Stadstekenaar Janice Ys

geMARKeerd- Yanice Ys Stadstekenaar Middelburg 2023

In de Drvkkery hangt tot 9 maart het werk dat Janice Ys maakte als stadstekenaar Middelburg 2023. Werk dat heel bedachtzaam gemaakt is. Elk werk of kleine reeks van werken is het resultaat van een uitgebreid onderzoek. Haar werken bestaan uit een gelaagdheid van wat is, wat geweest is en zou kunnen. Zelf zegt ze ervan dat het in een ‘zoete-popcorn-setting’ gemaakt is, wat soms wringt. En dat laatste hoort ook zo, want dan ga je intenser kijken en blijft er mogelijk wat hangen. Wie goed oplet ziet in de tekening Middelburg geMARKeerd wie haar favoriete schilder is: Mark Rothko (1903-1970). En zo is bij elk beeld een verhaal te vertellen. Neem vooral de moeite -letterlijk, want het is wat klein geprint- om ook de toelichtingen die ze maakte te lezen. Kijk dan nog eens en probeer haar verhaal te zien. 

Gulden snede – Yanice Ys Stadstekenaar Middelburg 2023

Wie is Janice Ys? 

Janice Maria Mancini Ys is in 1987 te Vlissingen geboren, in een Haags-Antilliaans gezin.

Ze dacht dat ze modeontwerpster wilde worden. Maar na stages bij de televisieserie ‘Goede Tijden, Slechte Tijden’ te Aalsmeer als junior fashion stylist (2008) en als ontwerper bij Studio Hergebruik te Rotterdam (2009) kwam ze erachter dat haar werkelijke interesse lag bij het tekenen en schilderen. Ze zag dat ze door middel van mode-schetsen al karakters uitbeeldde en is dat ze gaan uitdiepen. In die periode heeft ze ook geïllustreerd voor het modetijdschrift ELLE magazine Nederland.

Haar werken worden beïnvloed door popcultuur/cult, (kunst)geschiedenis, actualiteiten, psychologische dynamiek en film. Ze wil beeldend verhalen vertellen, waardoor haar schetsen veelal dan ook met geschreven taal beginnen. Een tekst van Ys met haar ‘film-idee-in-1-zin’ belandde in 2009 in de top 5 van het Nederlands Film Festival (NFF) te Utrecht.

In 2015 was Ys onderdeel van een Europees duurzaamheids-project van Coolpolitics voor ontwerpers en kunstenaars. Het programma omvatte masterclasses omtrent het thema en werd afgesloten met de groepstentoonstelling Art Intervention in het Kreativquartier in München.


Naast haar artistieke werk is Ys werkzaam in de geestelijke gehandicaptenzorg op een teken en schilder dagbesteding. Niet toevallig bevindt die zich in de buurt van Toornvliedt.

Arnold Wiggers

Panorama Torenvliedt Middelburg – Yanice Ys Stadstekenaar Middelburg 2023

De ondergang van Johannes Cornelis le Nobel 

Jan Jacobus Worrell (1825-1895), Pelmolen, Zeistraat (Seisstraat), ca. 1850. Tekening in kleur, 21 x 28 cm. Afgebrand in 1855 – Zeeuws Archief, Collectie KZGW ZI-II-0791

Wat ze precies in die hoek van de stad deden is onbekend, maar het waren enkele militairen die in de nacht van 23 op 24 januari 1855 de brand in de grut- en pelmolen van de firma Le Nobel & Zoon aan de Seisstraat opmerkten. De brandwachten waren snel ter plekke, wat niet voorkwam dat om half drie het fabrieksgebouw instortte. Heldhaftig optreden van de ketelmeester voorkwam dat de stoomketel ontplofte. Door de vlammen heen wist hij de kraan te openen, waardoor het water wegstroomde en de druk in de ketel wegviel. 

Le Nobel zat niet bij de pakken neer. Met een respectabel aantal notabelen werd in 1856 de N.V. Middelburgsche Stoompellerij en Meelfabriek opgericht met een kapitaal van ƒ 110.000, die aan de Seisstraat verder ging. Er werd een fabrieksruimte ingericht en in 1860 werd het pakhuis toegevoegd zoals dat nu nog aan het binnenpleintje staat. Hoewel de investeerders hoge verwachtingen koesterden, werd het bedrijf geen groot succes. Tot een echte meelfabriek is het nooit uitgebouwd. Het pellen van rijst bleef de voornaamste activiteit, totdat ook daarmee in 1865 werd gestopt.

Omgeving Seisstraat met Gewezen Stoompellerij en Meel Fabriek. Detail uit: Nieuwe Plattegrond der stad Middelburg, 1873. Boek en Steendrukkerij P.T. Roest te Middelburg

De ondernemer Le Nobel had meer plannen. Vermoedelijk achter de kruidenierswinkel op de hoek van de Sint Janstraat en Lange Delft begon hij in 1856 een sigarenfabriek. Zoveel investeringslust bracht J.C. le Nobel in 1857 nog eens op de lijst van 52 hoogst aangeslagenen in Zeeland, weliswaar opnieuw als hekkensluiter. Dat jaar werd hij geacht ƒ 715,19 aan het Rijk te betalen voor zijn bezittingen in Middelburg en nu ook in Veere en in Westkapelle. 

De sigarenfabriek leek het beter te doen dan de Stoompellerij. Volop werden jongens en leerlingen geworven. Geen wonder de fabriek moest worden vergroot, merkte de Middelburgsche Courant op, die het succes aan het goede fabricaat toeschreef. In 1860 werkten er 120 personeelsleden, waarmee het in Middelburg het bedrijf was met het meeste personeel. Dat vroeg om publicitaire actie. Op 30 mei 1863 kreeg sigarenfabriek Le Nobel & Zoon uit Den Haag te horen dat het bedrijf voortaan het Koninklijk Wapen mocht voeren. 

Dan stort het imperium in: bij vonnis van 13 januari 1864 werd J.C. le Nobel failliet verklaard. In feite was het de firma Le Nobel & Zoon die kopje onder ging. Zoon Christiaan Gerardus Lijnaard le Nobel probeerde de familienaam te redden. Op 17 januari adverteerde hij in de krant van Middelburg, maar ook in die van Terneuzen en Sluis, dat hij met behulp van bevriende heren ‘een kruideniersaffaire en handel in koloniale waren en sigaren’ zou beginnen, mede om ‘in het ongelukkig lot zijner dierbare betrekkingen te voorzien’. 

Op 2 februari werd een verkoping in het ouderlijke pand aangekondigd: 2 zwarte koetspaarden, een luxe rijtuig, 2 sleperswagens en wat al zo bij een stal en paarden behoorde, alsmede voorraden azijn en soda, winkelgereedschappen en zo meer. 

C.J. Lijnaard le Nobel zou later in het ouderlijke huis op de hoek Sint Janstraat en Lange Delft met de zaak verder gaan en ook een sigarenfabriek onder de naam De Eenhoorn exploiteren. Zijn vrouw Anna Gesina Josephine Leitz uit Zeist die hij in 1867 huwde stond hem daarin bij. 

Een happy ending zat er echter niet in. De jonge Le Nobel stierf in 1871, 37 jaar oud. Zijn vader, de primus naar naakt levend model 1830 stierf 2 jaar later. De weduwe Le Nobel-Leitz vertrok met haar zoontje naar Rotterdam. 

Arnold Wiggers

Zie voor de stoompellerij het artikel van A.F. Franken in De Wete (2000)

https://tijdschriftenbankzeeland.nl/issue/wet/2001-04-01/edition/0/page/23?query=nobel&sort=issuedate%20descending&page=2

Foto: J. Sinke, Industriemolen (pakhuis) aan de Seisstraat, 1995-1996 – Zeeuws Archief, HTA Middelburg, nr. AS-109

Koopman en ondernemer Johannes Cornelis le Nobel 

Gewassen tekening naar J. Bulthuis (1750-1801) van de Lange Delft omstreeks 1775. Geheel rechts het pand I 36 met daarnaast de ingang naar de Sint Janstraat, met het West-Indische huis op de hoek – Zeeuws Archief, Collectie KZGW ZI-II-0463

Intrigerend, die Johannes Cornelis le Nobel (1809-1873). Hij kon tekenen als de besten: in 1825 en 1826 was hij primus in zijn klas en in 1828 sloot hij zijn opleiding aan de Teeken Akademie af als primus in de 1e klas naar pleister. In 1829 en 1830 volgden dan nog de prijzen naar (naakt) levend mensbeeld. Toch was hij niet voor de kunst bestemd. Het potlood zou hij vooral gebruiken om te rekenen. De familie Le Nobel was zeer ondernemend. Verschillende firma’s Le Nobel buitelen in de 19de eeuw over elkaar heen. Ook in de partnerkeuze vond men elkaar: Een broer (Pieter Paulus) van de bekende ondernemer Dirk Dronkers (1801-1881) was getrouwd met een zus (Pieternella Cornelia le Nobel) en de relaties waren warm. Ook elders in de provincie was de familie in de 19e eeuw nadrukkelijk aanwezig. 

Johan Cornelis was de enige zoon van Christiaan Gerardus Lijnaar le Nobel (1778-1833) en Jacoba Dina Kuijpers (ca. 1780-1829), naast 2 dochters. Dat Lijnaar werd door verschillende nakomelingen van Jan Lenart le Nobel aan de achternaam toegevoegd, om zich van andere takken te onderscheiden. Christiaan Gerardus had een handel in kruideniersartikelen en koloniale waren in de Lange Delft, hoek Sint Janstraat, tegenover het voormalige West-Indische Huis. De zoon zal bij vader in de leer zijn geweest. Vanaf januari 1832 werd hij medevennoot en ging de zaak verder als firma Le Nobel & Zoon. Nog een grote verandering die maand was zijn huwelijk met Catharina Geertruida Johanna Bal Snijders (1807-1878). 

Zij was de dochter van Jacobus Bal Snijders (1784-1844) en Anna Adriana van der Plas (ca. 1784-1840). Mr. Bal Snijders was advocaat en aan de Rechtbank verbonden, waar hij het tot Rijksadvocaat bracht. Nu was C.G. Lijnaar le Nobel (zoals hij zich vaak noemde) een van de bestuurders van de Kamer van de Koophandel en van daaruit benoemd in de Rechtbank van Koophandel. Hij was daar ook plaatsvervangend rechter, terwijl Bal Snijders griffier was. Veel juridische kennis was daar niet voor nodig, want het ging louter en alleen om faillissementen. Kortom, een kwestie van optellen en aftrekken. Hoe dan ook: men kende elkaar en het huwelijk van hun kinderen zal beslist tussen ‘ons-soort-mensen’ zijn geweest. 

Op 16 maart 1833 stierf Christiaan Gerardus op relatief jonge leeftijd. Zijn schoondochter liep op de laatste dagen en beviel op de 27e van een zoon. Dat deze als Christiaan Gerardus Lijnaar gedoopt werd, zal een eerbetoon aan zijn grootvader zijn geweest. Het echtpaar Le Nobel-Bal Snijders kreeg 6 kinderen, van wie er vier volwassen werden. Erg oud werden ze overigens niet. Hebben de drie zonen les gehad op de Teeken Akademie? Voor jongens uit dit milieu lijkt na 1840 dit schooltype afgedaan te hebben. Anderzijds bleef het gymnasium voorbehouden aan de toplaag van de samenleving. Voor jongens uit de ondernemersklasse was er inmiddels het stedelijk instituut van middelbaar onderwijs, met ‘nuttige’ vakken. 

Johan Cornelis wist zich verder op te werken. De afhandeling van de erfenis van zijn schoonvader Jacobus Bal Snijders in 1844 werd door hem ter had genomen. Wellicht gaf hem dat financieel extra ruimte, want hij kocht in dat jaar een terrein en gebouwen in de Seisstraat. Hier stichtte hij een door stoom aangedreven grut- en pelmolen onder de naam Le Nobel & Zoon die in november 1846 volgens de Middelburgsche Courant in volle werking was. 

Een soort van ‘finest hour’ moet de krant van 2 mei 1854 zijn geweest, waarin de lijst van 52 hoogst aangeslagen ‘in ’s Rijks Directe Belastingen’ werd gepubliceerd. Met een aanslag van ƒ 532,31 nam J.C. le Nobel (zijn geboortedatum 13 augustus 1809 werd mede gepubliceerd) weliswaar de 52e plek in, maar toch! 

En er zat meer in.

Arnold Wiggers

Middelburgsche Courant 02-05-1854. Als 52e hoogst aangeslagene: J.C. le Nobel – Krantenbank Zeeland

Naar naakt model II

Martinus Pouwelsen, een Walchers man met schep, een veter vastmakend. Tekening gedateerd 18-09-1823. Uit een reeks personages van Walcheren - Zeeuws Archief, Collectie KZGW, ZI-III-0903-40
Willem van Leen (1780-1810), Stilleven. Achter-glas-schildering, doorsnede 6,2 cm – Rijksmuseum, SK-A-4111

Een succes waarvan de echo nog lang over de stad schalde: het 50-jarig jubileum van de Teeken Akademie in 1828. Met een plechtige jaarvergadering waarin zowel de gouverneur als de burgemeester aanwezig waren. Secretaris Herklots hield een mooie rede waarin hij terugkeek en prachtige vergezichten schetste. Tijdens de prijsuitreiking die natuurlijk ook plaatsvond, werd Martinus Pouwelsen (1806-1891) onderscheiden als beste tekenaar naar het naakt levend mensbeeld. Daarmee stond hij op gelijke hoogte met zijn oudere broer Willem (1801-1873) die die eer in 1826 te beurt gevallen was. De wezen Pouwelsen hadden binnen de boezem van het bestuur een warm plekje, dat hiermee nog eens extra verguld werd. En dan was er nog die overzichtstentoonstelling van (oud)leerlingen en in Middelburg woonachtige kunstenaars waaraan het publiek zich gedurende een drietal dagen begin oktober vergapen kon in het museumgebouw in de Lombardstraat, hoek Latijnse Schoolstraat.

Daartussen hingen ook 2 vermoedelijk niet al te grote werken van leerling Johannes Cornelis le Nobel (1809-1873), dat jaar onderscheiden als primus in de 1e klas naar pleister. Schilderingen op glas, een techniek die in die periode erg in opkomst was en vanuit Franrijk via Antwerpen in het noorden navolging kreeg. De drager (glas) maakte uiteraard dat het kunstwerk bescheiden van formaat moest blijven. De kans op breuk was fenomenaal. In feite een methode van werken, waarbij het voorgestelde direct op de drager geplaatst kon worden, waarna de achtergrond er omheen ingevuld werd. Was het werk klaar, werd het omgedraaid en ingelijst. Het resultaat was voor tijdgenoten verbluffend: net echt! Voor onze ogen lijkt het nog het meest op een kleurenfoto en heeft het vergeleken met schilderen op doek of paneel erg weinig diepte. Het behoeft weinig betoog dat ook al waren de achter-glas-schilderijen beperkt van formaat, de sneuvelkans hoog was. Van Le Nobel hingen er een fruit- en een bloemstuk. Van primus naar het naakt 1795 Willem van Dullemen (1768-1846) waren ook 2 werkjes in dezelfde techniek te zien: 2 geschiedkundige voorstellingen uit de fabelleer. Zouden ze aan Ovidius’ Metamorphoses zijn ontleend?

Na zo’n jubeljaar gaat het leven door. Een nieuw schooljaar en opnieuw de mogelijkheid om naar naakt model te tekenen. Alleen bleek bij de uitreiking van prijzen in 1829 geen medaille te zijn uitgeloofd in deze discipline. De maker van de beste tekening ‘naar naakt levend menschbeeld’ het talent Johannes Cornelis le Nobel werd met een boekgeschenk vereerd. Merkwaardig genoeg werd Le Nobel het jaar daarop opnieuw primus naar levend model. Het heeft er alle schijn van dat dat niet naar een naakt model was. Het is het jaar waarin op 25 mei in de Middelburgsche Courant een advertentie verscheen waarin de dirigerende leden een cursus naar gekleed model aankondigden. Op woensdag en zaterdag werden voor gekwalificeerden vanaf eind mei 1830 gedurende 3 maanden gratis ‘Collegien’ georganiseerd. 

Vervolgens waren het nog de latere docent Johannes Tuyter (1834) en Isaac Hermanus Somon (1837 en niet 1836 zoals in ‘Om prijs en plaats’ staat) die als primus naar levend -vermoedelijk gekleed- model in de boeken werden bijgeschreven. In 1840 aan de vooravond van de verhuizing naar de Lange Sint Pieterstraat was zoals reeds gezegd nog eenmaal sprake van tekenen naar levend naakt toen aan Willem Christoffel Sprenger een aanmoedigingsprijs in die categorie uitgereikt werd. 

Arnold Wiggers

Willem van Leen (1780-1810), Stilleven. Achter-glas-schildering, doorsnede 6,2 cm – Rijksmuseum, SK-A-4111

Naar naakt model

Jan Simon Lenselink, Naar naakt levend mensbeeld, na 1850 – ZB Bibliotheek van Zeeland, Collectie KZGW, aanwinst 2023

In het tekenonderwijs op de Teeken Akademie was lang het menselijk lichaam de maat der dingen. De prenten, de gipsen koppen en grotere pleisterbeelden hadden alle het oefenen op de menselijke verhoudingen tot uitgangspunt. Na deze klassen doorlopen te hebben, was het feitelijke onderwijs gedaan. Wie er voor in aanmerking kwam, werd toegelaten tot het tekenen ‘naar het naakt levend Menschbeeld’. Voor zover bekend was dat steeds een redelijk geproportioneerd manspersoon. De eerste primus in deze discipline werd in 1787 Simon de Koster. In de Franse tijd beleefde de Teeken Akademie beroerde tijden waardoor er in de jaren 1804 tot en met 1819 niet naar naakt model getekend werd. Vanaf 1820 werd de draad weer opgepakt. Na 1830 zijn er alleen vermeldingen van winnaars in 1834 en 1836. Met de vermelding dat Willem Christoffel Sprenger in 1840 een aanmoedigingsprijs kreeg voor zijn tekening naar naakt model verdween deze categorie uit de berichtgeving. De verhuizing van het Museum Medioburgensis naar het nieuwe gebouw in de Sint Pieterstraat kan goed de oorzaak zijn. De Industrieschool werd medegebruiker van dat gebouw en het overgrote deel van de leerlingen van de Teeken Akademie nam ook daar lessen. Het tekenonderwijs veranderde van karakter en werd technischer. Mogelijk dat oud-leerlingen daarom ook uit een soort nostalgisch verlangen in 1847 de tekenvereniging Kunst en Vriendschap hebben opgericht om in elk geval nog jaarlijks naar een gekleed levend mensbeeld te kunnen tekenen. 

Nadere beschouwing van de lijst van winnaars die Pieter Herklots in 1828 in zijn Redevoering gaf èn de opsomming in het jubileumboek van 2004, doet onze lijst van leerlingen nu eens krimpen. De Pieter Backer die in 1789 op p. 171 met de eer ging strijken is toch echt dezelfde als Pieter Buker die datzelfde op p. 172 deed. De verwarring zal komen doordat Herklots de beste man Bucker noemde. Over deze fijnschilder en zijn broer Allard uit Goes schreef ik eerder. Ook Johannes de Wolff die in 1819 primus in de 1e klas naar pleister werd, is niemand anders dan Johannes de Wolf die in 1824 primus naar het naakt werd. 

Tussen de primussen naar levend model zitten (relatief) grote namen als Johan Pieter Bourjé (1793), Johannes Hermanus Koekkoek (1803) en Cornelis Kimmel (1823). Anderen zijn qua artistieke productie een raadsel voor ons, omdat er geen werk tot ons gekomen is. Van Buker weten we dat er 2 schilderijen op de tentoonstelling van 1828 hebben gehangen en na de dood van de weduwe in 1838 verkochten de erfgenamen -het echtpaar was kinderloos gebleven- werk van Pieter Buker. 

Johannes (Jan) de Wolf exposeerde geen werk in 1828. Hij werd ca. 1801 geboren als zoon van Marcus (ook Marinus) de Wolf van de Stads-Ambachten en de Vlissingse Maria de Groot. Dit stel trouwde in juni 1800 en Johannes lijkt hun eerste en enige kind geweest te zijn. Dat kan met de leeftijd van doen gehad hebben: Marcus (Marinus) was van 1760 en Maria werd ongeveer 4 jaar later geboren. Jan trouwde in juni 1826 in Kortgene met de uit Wolphaartsdijk afkomstige Maria Wagenaar (ca. 1799-1857), met wie hij 11 kinderen kreeg. Hij was schepen- en huisschilder en had een winkel in verfwaren in de Vlasmarkt (nr 11). Ergens zal hij te hoog hebben gegrepen, want in 1829 ging hij failliet. Hij bleef tot zijn dood in 1873 te boek staan als schilder. Van kunstzinnig werk van zijn hand is niets bekend.

Arnold Wiggers

Vlasmarkt 11. De verfwinkel van Jan de Wolf (ca. 1801-1873) tot 1829. Tussen 1853-1856 de schilderswinkel van P.A. Vervenne – Foto: Arnold Wiggers 15 december 2023.