Veelbelovend: de fijnschilder J.B.H. Ham

Oprechte Haarlemse courant, 28 april 1801 – delpher.nl

De Krantenbank Zeeland blijft een genoegen om door te lopen, al was het maar om te zien wat de mensen zoal bezighield. Of niet, want wie zou nou ‘oh ja’ gezegd hebben, toen de redacteur van dienst van de PZC op 2 april 1952 meldde: ‘Vandaag is het 150 jaar geleden, dat de Middelburgse genreschilder Jean Baptiste Ham op jeugdige leeftijd in zijn geboortestad overleed’?

Jean (Jan, Joannes) Baptist (Baptista) Hendrik (Henricus) Ham werd op 1 mei 1769 in Middelburg geboren in het gezin van Herman Bernard Ham uit Brabant en Petronella Gybels uit Antwerpen. De gegevens over het gezin zijn uiterst schaars, mogelijk ook omdat ze katholiek waren, maar van meer kinderen lijkt geen sprake.

Jan Baptist had talent voor tekenen en zal de Teeken Akademie bezocht hebben, althans de krant weet te melden dat hij verschillende prijzen gewonnen heeft, wat door het ontbreken van bronnen en kranten in deze periode moeilijk te controleren valt. In elk geval was hij in 1790 primus in de klas naar model, wat betekende dat hij toen al als volleerd werd beschouwd. Of dit een gouden medaille opleverde, zoals de PZC schrijft, valt te bezien. Frederik Nagtglas schreef in zijn Levensberichten dat de jonge kunstenaar vervolgens naar Luik vertrok en daar bij een kunstenaar Le Franc werkte.

Op 21 januari 1792 was hij weer in Middelburg en trouwde daar Cornelia van Pelt uit Roosendaal. In haar parochie deden ze dat op 14 februari nog eens voor de kerk. In november het jaar daaropvolgend kocht hij een huis in de Lange Delft. Ondertussen had hij zich tot een portret- en fijnschilder ontwikkeld, waar slechts weinig van bekend is. Zijn bestemming zou toch vooral elders liggen. Na de komst van de Fransen in 1795 wijdde hij tot aan zijn dood in 1801 zijn tijd vooral aan de nieuwe politiek onder het motto Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. Hij was agent tot zuivering van de Grondvergaderingen, ontvanger van de (extra)belastingen, betrokken bij de burgerbewapening en kiezer. Kortom, een sterk geloof in een nieuw staatsbestel, zoals dat meer en vurig leefde bij de emanciperende (katholieke) middenstand. 

En dan is het 22 april 1801. Petronella adverteerde in de Middelburgsche Courant (en de Oprechte Haarlemse Courant) dat heden ‘ … uit myne liefde-armen [is] weggerukt …’ de vader van haar vier kinderen. Ook haar schoonmoeder weduwe H.B. Ham werd nadrukkelijk bij de rouw betrokken. Zij was het die bijna acht maanden later in dezelfde krant liet weten dat haar schoondochter, de weduwe J.B.H. Ham, was bevallen van een welgeschapen zoon. 

Terug naar 1952. De arme redacteur, die zo verlegen zat om kopij, sloeg met zijn ‘vandaag 150 jaar’ de plank behoorlijk mis: niet alleen de datum, ook de jaren (1771-1802) kloppen niet. Hij vertrouwde te veel op de biograaf Van der Aa, waar hij deze keer Nagtglas had moeten volgen, die de juiste data wist die hoorden bij ‘de veel belovende jonge man.’

Provinciale Zeeuwse Courant, 2 april 1952, pg. 2 – Krantenbank Zeeland

Voor werk zie mutualart.com of artnet.com

Verdwenen Middelburg in tekening en op schaal

Ook zonder een alles vernietigende stadsbrand zoals die van 17 mei 1940, is het behoud van monumenten geen vanzelfsprekendheid. De vooruitgang eist zo zijn tollen… Met de aanleg van het Kanaal door Walcheren haast letterlijk.

De aanleg van het Kanaal door Walcheren – Zeeuws Archief, KZGW ZA III 326-9

De verwachtingen waren hoog gespannen in Middelburg toen duidelijk werd dat de Zeeuwse hoofdstad een directe verbinding met het vasteland zou krijgen via een spoorlijn die Londen via een veerboot op Vlissingen met Berlijn zou gaan verbinden. Vanwege afspraken met België diende Nederland te zorgen voor open waterverbindingen tussen Antwerpen en Rotterdam. Met de spoorlijn verdween het toch al sterk verzande Sloe als doorgang. De oplossing werd gevonden in het doortrekken van het Havenkanaal van 1817 naar Vlissingen. Vanaf 1866 werd er een enorme onteigeningsprocedure in gang gezet, waarin waarschijnlijk menig klein grond- en opstalbezitter meer kreeg dan hij of zij ooit voor mogelijk had gehouden.

Vlissingsche Poort te Middelburg 1868, tekening C.L. Ovaal – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 363b

De Vlissingse Poort, een net als de Kloveniersdoelen in renaissancestijl tussen 1596 en 1634 gebouwde stadspoort, viel in 1867-1868 ten prooi aan de afbraakwoede voor een gehoopte economische opleving. Het gebouw lag ter hoogte van de huidige Schroebrug. Christiaan Lodewijk Ovaa (1852-1887), geheel in de traditie van zijn voorouders timmerman en prijswinnende leerling (1867) van de Teeken Akademie, was blijkbaar geïnteresseerd in de constructie van de poort. Nauwgezet legde hij de poort in het laatst van zijn bestaan op schaal vast en vervaardigde een plattegrond. De tekeningen zullen gebruikt zijn voor het model in eikenhout van zijn hand, dat in 1871 tentoongesteld werd in het gebouw van de Teeken Akademie. Het dubbeltje entree kwam geheel ten goede aan de conciërge, die tenslotte ook de receptie deed en zaalwacht was.

Middelburgse Courant, 13 oktober 1871 – Krantenbank Zeeland

Door de jaren heen dook het model links en rechts nog eens in de krant op. In maart 1873 ontving Ovaa ƒ 5,– als prijs voor het inzenden van het model voor een tentoonstelling door de Middelburgse afdeling van de Vereniging tot bevordering van fabrieks- en handwerksnijverheid in Nederland. Het model maakte een reis naar Amsterdam in 1877 om te pronken op de Nationale Tentoonstelling als onderdeel van de Zeeuwse inzending, waarbij vermoedelijk ook tekeningen ter illustratie zijn gemaakt. Een set van dergelijke tekeningen is in elk geval beschreven en verloren gegaan. Ovaa had blijkbaar lol in het vervaardigen van gebouwen op schaal in hout, want een model van de Abdijpoort -waarmee vermoedelijk de Balanspoort wordt aangeduid- is in 1883 goed voor de eremedaille op een nijverheidstentoonstelling en een geldbedrag van ƒ 20,–. In dezelfde tentoonstelling was ook het schaalmodel van de Vlissingse Poort weer eens te zien, wat beloond werd met een prijs, groot ƒ 2,50. Overigens liep het ook met het model niet goed af: was het origineel dan wel niet verbrand in 1940, de ‘houten afbeelding’ deed het als onderdeel van de Stadhuiscollectie alsnog.

De gevels van de Vlisssingse poort te Middelburg aan de stadszijde en landzijde, tekening C.L. Ovaal – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 363a

Dames in de Teeken Akademie

De Teeken Akademie was een mannenaangelegenheid. Maar wat doen de Dames van Luyk tussen de Kunstoefenaars in 1778?

Bij de oprichting van het Teeken Collegie in 1778 kon secretaris Bomme in zijn Inwijdingsrede een uitgebreide lijst van honoraire leden publiceren. Het lijkt erop dat iedereen die er toe deed (of dat dacht) in Middelburg als begunstiger te boek wilde staan. Uit alle standen werden 39 jongens voor het tekenonderwijs aangemeld en 59 personen tekenden in als ‘Kunstoefenaar’: kunstenaars, amateurs en ambachtslieden.

Daaronder vinden we de ‘Dames van Luyk’. Wie denkt met twee (of meer) vrouwen van doen te hebben, komt bedrogen uit. De voornaam Dames stamt af van Damiaan of Damianus. Een man dus, die in 1797 voorkomt in het bevolkingsregister van Middelburg als smid. Waarschijnlijk is hij het die in 1784 trouwt als Domes van Luyk. Pieter van Luyk die tegelijk met hem inschreef, zou goed zijn iets oudere broer kunnen zijn geweest.

Portret van mademoiselle van der Perre uit ‘Silhouetten getekend door den schilder-teekenaar J. Perkois te Middelburg rond 1795’ – RKD

De enige plek waar we vrouwelijke kunstenaars tegenkomen is vanaf 1822 de jaarlijkse tentoonstelling. In dat jaar hangen er 3 olieverfschilderijen van amateurkunstenaar Jacoba Johanna van de Perre (1778-1835). Zij was dochter van Paulus Ewaldus van de Perre en behoorde tot de absolute bovenlaag van de stad. Mevrouw Schummelketel-van de Perre was vertegenwoordigd met 2 schilderijen naar voorbeeld van een ander werk en een eigen werk met vissende figuren. Ook op de expositie ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan in 1828 exposeerde zij, samen met de dan 21-jarige Johanna Maria Tak (1807-1874) en de 17-jarige Johanna Jacoba Graus (1811-1884), naast natuurlijk de mannelijke leerlingen en oud-leerlingen. Waar de dames -want dat waren het- hun opleiding hebben gehad is onbekend. Het lijkt aannemelijk dat zij een privé-docent aan huis lieten komen om de teken- en schilderkunst onder de knie te krijgen. Misschien leerden de beide Johanna’s de fijne kneepjes van hun broers die de Teeken Akademie wel mochten bezoeken.

Van Jacoba Johanna Schummelketel-van de Perre is een veilingcatalogus (1836) bekend, waaruit blijkt dat zij de meest gangbare kunstboeken (Van Gool, Goeree, De Lairesse, Van der Mander en Houbraken) in haar kast had staan en een omvangrijke hoeveelheid teken- en schilderbenodigheden bezat. Helaas is geen werk meer van haar bekend.

Mooie familiebezit

De prijs voor Abraham de Muijnck Jz. in 1840

De Teeken Akademie was klant bij de boekhandel van Van Benthem (vanaf 1848 Van Benthem & Jutting) in Middelburg. Laten nu de klantenboeken van deze boekhandel bewaard zijn gebleven, waardoor we kunnen zien wat er gekocht werd door de klanten. Alles ging toentertijd immers op rekening. Zo kochten de dirigerende leden van de Teeken Akademie op 24 juli 1839 het ‘Trappenboek’ (Theatrum machinarum universale, of nieuwe algemeene bouwkunde., …het maaken … van trappen) van Tieleman van der Horst (tekenaar) en Jan Schenk (graveur). Een groot boek met alleen platen -30 stuks- van de constructie van trappen, leuningen, balustrades en alles wat er bij een statige trap hoorde. Het verscheen voor het eerst in 1739 en hier betreft het betreft de tweede druk van omstreeks 1810. Het kostte maar liefst ƒ 25 (nu ca. € 240) wat bij Jan Spoelder in Om prijs en plaats (Middelburg 2003) de suggestie deed wekken dat het vast voor de bibliotheek van de Teeken Akademie is aangeschaft. Veel te duur om cadeau te doen. 

Niets is minder waar: de heer I. de Muijnck attendeerde het huidige bestuur op de prijs voor Abraham de Muijnck Jz., uitgereikt op 15 juli 1840 ‘ … als een Eereprijs wegens zijne betoonde bekwaamheid in het teekenen, en bevordering tot Primus van de Tweede Klasse der bouwkunde’, die als inhoud nu juist dit ‘Trappenboek’ heeft. Gezien de data, moet dit hetzelfde boek zijn. De prijsband bevindt zich in familiebezit. Abraham de Muijnck Jz. werd in Driewegen grondlegger van wat later uitgroeide tot een timmer- en aannemersbedrijf. 

Nu was dit niet de eerste keer dat het ‘Trappenboek’ werd ingezet als prijsboek. Ook op 4 september 1833 was dat het geval. Helaas ontbreekt hier de opdracht, maar met de informatie van de familie De Muijnck is het nog waarschijnlijker dat dit exemplaar (ook de druk van ca. 1810) uitgereikt is aan Cornelis Hamelink, primus van de tweede klasse der bouwkunde. Zoals begin dit jaar op de website van de Teeken Akademie vermeld, is dit exemplaar aangeschaft door ZB|Planbureau en Bibliotheek van Zeeland.

Wie een beetje zoekt op internet ziet fantastische prijzen voor juist de tweede druk voorbijkomen tot wel tweehonderd maal de prijs uit 1839. En dan hebben ze nog niet eens zo’n mooie band.

De prijs voor Abraham de Muijnck Jz. in 1840, het trappenboek ‘Theatrum machinarum universale, of nieuwe algemeene bouwkunde., …het maaken … van trappen” van Tieleman van der Horst (tekenaar) en Jan Schenk (graveur) – foto’s A. Wiggers