

Stadstimmerman

Stadstimmerman Middelburg, een beeld van Peter de Jong uit 1955 – L. Labeur

Een stadsdichter heeft Middelburg al jaren en wie weet binnenkort ook stadstekenaars. De Teeken Akademie is op zoek naar een stadstekenklas en gaat later dit jaar aan de slag om in 2022 stadstekenaars aan te stellen. Al veel langer, namelijk sinds 1955, heeft Middelburg een stadstimmerman. Een beeld van Peter de Jong (1920-1990) siert sinds dat jaar de brug in de Vlissingse straat. Het was een opdracht van de gemeente en is hier geplaatst omdat de stads timmerschuur zich hier bevond. De Jong was nauw betrokken bij de restauratie van onder meer de beelden op het stadhuis en was zodoende zelf toch ook een soort stadstimmerman. Middelburg had al in de zestiende eeuw een stadstimmerman, die met een aantal gezellen de bezittingen van de stad onderhield. 

Foto van de stadstimmerman in wording uit het boek ‘Ik ben een stenenbikker’. Peter de Jong (1920-1990), beeldhouwer (Vlissingen 2010) door Jan J.B. Kuipers – L. Labeur

In de opsomming in de Middelburgsche Naamwyzer van bijvoorbeeld 1848 van gemeente bedienden -zo werden ze genoemd- vinden we wel functies als bierdragers, erfscheiders, lijkdienaars en nachtwakers, maar geen timmerlieden. Er was wel een stadsarchitect. Dat was in dat jaar Gerardus Hendrik Grauss (1807-1862), die opgeleid was aan de Teeken Akademie en met zijn broer de behangselschilder Johan Jacob Frederik (ca. 1806-1882) er ook lesgaf.

In de stad zijn de Bellink- en de Spijkerbrug van de hand van Grauss. De verbouwingen die hij eerst in en daarna ook aan de buitenzijde van de Nieuwe Kerk aan de Groenmarkt ontwierp, waren nogal drastisch. Weliswaar maakte hij de gevel die door de eeuwen heen steeds verder ingebouwd was weer vrij zichtbaar, maar de omlijsting en de pinakels konden latere deskundigen niet bekoren. De grote pleiter voor monumentenzorg Victor de Stuers vond het een lachwekkende koekebakkersstijl en bij de restauratie aan het eind van de negentiende eeuw werd het weer verwijderd. 

Dan lijkt de stadtimmerman het beter getroffen te hebben. Het eerste beeld van De Jong in Middelburg viel nogal in de smaak en er volgden er nog vele die her in der in de stad geplaatst zijn. Sommige zijn wel eens van plek veranderd, zoals het Paaseilandbeeld dat onlangs in het Molenwaterpark een nieuwe plek vond. 

Arnold Wiggers

Gezigt op de Nieuwe Kerk te Middelburg, prent J. F. Schütz, 1850 – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 553
De voorgevel van de Nieuwe Kerk aan de Groenmarkt te Middelburg, met aangrenzende panden, vóór de wijziging, steendruk J. Tuyter, 1848 – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 550

Veelbelovend: de fijnschilder J.B.H. Ham

Oprechte Haarlemse courant, 28 april 1801 – delpher.nl

De Krantenbank Zeeland blijft een genoegen om door te lopen, al was het maar om te zien wat de mensen zoal bezighield. Of niet, want wie zou nou ‘oh ja’ gezegd hebben, toen de redacteur van dienst van de PZC op 2 april 1952 meldde: ‘Vandaag is het 150 jaar geleden, dat de Middelburgse genreschilder Jean Baptiste Ham op jeugdige leeftijd in zijn geboortestad overleed’?

Jean (Jan, Joannes) Baptist (Baptista) Hendrik (Henricus) Ham werd op 1 mei 1769 in Middelburg geboren in het gezin van Herman Bernard Ham uit Brabant en Petronella Gybels uit Antwerpen. De gegevens over het gezin zijn uiterst schaars, mogelijk ook omdat ze katholiek waren, maar van meer kinderen lijkt geen sprake.

Jan Baptist had talent voor tekenen en zal de Teeken Akademie bezocht hebben, althans de krant weet te melden dat hij verschillende prijzen gewonnen heeft, wat door het ontbreken van bronnen en kranten in deze periode moeilijk te controleren valt. In elk geval was hij in 1790 primus in de klas naar model, wat betekende dat hij toen al als volleerd werd beschouwd. Of dit een gouden medaille opleverde, zoals de PZC schrijft, valt te bezien. Frederik Nagtglas schreef in zijn Levensberichten dat de jonge kunstenaar vervolgens naar Luik vertrok en daar bij een kunstenaar Le Franc werkte.

Op 21 januari 1792 was hij weer in Middelburg en trouwde daar Cornelia van Pelt uit Roosendaal. In haar parochie deden ze dat op 14 februari nog eens voor de kerk. In november het jaar daaropvolgend kocht hij een huis in de Lange Delft. Ondertussen had hij zich tot een portret- en fijnschilder ontwikkeld, waar slechts weinig van bekend is. Zijn bestemming zou toch vooral elders liggen. Na de komst van de Fransen in 1795 wijdde hij tot aan zijn dood in 1801 zijn tijd vooral aan de nieuwe politiek onder het motto Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. Hij was agent tot zuivering van de Grondvergaderingen, ontvanger van de (extra)belastingen, betrokken bij de burgerbewapening en kiezer. Kortom, een sterk geloof in een nieuw staatsbestel, zoals dat meer en vurig leefde bij de emanciperende (katholieke) middenstand. 

En dan is het 22 april 1801. Petronella adverteerde in de Middelburgsche Courant (en de Oprechte Haarlemse Courant) dat heden ‘ … uit myne liefde-armen [is] weggerukt …’ de vader van haar vier kinderen. Ook haar schoonmoeder weduwe H.B. Ham werd nadrukkelijk bij de rouw betrokken. Zij was het die bijna acht maanden later in dezelfde krant liet weten dat haar schoondochter, de weduwe J.B.H. Ham, was bevallen van een welgeschapen zoon. 

Terug naar 1952. De arme redacteur, die zo verlegen zat om kopij, sloeg met zijn ‘vandaag 150 jaar’ de plank behoorlijk mis: niet alleen de datum, ook de jaren (1771-1802) kloppen niet. Hij vertrouwde te veel op de biograaf Van der Aa, waar hij deze keer Nagtglas had moeten volgen, die de juiste data wist die hoorden bij ‘de veel belovende jonge man.’

Provinciale Zeeuwse Courant, 2 april 1952, pg. 2 – Krantenbank Zeeland

Voor werk zie mutualart.com of artnet.com

Dames in de Teeken Akademie

De Teeken Akademie was een mannenaangelegenheid. Maar wat doen de Dames van Luyk tussen de Kunstoefenaars in 1778?

Bij de oprichting van het Teeken Collegie in 1778 kon secretaris Bomme in zijn Inwijdingsrede een uitgebreide lijst van honoraire leden publiceren. Het lijkt erop dat iedereen die er toe deed (of dat dacht) in Middelburg als begunstiger te boek wilde staan. Uit alle standen werden 39 jongens voor het tekenonderwijs aangemeld en 59 personen tekenden in als ‘Kunstoefenaar’: kunstenaars, amateurs en ambachtslieden.

Daaronder vinden we de ‘Dames van Luyk’. Wie denkt met twee (of meer) vrouwen van doen te hebben, komt bedrogen uit. De voornaam Dames stamt af van Damiaan of Damianus. Een man dus, die in 1797 voorkomt in het bevolkingsregister van Middelburg als smid. Waarschijnlijk is hij het die in 1784 trouwt als Domes van Luyk. Pieter van Luyk die tegelijk met hem inschreef, zou goed zijn iets oudere broer kunnen zijn geweest.

Portret van mademoiselle van der Perre uit ‘Silhouetten getekend door den schilder-teekenaar J. Perkois te Middelburg rond 1795’ – RKD

De enige plek waar we vrouwelijke kunstenaars tegenkomen is vanaf 1822 de jaarlijkse tentoonstelling. In dat jaar hangen er 3 olieverfschilderijen van amateurkunstenaar Jacoba Johanna van de Perre (1778-1835). Zij was dochter van Paulus Ewaldus van de Perre en behoorde tot de absolute bovenlaag van de stad. Mevrouw Schummelketel-van de Perre was vertegenwoordigd met 2 schilderijen naar voorbeeld van een ander werk en een eigen werk met vissende figuren. Ook op de expositie ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan in 1828 exposeerde zij, samen met de dan 21-jarige Johanna Maria Tak (1807-1874) en de 17-jarige Johanna Jacoba Graus (1811-1884), naast natuurlijk de mannelijke leerlingen en oud-leerlingen. Waar de dames -want dat waren het- hun opleiding hebben gehad is onbekend. Het lijkt aannemelijk dat zij een privé-docent aan huis lieten komen om de teken- en schilderkunst onder de knie te krijgen. Misschien leerden de beide Johanna’s de fijne kneepjes van hun broers die de Teeken Akademie wel mochten bezoeken.

Van Jacoba Johanna Schummelketel-van de Perre is een veilingcatalogus (1836) bekend, waaruit blijkt dat zij de meest gangbare kunstboeken (Van Gool, Goeree, De Lairesse, Van der Mander en Houbraken) in haar kast had staan en een omvangrijke hoeveelheid teken- en schilderbenodigheden bezat. Helaas is geen werk meer van haar bekend.