Prijs voor Jong Zeeuws Tekentalent 2024

De inschrijving voor de tweede editie van de Prijs voor Jong Zeeuws Tekentalent staat weer open. Tot 1 mei kan iedereen tussen de 15 en 25 jaar zich inschrijven om mee te dingen naar de prijs van € 500 en een historisch verantwoorde legpenning met inscriptie. De prijs is ingesteld door de Ridderschap van Zeeland en de Teeken Akademie. Beide instellingen hebben kunstbevordering hoog in het vaandel staan en denken met de prijs een bijdrage te kunnen leveren. Voorwaarde voor inschrijving is wel dat de deelnemer een aantoonbare relatie met Zeeland heeft.

Zoals Kian Wisse, de winnaar van de prijs in 2023. Kian volgt een kunstopleiding in Dendermonde. De jury was vorig jaar onder de indruk van zijn werk. We waren benieuwd hoe het met hem ging. Als antwoord stuurde hij een beoordeling door zijn docent, waarin zinnen als: ‘Kian heeft voor mij het interessantste schetsboek. Ik kijk altijd gefascineerd naar zijn tekeningen van ideeën en losse voorwerpen.’ En: ‘Met verschillende potloden, arceringen en schriftuur heeft hij het gevoel van stedelijke ruimtelijkheid mooi weergegeven.’ De docent nodigt hem uit eens op een groot blad te gaan werken met verschillende technieken. Zo’n mooie beoordeling (er staat nog veel meer positiefs in) geeft aan dat de juryleden in 2023 het juist zagen: een Tekentalent. 

Inschrijven kan door het formulier op de site www.teekenakademiemiddelburg.nl in te vullen (vergeet de binding met Zeeland niet te vermelden) en met maximaal 3 van een maakdatum voorziene afbeeldingen van tekeningen naar info@teekenakademiemiddelburg.nl op te sturen. De inzendtermijn sluit op 1 mei. Daarna gaat een vakjury naar de inzendingen kijken. De naam van de winnaar wordt op 8 juni bekend gemaakt. 

Arnold Wiggers

Waar het allemaal begon

Arian van Dijk, Balans, 09-03-2024

Stadstekenaar 2024 Arian van Dijk zat afgelopen 9 maart met zijn tekenstift en papier op de hoek waar de St. Pieterstraat op de Balans uitkomt. Een originele hoek om het pleintje vast te leggen. Meestal staat de gevel van de St. Jorisdoelen centraal of de Abdijpoort, die beide op de tekening ontbreken. Eigenlijk is de zijde die we zien de meest originele. De Abdijpoort is wel oud, maar de depotruimten (de zo goed als blinde muren) links ervan van voorheen het Rijksarchief en nu het Zeeuws Museum zijn dat niet. Daar stonden voor de brand van 1940 huizen, die overigens in die vorm daar toen ook nog niet zo lang stonden. Ze waren het product van de grote Abdijrestauratie uit het eind van de 19de eeuw. Het pand St. Jorisdoelen draagt wel trots 1582 als bouwjaar, maar is in 1970 als een feniks uit de as herrezen. In de jaren ’60 was hier een keurig onderhouden grasveldje. 

Toch zou Leendert Bomme (1727-1788), de eerste secretaris van de Teeken Akademie met vertwijfeling naar de tekening hebben gekeken. ‘Waar is de Waag en waar is het kantoor van de Commercie Compagnie?’ Hij was immers een van de directeuren van de handelsmaatschappij, die in die dagen volop op Afrika en de koloniën in de West handelde en de grootste transporteur van tot slaaf gemaakten in de Republiek was.

Het ligt voor de hand dat de naam Balans voor het plein komt van de stadswaag die hier stond. Wegen was een serieuze zaak in een tijd waarin er nationaal al geen eenheid in maten en gewichten was. Het was een recht dat de stad toekwam en geld opbracht. Vroeg in de 16e eeuw verrees er tegenover de Abdijpoort een apart waaggebouw. Het huis pal achter de Waag werd in 1720 ingericht als kantoor van de toen opgerichte Commercie Compagnie. Hoe het precies eruitgezien heeft, weten we niet. Erg groot zal het niet geweest zijn, want de twee panden ter rechterzijde op de hoek met de Wagenaarstraat die er nog wel staan werden door de onderneming ook als kantoor gebruikt voor een handvol kantoorpersoneel inclusief conciërge (klusjesman). Imposant en representatief al evenmin. Voor vergaderingen van de directeuren werd uitgeweken naar de St. Jorisdoelen. Bovendien werd achter het Commerciehuis in 1730 een magazijn gebouwd dat goed bereikbaar moest zijn, wat dan toch door het hoofdgebouw plaatsgevonden zal hebben. De fraaie poort zal daar een restant van zijn.

Leendert Bomme moet het waaggebouw goed gekend hebben. Of hij het was die de zolder ervan heeft voorgesteld als onderkomen van de Teeken Akademie is onbekend, maar op 2 november 1778 vond hier de eerste tekenles van de Teeken Akademie plaats. 

De 19de eeuw was vooral de eeuw van afbraak lijkt het wel. Dat begon in 1822 met de verkoop voor sloop van zowel de Waag als het Commerciehuis. In 1823 gingen ze voor de vlakte en ontstond de straatwand zoals de Stadstekenaar deze heeft vastgelegd. Ook het magazijn werd destijds verkocht en heeft sindsdien veel gebruikers en inmiddels ook bewoners gehad, waaronder het Centrum voor Beeldende Kunst als een soort echo van de waagzolder waar de Teeken Akademie begon.

Arnold Wiggers

De Waag en schuttershof te Middelburg. Kopergravure naar een tekening van Jan Bulthuis, ca. 1790-1792 – Zeeuws Archief, collectie KZGW ZI-II-0433

De laatste winnaar naar levend model

Afbeelding: Vlasmarkt, Middelburg. Na verschillende restauraties van deze panden draagt de trapgevel nu nummer 44. Het pand ernaast met in de lijst 1753 is in de jaren dertig van de 20ste eeuw omgenummerd naar 44, het geboortehuis van Isaac Hermanus Somon in 1816. Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed

Isaac Hermanus Somon (1816-1861) was in 1837 de laatste winnaar van de grote zilveren medaille vanwege de koning voor het tekenen naar het levend (waarschijnlijk gekleed) model. Een in huis opgeleid talent, want tussen 1830 en 1836 werd hij vier keer door de Teeken Akademie met eerste prijzen gelauwerd. 

Wie in de familiegeschiedenis duikt, komt wat vreemde wendingen tegen. Grootvader Isaac Somon (1770-1845), getrouwd met Geertruij van den Abeele (ca. 1773-1839), hield zich in de Franse tijd bezig met het huisvesten van soldaten en komt later voor als klerk van de griffie van het departementaal Gerechtshof. Hun zoon Pieter Dingenis (1793-1820) huwde Clara Francina Harmana Eggink (1794-1847). Hoe de in Dwingelo (Drenthe) geboren bruid in Middelburg terecht gekomen is, blijft onduidelijk. Mogelijk liep er een lijntje via de herbergier Hermanus Eggink en had ze daar een dienstje. Uit het huwelijk werd in 1814 Geertruij Johanna geboren en op 15 juni 1816 Isaac Hermanus. Het echtpaar woonde toen op de Vlasmarkt, nu nummer 44. Pieter Dingenis stond bij de aangiftes te boek als ‘agent de transport’ en als secretaris.

In 1819, Pieter Dingenis is dan 26, echtgenoot en vader van 2 kinderen, werd hij in Den Haag als militair ingeschreven en is naar Nederlands-Indië verscheept. Daar is hij al op 21 december 1820 te Weltevreden (Batavia) overleden. Clara Francina Harmana Eggink trad als weduwe van Pieter Somon op 15 oktober 1838 in het huwelijk met de een stuk jongere timmerman Isaak van den Abeele (1806-1876). Die bracht 2 kinderen uit een eerder huwelijk met Catharina Slaakweg mee, waaronder Lambertus Adriaan (1830- ?) die in 1847 op de Teeken Akademie primus naar ornament werd. Uiteindelijk werd hij scheepstimmerman en vertrok via Vlissingen (1855) naar Amsterdam (1867).

Hoe verging het nu Isaac Hermanus Somon? Hij huwde in 1849 de 25-jarige Maria Pieternella Harthoorn die veertien dagen na de geboorte van hun dochter in februari 1856 stierf. Uit zijn tweede huwelijk (1858) met Johanna Adriana Jansen (1828-1911) stamde Frederik Johannes Somon (1859-1939) die het tot een professionele (portret)schilder buiten Zeeland bracht. Isaac Hermanus Somon was vergulder en rijtuigschilder, eerst aan de Nieuwe Haven 31 en later op de Wal. Ergens moet hij hebben leren schilderen, aangezien hij in 1843 adverteerde voor lessen aan huis. Sterker nog, een ver familielid Eggink (dus van moederskant) liet deze eeuw ergens op een genealogische site weten een zelfportret van hem te bezitten. Wij houden ons aanbevolen (En: Eggink komt in mijn stamboom voor!)

Zijn gezondheid was slecht en zo belande hij in november 1860 in het Gasthuis en stierf op 3 februari 1861. Het dochtertje Cornelia Jacoba uit zijn eerste huwelijk verbleef toen in het Burgerweeshuis. Tijdens de ziekte van haar man en als weduwe voorzag Johanna Adriana in haar levensonderhoud als dienstbode. De betrekking bij jhr. mr. J.P. Boddaert in Oostkapelle liep eind 1869 op een klein drama uit. Er was verdenking van diefstal en haar aanstelling werd opgezegd. Bij het vertrek werd haar bagage gecontroleerd, waarin stukjes boter, thee, suiker, een mesje, een kippenei, 3 pennenhouders en een gele wollen lap werden aangetroffen die haar broodheer toebehoorden. De Middelburgsche Courant sprak er schande van: ƒ 90 ’s jaars en dan zoiets! De rechter veroordeelde haar voor diefstal ter waarde van ƒ 2,55 en een halve cent tot 2 maanden eenzame opsluiting en betaling van alle kosten. 

Arnold Wiggers