Cornelis Zwigtman, schilder, dichter en wagenmaker

C. Zwigtman, Portret van een onbekende man, gedateerd 1816 – Zeeuws Museum, KZGW G1697

Tot de bekendere leerlingen van de Teeken Akademie behoort ook Cornelis Zwigtman. Minder door zijn kunstwerken als wel door zijn veelzijdigheid. Geboren werd hij in ’s-Heerenhoek waar zijn vader Marinus in 1778 een wagenmakerij overnam. De data van zijn geboorte en doop in juni 1781 worden in de literatuur nogal stevig onderbouwd, maar in 1813 staat in het bevolkingsregister 1782 als geboortejaar. Bij zijn overlijden op 1 november 1866 werd als leeftijd dan ook 84 jaar opgegeven en niet 85. Zou een ouder broertje met dezelfde naam na zijn doop overleden zijn? Was zijn vader Walchenaar, zijn moeder Sia (Cea) de Moor was waarschijnlijk Noord-Bevelandse, waardoor de overgang naar een wagenmakerij in Wissenkerke in 1786 verklaard wordt. 

Cornelis werd opgeleid in de wagenmakerij, maar bleek tekentalent te hebben. Hij werd naar Middelburg gestuurd om te werken en ervaring op te doen in de behangselfabriek van Van Oppen en Gaal en s’ avonds lessen op de Teeken Akademie te volgen. Zeker weten we dat hij in 1797-1798 de derde klas naar prent volgde, want hij werd primus in dat jaar. Het overlijden van zijn vader in 1801 bracht hem terug naar Wissenkerke om in de wagenmakerij te werken. Vermoedelijk was Cornelis van Melle er de meesterknecht. Hij was na een kort huwelijk in 1798 in Oostburg weduwnaar geworden. Hoe dan ook, in december 1804 volgen de huwelijksafkondigingen met de ruim 15 jaar oudere weduwe Zwigtman en zal hij de wagenmaker van Wissenkerke zijn geweest.

Toegeschreven aan Cornelis Zwigtman (1781-1866): de Boschdreef (van de Bosdijk bij Sorgwijck door de Thoornpolder richting Wissenkerke naar de Boomdijk, de dwars gelegen dijk in de verte met knotwilgen) – Collectie Stichting Van Voorst Vader

Cornelis schilderde. ’s Zomers vooral als huisschilder en in de wintermaanden als het schilderen buiten minder werd ook als kunstschilder. Hij huwde in 1808 Adriana de Vos en samen kregen ze kinderen die geen van allen erg oud zijn geworden. Zijn zoon Marinus (1818-1848) kreeg van hem, samen met de schildersknecht Karel Kramer (1832-1918) teken- en schilderles. Gedrieën hebben ze veel Noord-Bevelandse typen vastgelegd, vooral uit eigen kring. Het zijn de stille getuigen van de dracht zoals die in de eerste helft van de negentiende eeuw door de eenvoudigere inwoners op het eiland werd gedragen. 

In 1828 was Cornelis Zwigtman als oud-leerling present op de tentoonstelling ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Teeken Akademie. Van hem hingen 2 werken: ’Een Kaarslicht’ en ‘Een Binnen-Vertrek, voorstellende een Huisselijk Bedrijf, rijk gestoffeerd met figuren en bijwerk.’

En dan was er nog Hendrik Tollens. De bekende dichter en verfhandelaar uit Rotterdam ging jaarlijks bij zijn klanten langs en zo bezocht hij ook Zwigtman. Die wekte hij op te dichten, wat hij ook ging doen. Verschillende stukken verschenen in druk, waaronder Zeeuwsche boere-kermis uit 1817. Op de Nuts-avonden van het Departement Noord-Beveland had hij veel succes met zijn voordrachten. Nagtglas oordeelde in zijn Levensberichten over de ‘luimige bijdragen’: ‘veel dichterlijke waarde hebben de stukjes niet, evenmin als zijne schilderijen uitmuntten.’ Dan was A.A. van der Poel in haar artikel ‘Drie Noordbevelandse schilders’ in Archief 1968 iets ruimhartiger over de talenten van deze veelzijdige leerling.

Arnold Wiggers

Brief van Cornelis Zwigtman aan Jacob Cornelis Gaal, Wissenkerke 1842 – Rijksmuseum