Een sieraad van Zeeland

J. Tieleman, Maan-eclips van den 2 julij 1833. Berekend en ontworpen voor den meridiaan en de poolshoogte van Middelburg – Berekend naar de tafelen van Johan de Kanter Phil.z. (1803), 1833, p. 8b- ZB, Handschriften KZGW 4175

In de zoektocht om leerlingen en docenten van de Teeken-Akademie nader te belichten zou Johannes Tieleman wel overgeslagen kunnen worden: Frederik Nagtglas heeft hem in zijn Levensberichten (Vierde aflevering 1893) al behoorlijk geportretteerd. Wat daar opvalt is dat de Teeken-Akademie in zijn verhaal niet voorkomt. En dat terwijl Johannes tussen 1824 en 1831 maar liefst 7 maal onderscheiden werd, in dat laatste jaar als primus van de afdeling bouwkunde. Dat maakt toch nieuwsgierig, zeker omdat hij volgens het jubileumboek Om prijs en plaats ook dirigerend-lid en mogelijk docent aan de academie zou zijn geweest.

Het lijkt erop dat Johannes, geboren in 1810, weliswaar goed in technisch tekenen was, maar geen zin had om echt in de voetsporen van zijn vader te treden. Dat was Gijsbert Tieleman, die op het Koorkerkhof een timmermanswerkplaats had die hem geen windeieren bracht. Binnen de hervormde gemeente bracht hij het tot ouderling. Zijn moeder Janna Dronkers kwam van Lillo. Uit een eerder huwelijk van Gijsbert met Anna Swartouw was een dochtertje Anna Maria geboren in 1804. 

Op de laatste dag van 1831 laat Gijsbert Tieleman weten dat met het nieuwe jaar zijn onderneming verder gaat als Tieleman & Zoon, met hem als Tieleman en Johannes als zoon. Dat is meteen de laatste keer dat we iets in de krant vernemen over timmerman Johannes. Hij bleek gefascineerd door wis- en sterrenkunde. Johan de Kanter Phz (1762-1841), lector bij het Natuurkundig Gezelschap, in Tielemans tijd net als de academie ook gehuisvest in het Museum Medioburgensis aan de Latijnse Schoolstraat, zag wat in de jonge timmermanszoon en onderwees hem. Vooral de maans- en zonsverduisteringen berekende en tekende Johannes. Het Zeeuws Genootschap bezit daar nog twee voorbeelden van. Over natuurkundige onderwerpen schreef hij volgens Nagtglas.ook in de Middelburgsche Courant

Johannes’ ambitie lag duidelijk niet bij het timmerbedrijf. Hij deed examen voor het ijkwezen en werd in 1835 tot arrondissements-ijker der maten en gewichten voor Walcheren benoemd. Die achtergrond maakte het ook logisch dat hij in 1840 tot de driekoppige directie van de toen opgerichte industrie-school behoorde. De school leidde handwerkslieden op en verzorgde lessen in reken-, meet- en werktuigbouwkunde. Mogelijk dat hij ook hier les gaf en niet op de in het zelfde pand gevestigde Teeken-Akademie. De grote man zowel op de academie als de industrieschool was in deze tijd jhr. J.C. Schorer van de Souburgen. 

Op 9 januari 1841 huwde Johannnes Tieleman Maria Martina Bal Snijders, dochter van Rijksadvocaat Jacobus Bal Snijders en Anna Adriana van der Plas, vermoedelijk een goede partij. 

Na het overlijden van De Kanter werd Johannes Tieleman in 1842 voorgedragen als zijn opvolger in het Natuurkundig Gezelschap. Dat verliep nogal pijnlijk, omdat meerdere academische leden een gepromoveerde lector wilden, wat Johannes niet was. Het eindigde met enerzijds de aanstelling van Johannes en anderzijds een uitloop van academische leden. Hoe dan ook: voor de zonsverduistering die op 8 juli 1842 plaatsvond schreef hij een kleine brochure ter verklaring die bij Van Benthem & Jutting (en elders) voor 25 cent te koop was. 

Ondertussen ging het met zijn gezondheid slecht. Hij had een tuberculeuze ontsteking aan zijn keel die keeltering werd genoemd. De zwangerschap van Martina Maria eindigde oktober 1843 met een doodgeboren dochtertje en nog voor het jaar om was overleed Johannes zelf, 33 jaar oud.

Het was dr. J.C. de Man die Nagtglas de volgende zin aanreikte: ‘Indien Tieleman een dragelijke gezondheid en tijd van leven had gehad, zou hij zeer zeker een sieraad van Zeeland zijn geworden’. 

Arnold Wiggers

Citaat uit: Brief J.C. de Man aan F. Nagtglas, 1890. (ZB, Handschriften KZGW 0631)

J. Tieleman, Maan-eclips van den 2 julij 1833. Berekend en ontworpen voor den meridiaan en de poolshoogte van Middelburg – Berekend naar de tafelen van Johan de Kanter Phil.z. (1803), 1833, p. 7 en 8 – ZB, Handschriften KZGW 4175

De ene Frederiks is de andere niet

Middelburgsche Courant, 18 maart 1856, pagina 3 – krantenbank.nl

J.C. van Schagen schreef het al: het kriebelt van de J.C.’s in de familie Frederiks. Hij was zelf ook een nazaat. (Zeeuws Tijdschrift, 01-01-1975, p. 23). Het verhaal is vaak verteld, o.a. door Nagtglas: de komst met Wilhemina van Pruisen voor haar huwelijk met Willem V van de stamvader Johan Samuel Friederichs in 1767, de mislukte carrière op het Loo en dan het succes in Serooskerke als tuinman bij Daniel Tulleken op Huis ter Mee. Een van de zonen uit het huwelijk met Susanna Crucq heette Johannes Christiaan, werd notaris te Oostkapelle en vader van vele kinderen. Toch gaat dit verhaal niet over hem, maar over Jacobus Cornelis, die in 1827 in de 4e klasse bouwkunde een prijs kreeg en in 1856 schilderijen in de academie exposeerde. Althans, zo staat het in het jubileumboek Om prijs en plaats uit 2004, waar hij fijnschilder wordt genoemd. 

In de bevolkingsadministratie komt er maar één Jacobus Cornelis Frederiks in aanmerking: het kind dat op 2 juli 1812 uit het huwelijk van Jan Samuel Frederiks -jongere broer van de notaris- en Geertruij de Heijde werd geboren. Het heeft er alle schijn van dat dit het enige kind uit dit huwelijk bleef: het was voor beide echtelieden een tweede huwelijk, waarbij hij 39 en zij 35 jaar oud was. Beiden brachten meerdere kinderen mee, waardoor het in de bakkerij Witte-Brootskind in de Korte Noordstraat behoorlijk vol zal zijn geweest. 

Bakker Jan Samuel bracht het tot bekende Middelburger, louter en alleen omdat hij op 24 mei 1872 honderd kaarsjes mocht uitblazen. ‘Nooit ziek geweest en nog steeds helder’, zo heette het. Op een receptie in de St. Jorisdoelen moet volgens de berichtgeving ‘heel Middelburg’ voorbij de jarige zijn getrokken, waarvoor de familie in een advertentie de medeburgers bedankte. Bijna 102 zou de beste man worden: toen werd een koudje hem toch fataal. 

Terug naar Jacobus Cornelis. Hij dook vervolgens in Alkmaar op waar hij in 1842 met Helena de Meijer in het huwelijk trad, 30 jaar en timmermansknecht, wat in lijn ligt met zijn op de Teeken Akademie gekregen prijs voor bouwkunde. Hun kindje, Jan Samuel sterf al na 9 maanden in september 1846, gevolgd door zijn moeder in december. Verder is er over de timmerman Jacobus Cornelis Frederiks niets te vinden. Geëmigreerd wellicht?

Wel over J.C. Frederiks, kunstschilder, die in 1856 in Antwerpen woonde. De Teeken Akademie laat in de Middelburgse Courant van 18 maart 1856 weten dat gedurende een week in hun gebouw tegen betaling van ‘25 cents’ enkele schilderijen van hem te zien zijn. 

Ruim tien jaar later op 13 oktober 1866 stond in dezelfde krant te lezen dat de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam van J.C. Frederik te Oostkapelle, J.A. Ovaa te Middelburg en A.C. Bom te West-Schouwen tekeningen had ontvangen. Kort daarop, op de 18e kon de goegemeente lezen dat J.C. Frederiks, kunstschilder wonende te Oostkapelle, niet schuldig bevonden was aan laster. Helaas doet de krant er verder het zwijgen toe.

Chris van Schagen heeft het in zijn stukje over een kleinzoon van Johannes Christiaan, de notaris, die kon tekenen, mogelijk geleerd op de Teeken Akademie zonder het in enig jaar tot primus geschopt te hebben. Inderdaad, ook een J.C. maar dan een echte Chris en geboren in 1827. Niet Jacobus Cornelis (1812-?), maar Johan Christiaan Frederiks (1827-1890) was het die in de Lange St. Pieterstraat exposeerde.

Arnold Wiggers

Anoniem, Het Huijs ter Mee [Serooskerke], 1799-1801 – Zeeuws Archief, KZGW ZI-II-0754

De aanmoedigingsprijzen uit het legaat Daniel Steven Schorer

Omslag ‘verzameling van verschillende gekleede mans- en vrouwenstanden … Perkois en Prins … M. de Sallieth, Amsterdam 1833.’ Aanmoedigingsprijs uit het legaat Daniel Steven Schorer, uitgereikt 24 augustus 1842 – ZB Bibliotheek van Zeeland, Kluis 1987 C 40

Wat te doen met ƒ 6.000 gulden? Zo groot was namelijk het legaat van David Steven Schorer waarover de dirigerende leden van de Teeken Akademie konden beschikken. Aanmoedigingsprijzen, oftewel de accessitprijzen, mogelijk vanaf 1819 en zeker vanaf 1820, werden er van betaald. Met het verlenen van een zilveren medaille en 3 boeken in dat jaar moet een tamelijk bedrag gemoeid zijn geweest. Er is door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis op basis van bronnen een soort omrekentabel ontwikkeld, waaruit voortvloeit dat ƒ 6.000 toen nu ruim € 60.000 zou zijn (dus grofweg 1 : 20). 

De zilveren medaille viel al snel af. Vanaf 1821 bestonden de aanmoedigingsprijzen alleen nog uit boeken; bijna dan: de zestienjarige Jan Simon Lenselink kreeg in 1840 als enige slechts een getuigschrift. Mogelijk had dat met de verhuizing naar de St. Pieterstraat en de oprichting van de Industrieschool in dat jaar te maken. Hoe dan ook, zoals in een ouder blog beschreven, werken deed deze aanmoediging wel. 

Werden de prijsboeken van de academie zelf voorzien van het motto Vernuft en Vlijt op het voorplat en de datum van uitreiking op het achterplat omringd door meer goudbestempeling, de aanmoedigingsprijzen waren een stuk eenvoudiger uitgevoerd. Een leren rug en een eenvoudig marmerpapier op de voor- en achterkant, dat was het. Dat maakt ze niet minder zeldzaam, alleen al omdat er jaarlijks minder waren dan van de ‘gewone’ prijsbanden. Herkenbaar zijn ze in feite alleen aan de prijsopdracht in het boek en deze zijn nogal eens verwijderd, waardoor ze als ‘niets bijzonders’ over het hoofd worden gezien.

De factor 1 : 20 gaat zeker ook op voor 1849. Toen kocht de Teeken Akademie bij Van Benthem & Jutting acht boeken voor de prijsuitreiking voor bijna ƒ 52 (nu ruim € 520). Onder meer Het Groot schilderboek van Gerard de Lairesse werd ingekocht voor ƒ 8 en een klein boekje met een tekst en platen van Leonardo da Vinci voor ƒ 3,75. Gemiddeld lag de prijs iets boven ƒ 6,50 (nu ruim € 65) per boek in dat jaar. De aanmoedigingsprijzen zullen niet de duurste boeken zijn geweest, want die waren voor de beste leerlingen in de hoogste klassen. Heel groot zal het verschil ook weer niet geweest zijn, want de aanmoediging lijkt nogal eens een troostprijs voor degene die nauwelijks onderdeed voor de primus. 

In elk geval werden er van 1820 tot en met 1848 van het legaat aanmoedigingsprijzen betaald. De klad kwam erin met de verhuizing in 1840. Werden in het topjaar 1828 maar liefst 7 jongens aangemoedigd, tussen 1841 en 1848 waren dit er in totaal maar 7. Waarom het na 1848 voorbij was, is onduidelijk. Van het geld waren op dat moment ongeveer 70 boekwerken en enkele medailles bekostigd, wat geschat ongeveer ƒ 600, dus zo’n 10% zal zijn geweest. Wat zou er met de rest zijn gebeurd? Of was de opbrengst van de plantages toch niet zo groot geweest en was het legaat uiteindelijk maar zo’n ƒ 600 groot geweest?

Arnold Wiggers

Titelpagina ‘verzameling van verschillende gekleede mans- en vrouwenstanden … Perkois en Prins … M. de Sallieth, Amsterdam 1833.’ Aanmoedigingsprijs uit het legaat Daniel Steven Schorer, uitgereikt 24 augustus 1842 – ZB Bibliotheek van Zeeland, Kluis 1987 C 40
Prijsopdracht ‘verzameling van verschillende gekleede mans- en vrouwenstanden … Perkois en Prins … M. de Sallieth, Amsterdam 1833.’ Aanmoedigingsprijs uit het legaat Daniel Steven Schorer, uitgereikt 24 augustus 1842 – ZB Bibliotheek van Zeeland, Kluis 1987 C 40

Stadstekenklas in de krant

Dechayro Bisoen maakte de tekening van de Koepoort die is uitgekozen voor de poster van de Expositie Stadstekenklas van de Teeken Akademie Middelburg – PZC © Boaz Timmermans/Fos Fotografie

Vanwege de expositie van de Stadstekenklas, die momenteel te zien is bij het Zeeuws Archief in Middelburg, verschenen enige nieuwsartikelen.

De PZC schreef “Leerlingen Stadstekenklas ontdekken nieuwe hobby: ‘Deze heb ik in bed getekend toen ik niet kon slapen'”. De Middelburgse Bode: “Expositie Stadstekenklassen in Zeeuws Archief”. Op de site van het Zeeuws Archief staat: “Expositie Stadstekenklas bij het Zeeuws Archief”.

Opening expositie Stadstekenklas

Juf Marjan Rouw knipt het lint door, waarmee de expositie geopend is – foto: Teeken Akademie

Op 4 juli 2022 werd de expositie van de Stadstekenklas 2021/2022 geopend door Marjan Rouw, leerkracht van Stadstekenklas groep 6 van basisschool Het Talent. De expositie, met leerlingenwerk van het afgelopen jaar, is nog tot 22 juli te bezichtigen in het Zeeuws Archief in Middelburg.

Er wordt feestelijk geproost op de opening met limonade – foto: Teeken Akademie
De expositie van de Stadstekenklas 2021/2022 in het Zeeuws Archief in Middelburg – foto: Teeken Akademie
De poster van de expositie van de Stadstekenklas met een tekening van de Koepoort van Dechayro Bisoen

De oorsprong van het legaat Daniel Steven Schorer

Jean Appelius (toegeschreven), portret van Daniel Steven Schorer – Zeeuws Museum, KZGW G1636

Heel welgesteld Middelburg tekende bij de oprichting in 1778 van het Teeken Collegie in als honorair lid. Honoraire leden waren in feite de financiers, later aangevuld door jaarlijkse bijdragen van de stad, die door mannen uit dezelfde laag werd bestuurd. Daniel Steven Schorer moet een extra band met de academie gehad hebben, want hij legateerde een aanzienlijk bedrag, waaruit jaarlijks aanmoedigingsprijzen (accessitprijzen) werden betaald.

Daniel Steven Schorer (1737-1790) was de jongste zoon van Daniel Schorer en Catharina Maria de Waal. In dit gezin waren eerst twee meisjes en toen twee jongens geboren. Waar sprake is van geld in deze tijd, is slavernij nooit ver weg. Bij het legaat van Schorer zelfs 1 op 1: bij testament legateerde hij ƒ 6.000 aan het Burger Weeshuis en eenzelfde bedrag aan de Teeken Akademie, te betalen uit de opbrengsten van zijn belangen in de plantages in Essequebo en Demarary.

Veel is van Daniel Steven Schorer niet bekend. Zijn vader woonde in de Dry Clavers in de Vlissingsestraat, waar hij na een tweede huwelijk was ingetrokken. Daniel Steven trok in 1769 vanuit Amsterdam op zijn beurt bij zijn vader in, die in 1770 zou overlijden. Vervolgens was hij vele jaren raad en schepen van zijn geboortestad, bewindhebber van de VOC en vooral ook ondernemer. Huwen deed Daniel Steven niet. De verkoping van zijn verzamelingen op maandag 9 mei 1791 en volgende dagen in het sterfhuis getuigen vooral van een grote belangstelling voor kunst en muziek. De kunstverzameling (Breugel, Rubens) had hij voor een gedeelte overgenomen van zijn vader en zelf door aankopen belangrijk uitgebreid. Indrukwekkend is de hoeveelheid bladmuziek en het aantal instrumenten die tijdens de verkoping van eigenaar verwisselden.  

Titelpagina van de veilingcatalogus van de collectie van Daniel Steven Schorer – Zeeuws Archief, Familiearchief Schorer inv. nr. 174A

In het Familiearchief Schorer in het Zeeuws Archief is een exemplaar van de verkoopcatalogus met aantekening van prijzen en namen van kopers. Jacobus Perkois, een van de eerste leraren van de Teeken Akademie, kocht nogal wat tekeningen en prenten, terwijl secretaris Herklots een aantal kunstboeken verwierf. Mogelijk deden beiden dit voor de academie. Werk van Perkois zelf was er ook te koop, waar de auteur dan weer geen belangstelling voor had. 

Pagina uit de veilingcatalogus van de collectie van Daniel Steven Schorer, met aantekening van kopers – Zeeuws Archief, Familiearchief Schorer inv. nr. 174A

Zo voortvarend de executeurs met de boedel uit de Dry Clavers te werk konden gaan, zo stroperig zou de afwikkeling van de erfenis worden. Pas in 1857 waren ook de laatste rechthebbenden tevredengesteld. Door de verwarrende tijden na 1795 zou de liquidatie van de belangen op de noordkust van Zuid-Amerika jaren in beslag nemen. Bij het 50-jarig bestaan van de Teeken Akademie in 1828 meldde secretaris Pieter Herklots dat het legaat in 1819 was ingekomen. Door het ontbreken van het verslag van de prijsuitreiking is niet duidelijk of in 1819 aanmoedigingsprijzen uit het legaat D.S. Schorer verstrekt zijn, maar in 1820 zijn er 4 winnaars, van wie Jacobus Sonius zelfs een zilveren medaille uit het legaat kreeg.

Arnold Wiggers

Tekening van het grafmonument van Daniel Steven Schorer in de Oude of St. Pieterskerk. Vervaardiger onbekend – Zeeuws Archief, Collectie KZGW ZI II 616