Kian Wisse is het jonge tekentalent

Persbericht

Prijs voor Zeeuws Jong Tekentalent 

Kian Wisse wint de Prijs voor Zeeuws Jong Tekentalent 2023 en daarmee ook een prijspenning – foto: Teeken Akademie

De door de Teeken Akademie en de Ridderschap van Zeeland ingestelde Prijs voor Jong Zeeuws Tekentalent kent voor de editie 2023 een winnaar: Kian Wisse. Een werkelijk jong talent, geboren in 2009. Hij is dit studiejaar begonnen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Oudenaarde en dus helemaal aan het begin van zijn opleiding (Grafiek Kunst) en ontwikkeling als kunstenaar. De jury bestaande uit Tamara Dees, Monica Dahlberg en Giel Louws zagen in zijn inzending voldoende kwaliteit om hem unaniem aan te wijzen.

De president van de Ridderschap jhr. J.H. de Jonge maakte de winnaar op het buiten Zeeduin in Oostkapelle bekend en overhandigde Kian een geldprijs van € 500. De Teeken Akademie heeft aan de winnaar een prijspenning uitgereikt naar een ontwerp uit 1778. Deze replica naar een penning zoals deze vanaf 1791 werd uitgereikt aan de beste leerling kon worden gemaakt in samenwerking met het Familiefonds Hurgronje.

Uit het juryrapport:

“Het werk van Kian Wisse is een voorbeeld van een heel jong talent, het kan op veel gebieden niet concurreren met de andere drie kandidaten die dit jaar inzonden. Aan de andere kant voldoet het perfect aan de vraag voor jong Zeeuws tekentalent. Het werk kan nog alle kanten op gaan, en dat heeft een risico in zich. Toch zijn het deze jonge uitingen die de jury het meest raakt, omdat het persoonlijk is, puur, en in een fase zit, dat stimulering van belang is.”

Zeeschilder Van Ouwerkerk

J. van Ouwerkerk Cz, Het jachtslot Ter Linde onder Ritthem. Naar een schilderij van Laurens Bernard (Zeeuws Museum, bezit KZGW) uit 1644 (volgens Van Ouwerkerk 1648). Op de achtergrond Vlissingen – Zeeuws Archief, KZGW ZI II-939

Wie een schilderij van Jan van Ouwerkerk (1774-1866) aan de muur heeft, heeft inmiddels best iets bijzonders. Jan van Ouwerkerk was een zoon van Pieternella Blaskens en beurtschipper Cornelis van Ouwerkerk. Hij zou zich zijn lange leven lang C[ornelis]z noemen, waardoor hij goed te onderscheiden is van andere Jannen met dezelfde achternaam. In 1794 werd hij de primus naar levend model aan de Teeken Akademie, waar hij ook zijn tekenopleiding gehad heeft. Hier moeten we geheel op Frederik Nagtglas’ Levensberichten afgaan, die meldt dat hij verschillende prijzen won. Overdag werkte hij in de behangselfabriek van Johannes Piepers, waar hij naar eigen zeggen van diens zoon Marinus (1771-1861) het schilderen heeft geleerd. Trouwde zijn vader driemaal, Jan liet het huwelijksbootje aan zich voorbijgaan, wat nog niet vanzelf ging. In 1804 beschuldigde een meisje hem de vader van haar kind te zijn, wat de aangeklaagde voor de Vierschaar in het stadhuis ontkende. Het werd hem geloofd, zowel door de rechtbank als de goegemeente. Hij zou tot op hoge leeftijd een geziene figuur in de stad blijven. 

De catalogi van de exposities die in die jaren 1822 en 1828 (vijftigjarig bestaan) in het gebouw van de Teeken Akademie werden ingericht met werk van (ex)-leerlingen bevatten ook werk van Jan. In 1822 hing er een schilderij ‘Eenig dood wild’ met nog drie andere waarop schepen te zien waren, wat zijn specialisme zou worden. Ook waren er 2 dorpsgezichten in Oost-Indische inkt. In 1828 was Van Ouwerkerk met 2 schilderijen vertegenwoordigd: ‘het stoomjacht Prinses Marianne in woelig water’ en een ‘Land- en waterzicht’. Merkwaardig is wel dat van de gelauwerde oud-leerling Marinus Piepers geen werk op deze tentoonstellingen hing, wat toch de vraag opwerpt in hoeverre deze handige ambtenaar nu wel echt een kunstschilder was. 

Jan van Ouwerkerk had in de Breestraat een eigen schildersbedrijf aan huis. In november 1829 bood hij zich in de Middelburgsche Courant aan voor het geven van ‘Privaat Onderwijs in de Teeken- en Schilderkunst’. In 1834 maakte hij de stap naar voltijds kunstschilder. Dat gaf nog enige deining: oud-Teeken Akademie leerling J.J. Lievense meldde in de krant van 13 mei van dat jaar dat hij de zaak van Van Ouwerkerk had overgenomen, waarop deze zich per advertentie haastte te verklaren dat dit een misverstand was. Lievense had slechts ‘Gereedschappen tot het Grove Werk behoorende’ overgenomen, ‘dewijl hij ondergeteekende zich voortaan meer wenscht te beperken bij het eigenlijke Kunstvak, en het geven van Lessen in de Teeken- en Schilderkunst’. 

Ook buiten Zeeland heeft Van Ouwerkerk geëxposeerd en genoot hij voldoende bekendheid om in 1840 een voorgedrukt informatieverzoek van Johannes Immerzeel jr. te ontvangen ten behoeve van een door hem uit te geven overzicht van kunstenaars. Hier voerde hij Marinus Piepers als leermeester op. Piepers was toen een belangrijke Haagse ambtenaar en wellicht heeft Van Ouwerkerk de invloed van Piepers op zijn kunnen wat aangedikt. Hoe het zij: Van Piepers is geen werk bekend en ook de zeestukken van Van Ouwerkerk zijn niet te vinden. Het blijft beperkt tot een tekening van het jachtslot Ter Linde onder Ritthem. En dat terwijl Nagtglas weet te melden dat zijn werk breed verspreid was in Middelburg. Toch eens op zolder kijken …

Arnold Wiggers

Door J. van Ouwerkerk Cz ingevuld formulier (1840) ten behoeve van J. Immerzeel jr, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters … uitgegeven door zijn beide zonen (Amsterdam, 3 dln, 1842-1843) – Rijksmuseum Amsterdam

Piepers is de naam

Marinus Piepers en Gerardina Udemans, 1838. Tekeningen van L.A. Vintcent – Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort Recordnummers 1501 en 1502

Marinus Piepers (Middelburg 1771-Den Haag 1861) had beslist talent. Het is alleen de vraag: Waarvoor precies? Frederik Nagtglas zag het zo: ‘Zijn leven bewijst hoe men tot hoog aanzien kan komen met middelmatige talenten, maar gesteund door onvermoeiden werklust en onverdachte eerlijkheid’. Middelmatig? Mooi dat Marinus het in 1788 op de Teeken Akademie wel tot primus in het tekenen naar levend model heeft geschopt! 

Zijn basisopleiding zal hij bij zijn vader de schilder Johannes Piepers hebben gehad, op zijn beurt ook een zoon van een kunstschilder, eveneens Marinus genoemd. Johannes had een behangselfabriek, een van meerdere ateliers in Middelburg in de tweede helft van de 18e eeuw, ingericht om wanddecoraties te maken. In zo’n atelier werden hele landschappen ontworpen en op linnen gezet. Vervolgens vervoerden werknemers de behangsels naar de opdrachtgever en monteerden ze daar. Klaar was het werk als de hele ruimte keurig was afgewerkt. Al met al een prima leerschool voor aankomende schilders door de verschillende handelingen op diverse niveaus. 

Het is niet na te gaan of Marinus ook in de winter cursussen op de Teeken Akademie gevolgd heeft. Je zou het wel verwachten: vader Johannes was tussen 1785 en 1810 dirigerend lid, als opvolger van de overleden tekenmeester Johan Ooremans. Het is aannemelijk dat hij ook diens lessen heeft overgenomen. Tussen 1798 en 1806 was hij ook nog de vaste schilder van de Staten van Zeeland, wat moeilijk los gezien kan worden van de ambtelijke carrière van zoon Marinus, waarover later meer.

In de vergadering van het Zeeuws Genootschap van 5 april 1809 kon de secretaris melden dat Piepers en Compagnie een ‘Agaatschgewijze geschilderd Paneel’ had geschonken. Het 67 x 67 cm metend paneel is met een decoratieve schildering in vieren gedeeld en vertoont 4 verschillende doorsneden van een agaat, de halfedelsteen die vele kleuren en verschijningsvormen kent. Wellicht is het een proeve van schilder-kunnen. 

Marinus was ondertussen op 1 mei 1792 met Gerardina Udemans in het huwelijk getreden, waarmee hij een stapje omhoogging op de sociale ladder. Hoewel Marinus kunstschilder wordt genoemd, had hij in deze tijd een kantoorbaan. Als vurig patriot was hij na de komst van de Fransen in 1795 voortdurend in beeld voor allerlei ambten, vooral betreffende het militair, tot op nationaal niveau toe. Dat zou blijven, tegen alle veranderingen in politieke wind in, ook na de aftocht van de Fransen. De behendige Piepers bekroonde in 1841 zijn ambtelijke carrière met het lidmaatschap van de Eerste Kamer, tot de liberale storm van 1848 hem te heftig werd.

Dat Piepers voor zichzelf wist te zorgen komt nog eens akelig voor het voetlicht in een noot in het werk van Paul Strick van Linschoten, ambassadeur in Duitse dienst uit 1818. Hij schetst een wel aller onvriendelijkst beeld van de man: voor 1795 een eenvoudige rijtuigschilder, daarna door gunstige tijdsomstandigheden, kruiperij en vleierij omhooggeklommen en inmiddels (1817) bij koning Willem met veel gejammer in een goed blaadje gekomen. De burgerij verbaasde zich ondertussen over de staat die Piepers voerde, die geschat wel 6 x zijn inkomen oversteeg. Hij weet de tours de batons te hanteren en de pots au vin te vinden, aldus de edelman. Zo heeft Iedereen zijn sterke kanten.

Arnold Wiggers

Marinus Piepers en Gerardina Udemans, 1838. Tekeningen van L.A. Vintcent – Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort Recordnummers 1501 en 1502

De familie Ovaa maakt zich nuttig

In het Middelburg van de tweede helft van de negentiende eeuw ontstonden verschillende initiatieven om op verantwoorde manier tot vermaak en ontspanning te komen. Daar was de Zeeuwse hoofdstad uiteraard niet uniek in. Leidende figuren uit de stedelijke samenleving staken de koppen bij elkaar en een waaier aan verenigingen ontstond, naast eerbiedwaardige gezelschappen als het Zeeuws Genootschap, sociëteit De Vergenoeging en andere. Op allerlei manieren werd geprobeerd de bevolking uit de kroeg te houden en wat nuttigs te laten doen. 

Zo was er de Vereeniging voor Volksvermaken die in 1866 en 1868 tentoonstellingen organiseerde in het stadhuis. Particulieren werden opgeroepen om voor de duur van de tentoonstelling werk aan te leveren. Timmerman Jacob Abraham Ovaa wilde eigen werk aanleveren, wat door de samenstellers niet op prijs gesteld werd. Ovaa vermoedde dat zijn sociale status hier bij de heren bestuursleden zwaarder woog dan zijn artistiek kunnen. Jacob Abraham was in 1823 geboren als zoon van timmerman Johannes (Jan) Ovaa en Sara de Vlieger. Zowel vader als zoon behoorden tot de betere leerlingen van de Teeken Akademie. Vader Jan (ca. 1796-1876) ontving tussen 1815 en 1821 prijzen in de bouwkunde, in dat laatste jaar was hij zelfs de primus in de bouwkunde.

Bij het vijftigjarige bestaan van de academie in 1828 behoorde Jan tot de oud-leerlingen van wie werk werd tentoongesteld in Museum Medioburgensis. In de catalogus komt onder nr. 71 ‘Eene Bouwkundige Teekening, in Oost-Ind. Inkt’ van hem voor. 

Zoon Jacob Abraham (1823-1890) blonk ook uit in de bouwkunde en ontving prijzen in 1842 en 1843 en werd aan het eind van het afsluitende jaar 1844 tot primus uitgeroepen. Dat deze timmerman toch wel wat kon blijkt uit de twee grafische werken uit 1868 van de Vlissingse poort. Jongere broer Marinus (1827-1901) moet ook goed kunnen hebben tekenen, zonder dat bekend is of hij dit op de academie heeft geleerd. 

In de in 1865 opgerichte Werkmans-Vereeniging kwamen ‘nuttige oefeningen en uitspanning, bevordering [van] stoffelyke en zedelyke welvaart’ samen met bijstand bij ziekte of overlijden. De Middelburgsche Courant deed uitgebreid verslag van de negende Algemene Vergadering op 3 maart 1875. Er was een sociëteit (in de Koepoortstraat) waar kranten gelezen konden worden, een bibliotheek, een zangvereniging en tekenonderricht. De leiding hiervan was in handen van Jacob Abraham en die werd daarin bijgestaan door zijn broer Marinus. In 1877 volgden 36 personen tussen de 12 en 40 jaar gedurende de winter op drie avonden de lessen. Dat aantal liep in de jaren daarna wat terug en na 1880 is er geen melding meer van de ‘Teekeninrichting’. Vermoedelijk voorzagen de Burgeravondschool en de Ambachtsschool inmiddels in de opleidingsbehoefte. Marinus zou nog lang de penningmeester van de vereniging blijven.

Op 30 juli 1890 overleed Jacob Abraham ‘smartelijk na langdurig lijden’. Op 28 augustus daaropvolgend werd de gemeente voor de Oudheidskamer een ‘schilderstukje van de brand in de Langedelft en Burcht’ aangeboden van de hand van ‘Ovaa’. In de catalogus uit 1910 staat het werk keurig vermeld als ‘Gezicht van den brand van de woonhuizen in de Langedelft, hoek Burgt, 1857’ van Ovaa. Hoe zag het eruit? Was het van Jacob Abraham? Het is niet meer na te gaan.

Arnold Wiggers

Jacob Abraham Ovaa, Vlissingse poort (buitenzijde, met doorkijkje in de Vlissingsestraat), 1868. Tekening in kleur, 33 x 36 cm – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0364b
Jacob Abraham Ovaa, Vlissingse poort (binnenzijde; vanuit Vlissingsestraat), 1868. Tekening in kleur, 33 x 36 cm – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0364a