De prijsuitreiking in 1809

De intreede der Engelsche in Middelburg, in Oogstmaand 1809. Gezien van de Rouaanse Kaai naar de Kinderdijk. Steendruk door L. Dietrich (proefdruk) – Zeeuws Archief, KZGW ZI-III-1117

De Middelburgse kermis van 1809 moet een rare zijn geweest. Vanaf 22 juli trok veel vreemd volk naar de stad om hun waren en kunsten aan de man te brengen. Terwijl kermisgangers van het gebodene genoten, werd door autoriteiten met argusogen naar de Noordzee gekeken. Het was duidelijk dat de Engelsen een enorme vloot richting Zeeland stuurden. Dat resulteerde in de landing bij Breezand op 30 juli en een snelle bezetting van Walcheren. Verdedigen had geen enkele zin en op 31 juli was Walcheren bezet. Op Vlissingen na, dat sinds 1807 in Franse handen was. Het Franse garnizoen werd door een massief Engels bombardement tot overgave gedwongen. Op 15 augustus was dat een feit. De stad was gruwelijk toegetakeld, waar het stadhuis wel het bekendste slachtoffer van was. Succesvol zou de hele Engelse expeditie niet worden, omdat de aanval op Antwerpen niet werd doorgezet en de troepen heftig leden onder de Zeeuwse koortsen. Het zou nog tot begin december duren voordat de Engelsen uit Vlissingen vertrokken. Het koninkrijk Holland hield op te bestaan. Voortaan was heel Nederland onderdeel van Frankrijk.

’t Stadhuis te Vlissingen [aan de Grote Markt], ca. 1740. Gravure door J.B. Probst – Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 1598
Het Stadhuis te Vlissingen na den brand in den nacht van 14/15 augustus 1809. Prentbriefkaart van later datum naar een onbekend(?) origineel – Zeeuws Archief, Fotocollectie Vlissingen nr. 490

Geen wonder dat de dirigerende leden van de Teeken Akademie de voor 2 augustus voorziene jaarvergadering voor onbepaalde tijd uitstelden. Op ‘den 11 van Wynmaand’ (oktober) was de toestand zover genormaliseerd dat de vergadering alsnog gehouden kon worden. Bij nadere beschouwing blijkt die prijsuitreiking – op een na – niet in het jubileumboek ‘Om prijs en plaats’ terecht te zijn gekomen. Wat leren we uit het krantenverslag in de Middelburgsche Courant van 14 oktober 1809?

Bernardus Johannes de Koster kreeg een zilveren medaille voor de beste tekening naar het pleisterbeeld. Evenwel was die van Hendrik Poelmans ook zeer verdienstelijk en ontving hij een aanmoedigingsprijs die alleen werd uitgereikt als het niveauverschil minimaal was. Waarschijnlijk was dit ook een medaille. De beoordelingscommissie had dat jaar een zware dobber aan de ingezonden werken in deze categorie, want ook Jacobus Beverland kreeg een prijs. In zijn geval was dat een boek. Het staat er niet met zoveel woorden, maar zijn inzending was misschien wel de beste. Het feit dat hij in 1807 in dezelfde klas als primus was geëindigd, maakte een nieuwe eerste prijs statutair onmogelijk. Nu was de prijs voor ‘aanhoudende vlijt en verdiensten in het Teekenen’. 

Vervolgens waren er nog 7 boekgeschenken, waarbij eerst de besten in tekenen en dan in bouwkunde worden opgesomd. De eerste prijs voor de klas naar pleisterhoofden ging naar Pieter Lankester, die wel in het jubileumboek voorkomt, ook met een korte levensbeschrijving en een zelfportret. Voor Hendrik Johannes Ridderhof was een boek als beste in de eerste klas naar prent. Dan was er toch nog weer een onregelmatigheid: J. Klaassen was de beste in de tweede klas naar prent, maar zijn prijs werd wegens afwezigheid ingehouden. Bij de bouwkunde gingen de prijzen te beginnen bij de hoogste (eerste) klas naar Johannes Pieter van Miert, Adriaan Cornelis van Schoor, Hendrik Coenraad Will en Jan Cornelis Paasmark. 

Aan de alsmaar groeiende lijst van leerlingen van de Teeken Akademie tussen 1778 en 1867 zijn er door deze aanvulling weer vier toegevoegd: J. Klaassen, Cornelis van Schoor, Hendrik Coenraad Will en Cornelis Paasmark.

Arnold Wiggers