De inschrijving voor de de Stadstekenklas 2023/2024 is geopend. 

De Teeken Akademie is op zoek naar een klas uit de midden- of bovenbouw van het basisonderwijs op Walcheren die graag tekent. Bedoeling is dat de leerlingen in drie fasen gedurende het schooljaar 2023-2024 hun visie op wat Middelburg is in tekeningen vastleggen. De tekeningen worden gepubliceerd en aan het eind van het jaar geëxposeerd. Uiteindelijk vinden de tekeningen een plek in het archief waar ze voor iedereen in te zien zijn en tot in lengte van dagen bewaard blijven.

De Teeken Akademie kent een lange traditie van bevorderen van de tekenkunst. Vanaf 1778 werden door de Akademie tekenlessen naar prent, naar gipsen beelden en naar levend model gegeven. In een moderne versie betekent dat een les aan de hand van bestaande prenten, een les in het Zeeuws Museum waar nog originele pleisterbeelden zijn en een les in de open lucht ‘naar het model Middelburg’, verzorgd door docenten, aangezocht door de Teeken Akademie.

Klassen kunnen zich aanmelden via het inschrijfformulier. Inschrijven kan tot 15 september 2023. Een vakkundige jury zal na de zomervakantie uit de aanmeldingen de Stadstekenklas van het jaar aanwijzen.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met A. Wiggers, info@teekenakademiemiddelburg.nl

Stadstekenklas 2022/2023 – foto L. Labeur

Erfgoed veiliggesteld

A. G. van Prooijen, Portret van Adriana Wisse (ca. 1766-1831). Tekening, in lijst achter glas – Aanwinst KZGW 2023

Het is mooi als familiestukken doorgegeven kunnen worden aan een volgende generatie. Wat als die er niet is of er geen belangstelling voor heeft, ook als het oudste stuk van ruim 250 jaar geleden dateert? Wanneer het materiaal geografisch dan ook nog wat uit de richting is geraakt, dreigt het nogal eens einde oefening te worden. Zo niet bij Erik Velhorst. Hij heeft voor het Zeeuws erfgoed dat bij hem in de Achterhoek terecht gekomen was, via de Teeken Akademie een goed onderkomen gevonden. 

Een blog in september 2022 over de graveur Adriaan Gerrit van Prooijen (1796-1854) vormde de verbinding. In de familie Velhorst was sedert lang een ingelijst portretje van een oudere vrouw, getekend door Van Prooijen. Op het stuk was in de loop van de tijd een etiket geplakt dat het ‘grootmoeder Jannetje Wisse Ao 1818 Huisvrouw van Meester van Prooijen’ voorstelt. Met de meester wordt Cornelis van Prooijen bedoeld, schoolmeester van Wissenkerke die daar tussen 1784 en zijn dood in 1810 de kinderen onderwijs gaf. Officieel heette zijn wederhelft Adriana Wisse. Ze werd rond 1766 geboren, werd moeder van drie kinderen, waarvan Adriaan Gerrit de middelste was, en stierf in Middelburg in 1838.

Het etiketje is dus door de volgende generatie achter op het lijstje geplakt. Vermoedelijk was dat Johanna Jozina (1822-1908) de oudste dochter van Adriaan Gerrit en Neeltje Gerardina Blaaubeen. Eventueel kan het ook haar enige broer, de militair Marinus Johannes Pieter (1824-1865) geweest zijn. Beiden hebben zich gedurende hun leven, maar niet tegelijk, in Doetinchem gevestigd: Johanna Jozina, sinds 1845 weduwe Leonardus Christiaan Herklots, kwam in 1866, mogelijk omdat haar schoonzuster Lousa Gerardina van Prooijen-Bruijn in augustus 1865 ook alleen was komen te staan. Ze vestigde zich samen met haar dochter Anna Petronella in de stad aan de Oude IJssel. Die laatste kwam al in december te overlijden, 22 jaar oud, waarna Johanna Jozina de laatste nakomeling van de graveur was. 

Hoe kwam het portret van Adriana van Prooijen-Wisse nu in de familie Velhorst terecht? 

Er loopt een lijn van de familie Velhorst naar de Zeeuwse familie Rispaljé, van wie telgen in de loop van de 19e eeuw ook naar Doetinchem trokken. Een familierelatie met Van Prooijen was er niet. De Zeeuwse afkomst, de Hervormde kerk of wellicht het feit dat Marinus van Prooijen officier van gezondheid was en Gerrit Verschuur, echtgenoot van Francina Johanna Rispaljé, apotheker, maken het aannemelijk dat er goede betrekkingen zijn ontstaan. 

Ook de Rispaljé’s waren ‘bewaarderig’: tussen de overgedragen stukken is een in 1772 uitgereikt prijsboekje en een poorters-eed uit Veere van 1797 om de oudste maar eens te noemen. De erfstukken Van Prooijen werden met het eigen materiaal door de jaren heen gekoesterd. Dat mogen nu Zeeuwse instellingen in naam van het Zeeuws Genootschap gaan doen.

In 1828 was op de tentoonstelling bij het 50-jarig bestaan van de academie ‘Een oude vrouw, in zwart krijt, (naar G. Douw)’ van Van Prooijen te zien. Het portretje van Adriana Wisse kan hier niet mee bedoeld zijn. Weliswaar konden vrouwen van 52 er destijds best oud uitzien, het werk is in ‘craion’ (tekenpen) en de houding is anders dan bij de gekende geschilderde dames op leeftijd van Gerard Dou. Met het portretje van zijn moeder is nu ook een tekening van Teeken Akademie-leerling Adriaan Gerrit van Prooijen in een openbare, Zeeuwse bewaarplaats. 

Arnold Wiggers

Achterzijde A. G. van Prooijen, Portret van Adriana Wisse (ca. 1766-1831) – Aanwinst KZGW 2023

Prinses Marianne

Jan van Ouwerkerk, Het raderstoomschip ‘Prinses Marianne’, 1825 – Maritiem Museum Rotterdam
Jan van Ouwerkerk, Diptiek, voorstellende zicht op de ‘Keeten’, 1839 – Stadhuismuseum Zierikzee

Het stoomschip ‘Prinses Marianne’ door Jan van Ouwerkerk

Waar zijn ze gebleven, de zee- en stroomgezichten van Jan van Ouwerkerk (1774-1866)? Dat vroeg ik in een vorig blog. Flossie van Ouwerkerk weet er minstens een te hangen: in het depot van het Stadhuismuseum Zierikzee. Contact met het museum leverde niet 1, maar zelfs 2 schilderijen van Van Ouwerkerk op. Of toch weer niet helemaal, want de twee stukken worden beschouwd als een eenheid, een diptiek. Zoeken op Ouwerkerk in het onlinebestand van het Stadhuismuseum leverde mij geen treffer op. Bij zoeken op ‘diptiek’ verschijnen de doeken, met een uitgebreide beschrijving van het afgebeelde: een keur aan vaartuigen op Het Keeten, met linksonder Zierikzee. Het werk blijkt zelfs op zaal te hangen. Is de hoogte (156 cm) van beide delen gelijk, de breedte is dat niet. Mogelijk is het ooit een geheel geweest en heeft het met z’n ruim 4 meter de beleving van het ruime sop in de woonkamer gebracht.

Hoewel niet op de voorgrond, staat de ‘Prinses Marianne’ op het linkerdeel letterlijk centraal: een op 7 april 1825 bij de werf Hollandia van Cornelis van Zwieten in Amsterdam van stapel gelopen raderstoomschip. Het werd in de vaart genomen als beurtschip van Middelburg op Rotterdam en vice versa. In 9 uur kon het stoomjacht de afstand tussen beide steden overbruggen, daarbij niet gehinderd door tegenwind, zoals hier, waar het op weg is naar Middelburg.

De kans is groot dat Van Ouwerkerk de compositie in zijn atelier heeft opgezet, al was het maar omdat met een zee zoals afgebeeld het schetsen aan dek niet mee zal vallen. Bovendien had hij de ‘Prinses Marianne’ al eens eerder geschilderd. Immers, we weten dat op de jubileumtentoonstelling van de Teeken Akademie in 1828 een ‘Prinses Marianne in woelig water’ gehangen heeft. 

Op de website van het Stadhuismuseum wordt verwezen naar het Maritiem Museum Rotterdam, waar ook een schilderij van Van Ouwerkerk aanwezig is, getiteld ‘Het raderstoomschip “Prinses Marianne”’, dat wèl in depot hangt. Het schip op het Zierikzeese diptiek lijkt gekopieerd van dit scheepsportret, want ook hier vaart het in dezelfde uitmonstering naar links. De stad linksonder zou heel goed Veere kunnen zijn, zodat ‘Prinses Marianne’ dan zou opstomen naar het Havenkanaal van 1817. Het is uit de beschrijving niet duidelijk of de datering (1825) op het schilderij is aangebracht of afgeleid is van de tewaterlating van het schip. De kans is wel groot dat het hier hetzelfde scheepsportret betreft dat in 1828 in het Museum Medioburgensis heeft gehangen. 

Afgaande op de berichtgeving in de Middelburgsche Courant begon de ‘Prinses Marianne’ aan zijn beurtdiensten in augustus 1825. Het stoomjacht is in november 1832 uit de vaart gehaald, om in februari 1836 weer terug te keren. In juli 1839 lijkt het schip voor de beurtdienst afgedankt te zijn. Zou het diptiek in het Stadhuismuseum de laatste vaart van de ‘Prinses Marianne’ als beurtschip verbeelden? Nog eenmaal in 1842 komt het stoomjacht in de krantenkolommen voor en wel na een aanvaring bij Dordrecht. ‘Door den sterken bouw’ was de averij minimaal, meldt de krant met onverholen trots. Vanwege haar eigenzinnige levenswandel, doorstond de naamgeefster, prinses Marianne der Nederlanden (1810-1883), het jongste kind van koning Willem I, ook menig stootje. 

Arnold Wiggers

Met dank aan Flossie van Ouwerkerk voor het signaleren en Minke van Meerten en Albert Scheffers (Stadhuismuseum Zierikzee) voor de informatie.

Jong Zeeuws Tekentalent Kian Wisse ontvangt penning

Kian Wisse wint de Prijs voor Zeeuws Jong Tekentalent 2023 en daarmee ook een prijspenning – foto: Teeken Akademie

Het moet al snel ter tafel zijn gekomen, misschien wel op de oprichtingsvergadering op 1 oktober 1778 bij Van de Mandere thuis. Naast een motto ‘Vernuft en Vlyt’, had het Teeken Collegie (vanaf 1784 Teeken Akademie) wilden de heren ook een ‘cachet’. Een stempel om belangrijke stukken van een lakzegel te kunnen voorzien. 

Twee ideeën werden samengevoegd en uitgewerkt door tekenaar Jacob Perkois. Rechts staat een Genius in de gestalte van een ventje, want het genie moet nog groeien. Het vlammetje op zijn hoofd staat symbool voor bijzondere begaafdheid. Links zijn attributen afgebeeld die verwijzen naar tekenen, schilderen, beeldhouwen en de bouwkunde. Uiteindelijk zou het schilderen en beeldhouwen niet onderwezen worden; tekenen en de bouwkunde bleven de hoofdrichtingen. Op de achtergrond een stralende, opgaande zon boven de zee, zinnebeelden voor een fantastische toekomst, de voorwaarden zijn ervoor geschapen. In de onderrand een guirlande met het wapen van de stad. 

De stempel werd gesneden door J.M. Holtzhey, destijds verbonden aan de Zeeuwse Munt, die ook een tweede maakte met alleen letters. Van beide stempels zijn afdrukken bewaard. De lakzegels zijn op een bijzondere manier tot ons gekomen. De beste leerlingen ontvingen jaarlijks een prachtige boekband met aan de binnenkant van het voorplat een ‘cachet’: de boekbinder maakte in het midden een verdieping ter grootte van een penning, liet het vollopen met vloeibare rode zegellak en drukte daar het stempel in af. Het zegel werd met een mooi contrasterend groen rondje afgewerkt. 

In 1786 besloten de heren het ontwerp van de genius, de voorwerpen en de stralende zon in metaal uit te laten voeren. Stuk voor stuk met de hand gedreven maakte goudsmid J.W. Gericke in elk geval 3 exemplaren die in 1787, 1788 en 1789 uitgereikt zijn. Het exemplaar aan een breed zijden lint, in 1787 uitgereikt aan Simon de Koster, was in de Stadhuiscollectie en is in 1940 verloren gegaan. Hoe fraai ook, de gedreven medailles waren aan de dure kant. Geslagen medailles konden goedkoper geleverd worden en vervingen op den duur de zeer kostbare, in rood marokijn uitgevoerde boekbanden die er voor de primussen sinds 1780 geweest waren. Gerard Kockers, adjunct-stempelsnijder bij de Zeeuwse Munt, kreeg in 1790 de opdracht stempels te maken waarmee penningen konden worden geslagen. Helemaal van een leien dakje ging dat niet: de eerste stempels werden bij het verhitten beschadigd, waardoor de prijswinnaar Jan Baptist Ham in 1790 genoegen moest nemen met een mindere detaillering. Vanaf 1791 was de kwaliteit in orde. Nadat de eerste koninklijke penning in 1822 werd uitgereikt, werd de eigen penning als aanmoedigingsprijs ingezet.

Een penning is een duurzame herinnering aan een mooi moment in een jong kunstenaarsleven. Het dient als levenslang duwtje in de rug. Voor de Prijs Jong Zeeuws Tekentalent is teruggegrepen op de penning die in 1791 voor het eerst werd geschonken. De originele stempels bestaan nog en zouden in principe hergebruikt kunnen worden. Verhuisperikelen bij de huidige beherende instelling maakt hergebruik tot zeker in 2024 onmogelijk. Met behulp van het Zeeuws Genootschap (eigenaar), Zeeuws Museum (beheerder) en Familiefonds Hurgronje (subsidie) kon van een originele penning in Schoonhoven een mal gemaakt worden waaruit een prachtige penning is gekomen, die aan de keerzijde is voorzien van jaar en naam van de prijswinnaar Kian Wisse, alsmede de medeorganisator van de prijs, de Ridderschap van Zeeland. 

Arnold Wiggers

foto: Teeken Akademie