Prijsband geveild

Prijsband van de Teeken Akademie (uitgereikt in 1845) met daarin Pibo Steenstra, ‘Grondbeginselen der meetkunst’ (Leiden, 1820) – foto: antiquariaat Bubb Kuyper, Haarlem

Op 24 november 2021 werd bij antiquariaat Bubb Kuyper in Haarlem een prijsband van de Teeken Akademie in Middelburg geveild. Doordat op het achterplat de datum van de prijsuitreiking in een fraai medaillon werd gestempeld, weten we dat de prijs op 23 juli 1845 werd geschonken. Aan wie? Dat weten we niet. De opdracht is helaas uit de band verwijderd. 

Voor de negentiende eeuw is er in dat soort gevallen dan de Middelburgsche Courant waar de prijswinnaars jaarlijks werden opgesomd. Niet altijd is dan precies te reconstrueren wie welke band kreeg, maar het was een goede gewoonte om nuttige boeken te geven. Deze prijs bevat het boek van Pibo Steenstra, Grondbeginselen der meetkunst (Leiden, 1820), waardoor het wel een prijs zal zijn geweest voor de beste leerling in bijvoorbeeld de tweede of derde klas bouwkunde. Hoe hoger de klas, hoe groter het boek meestal, en hier hebben we een octavo-formaat boek dat weliswaar fraai is, doch niet al te groot is. Hoewel het een relatief nieuw boek is, betreft het een van de vele herdrukken van een werk waarvan de oudste versie teruggaat tot 1769. Er was trouwens ook een druk uit 1825, dus wellicht was het toch niet al te duur op de kop getikt bij Van Benthem & Jutting.

De prijswinnaar moet zuinig geweest zijn op zijn boek. De leren boekband ziet er nog mooi uit en heeft op het voorplat een medaillon met het motto van de Teeken Akademie ‘Vernuft en Vlyt’ en op het achterplat zoals gezegd op een soortgelijke manier de datum van de prijsuitreiking. Zoeken in de Krantenbank Zeeland naar de Middelburgsche Courant uit 1845 heeft een onaangename verrassing in petto: dat jaar is verloren gegaan. Althans, de jaargang is niet teruggevonden toen de kranten werden gedigitaliseerd.

Wie zou de band gekocht hebben? De Teeken Akademie in elk geval niet. Hoewel in de statuten staat dat de stichting ook verzamelt, komt het daar in de praktijk niet van. Al was het maar omdat er geen eigen onderkomen is. Een dergelijke band hoort in een grotere bibliotheek thuis. Banden van de Middelburgse Teeken Akademie zijn internationaal gezocht als voorbeelden van bijzonder boekbindersvakmanschap. Toch hebben Zeeuwse instellingen bij mijn weten niet serieus op deze band geboden. De reden: ZB Bibliotheek van Zeeland heeft al meerdere voorbeelden en deze band heeft een groot nadeel: de prijsopdracht ontbreekt. De inhoud, het boek van Steenstra, is trouwens wel aanwezig. De opbrengst werd ingeschat tussen € 200 en €300. Met een hamerprijs van € 250 bleek dat prima ingeschat. Overigens moet daar dan nog afhankelijk van de manier hoe het bod tot stand is gekomen 25,4% of 30,4% bijgeteld worden.

Hoe dan ook, aan de documentatie is weer een band toegevoegd en wie weet krijgen we hem nog eens te zien.

Arnold Wiggers

Stadstekenklas deconstrueert Briët-woningen

Na de geometrische ordening van de vorige les, waarin de stadstekenklas met liniaal en meetkunde de Briët-woningen bestudeerde, zocht de vwo/tto 2 klas vandaag, onder leiding van kunstenaar Liesbeth Labeur, het artistieke avontuur op.

Ter voorbereiding op de meesterproef die volgende week plaatsvindt –het maken van een prent voor de archieven– ging de stadstekenklas vanmorgen eerst fors los op papier. Het doel was om tekenvrijheid te vinden, om alles te durven met inkt op papier. Met verve heeft de klas zich overgegeven aan de les en de tekening gedeconstrueerd, hetgeen veel schik bracht.

De Teeken Akademie bedankt de stadstekenklas van harte voor het mooie artistieke tekenavontuur. Nu de vrijheid gevonden is, ligt de weg naar jullie meesterproef open.

Hieronder een fotoverslag.

De start van het artistieke avontuur – foto: L. Labeur
Na een fietstocht in inkt tekenen we woningen – foto: L. Labeur
Er ontstaat een hele wijk – foto: L. Labeur
Er ontstaat een hele wijk – foto: L. Labeur
De klas durft steeds meer – Foto: L. Labeur
Deconstructie – foto: L. Labeur
De vereenzelviging met de Briët-woningen – foto: L. Labeur

Tekenen en fotograferen

Portret van W.M. van Haaften, ca. 1845, daguerreotype 1/1 plaat, vervaardigd door H.D. Erdegaingh – Prentenkabinet Rijksuniversiteit Leiden

De exactheid waarmee sommige tekenaars hun omgeving vastlegden doet denken aan fotografie. De basis van de fotografie ligt echter in de chemie en het is dan ook niet verwonderlijk dat natuurkundige gezelschappen en vooral apothekers zich met deze toen nieuwe technieken bezighielden. Zo ook Huibert Daniel Erdegaingh die mogelijk in 1842 als eerste een fotoatelier runde en dat nog wel in Middelburg aan het Molenwater M 176 (dat stuk dat voorheen ook Korte Heerengracht werd genoemd). 

Over Erdegaingh als apotheker, controleur bij de Waarborg voor Goud- en Zilverwerken en fotograaf is het nodige gepubliceerd door Adri Verburg en Josephine van Bennekom, In Zeeuws licht gevangen. Fotografie in Middelburg 1842-1870, Middelburg 1994. Geboren werd hij in Middelburg op 27 mei 1806 als zoon van Leendert Erdegaingh en Levina van Maale. Grootvader Huibert Erdegaingh (de van oorsprong vermoedelijk Engelse naam schijnt in Middelburg uitgesproken te zijn als Artegaal) was ‘beurtman’ op Breda en adverteerde in 1774 met ‘Beuke-veeren [= jonge boompjes] bekwaam tot Hagen en Heesters’. Rond 1700 waren er overigens al Erdegainghs in de Breda gevestigd. Vader Leendert specialiseerde zich in afbraakhout van huizen en schepen en behoorde tot de gegoede middenstand. Oom Willem Erdegaingh op de Korendijk was controleur van vis en moet goed hebben kunnen tekenen. In 1836 bood hij zich als ongeveer 67-jarige aan tot het geven van onderwijs in het tekenen. 

Huibert Daniel kon ook tekenen. In 1820 en 1821 werd hij als beste in respectievelijk de derde en tweede klas naar prent door de Teeken Akademie onderscheiden. Op de tentoonstelling ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de academie in 1828 was er ook werk van hem te zien. Na het tekenonderwijs kwam hij in 1824 op de Geneeskundige school en ging hij zijn weg via praktijkervaring in Dordrecht naar een eigen apotheek in Middelburg. Wellicht vanuit zijn chemische achtergrond en omdat zijn zwager er al werkte, werd hij in 1839 controleur bij de Waarborg voor Goud- en Zilverwerken. Dat bleef hij doen, ook toen hij in 1841 de apotheek van de hand deed en zich op fotografie concentreerde. Dat was de daguerreotypie, een techniek waarbij elke opname een uniek werk opleverde. Vanaf ƒ 7 kon een portret gemaakt worden, wat beslist niet voor iedereen was weggelegd. Een werkman verdiende dat bedrag zo ongeveer per week. Voor de betere middenstand kwam een portret wel in beeld, wat volgens de advertentie van 18 augustus 1842 in de Middelburgsche Courant binnen een minuut gepiept was. 

Middelburgsche Courant, 18 augustus 1842, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

De eerste advertentie werd ook opgemerkt in de redactionele kolommen en die tekst vond woord voor woord zijn weg als gratis reclame naar de Zierikzeesche Courant en de Vlissingsche Courant. Voor de Zuid-Bevelanders bood Erdegaingh in september 1843 de mogelijkheid zich te laten fotograferen in de Korenbeurs op de Markt in Goes, waar hij een kleine week zijn studio had ingericht. De vanaf prijs lag hier met ƒ 6 iets lager dan in Middelburg. Na 1846 adverteerde Erdegangh niet meer. Wellicht spelen hier huiselijke omstandigheden mee. Zijn vrouw Anna Loos stierf op 44-jarige leeftijd in 1850. Erdegaingh bleef alleen achter, want het in 1830 geboren enig zoontje was datzelfde jaar nog overleden. Huibert Daniel vertrok naar Utrecht om zich verder te bekwamen in het controleursvak en werd eerst in Utrecht en in 1852 in Breda bij de Waarborg benoemd. Daar overleed hij op 8 januari 1856, diep betreurd door zijn hoogbejaarde vader. 

Arnold Wiggers

Stadstekenklas schetst Briët-woningen

Op donderdag 11 november 2021 ging de eerste stadstekenklas van start met het tekenen naar ‘prent’. Een project van drie weken, waarin we deze eerste week ons onderwerp op locatie verkend hebben. Onder leiding van kunstenaar Liesbeth Labeur schetste de stadstekenklas (groep 6 van juf Marjan Rouw van basisschool het Talent uit Middelburg) de Briët-woningen. Hieronder een fotoverslag.

De stadstekenklas schetst Briët-woningen op locatie – foto L. Labeur
De stadstekenklas schetst Briët-woningen op locatie – foto L. Labeur
De stadstekenklas toont schetsen – foto L. Labeur
Het woord Briët wordt meegenomen in het creatieve proces – foto L. Labeur
De stadstekenklas schetst Briët-woningen op locatie – foto L. Labeur
Ramen en dakpannen worden goed bestudeerd – foto L. Labeur
De stadstekenklas mag bij collega-kunstenaar illustrator Sanne Boerma binnenkijken – foto L. Labeur
Concentratie – foto L. Labeur
Schetsen van de Briët-woningen – foto L. Labeur

Volgende week komt Arjen Drijgers van de Erfgoedvereniging Heemschut op bezoek en onderzoeken we de geschiedenis en tekenen we naar prent. In de laatste week gaan we zelf een prent (een ets) maken.

De Teeken Akademie is blij verrast met het enthousiasme en de toewijding van de basisschoolleerlingen. Volgende week starten we overigens ook met de andere stadstekenklas , klas VWO/TTO 2 van CSW Van de Perre.

Hoe de Noordpoort (bijna geheel) verdween

Gezicht op de Noordpoort te Middelburg, gezien van het bolwerk, een tekening van J. Pelgrom uit 1859 – ZA, KZGW ZI II 347

Na de Belgische afscheiding werd in 1841 de verdediging van Nederland opnieuw georganiseerd. Middelburg was niet langer een vestingstad. De aarden wallen en bolwerken werden tot stadsparken omgetoverd -door werklozen onder leiding van de tuinarchitect Karel George Zocher- en daarmee hadden ook de stadspoorten niet langer een militaire functie. Voeg daarbij een stadskas die maar al te vaak zijn bodem liet zien en het is duidelijk dat onderhoud van overheidsgebouwen zonder noodzaak het eerste slachtoffer van uitgesteld onderhoud werden. Daartoe behoorden de stadspoorten.

Over tekenmeester Jacobus Pelgrom (Amsterdam 1811-Amsterdam 1861) heb ik het al eerder gehad. Hij maakte in 1859 een tekening van de Noordpoort die hij voorzag van accenten in oostindische inkt. De gewassen tekening geeft een romantisch sfeerbeeld van een gebouw in een groene omgeving. Wellicht was het ook een manier om de bedenkelijke staat van het gebouw niet al te zichtbaar te maken. Op deze manier heeft hij veel situaties in Middelburg vastgelegd, waardoor we een glimp kunnen opvangen van de stad die zo veel hoekjes en gebouwen, ook in pure vredestijd, zou zien verdwijnen. Zo ook vrijwel de gehele Noordpoort.

Kranten zoals de Middelburgsche Courant publiceerden na 1851 steeds meer informatie uit de gemeenteraad. Wie inschreef op een aanbesteding van publieke werken kon er haast zeker van zijn dat zijn naam met de hoogte van zijn inschrijving werd gepubliceerd. Bij de afbraak van de Noordpoort ging het iets anders: hier werd gemijnd. Het was Pieter Johannes van Puffelen (1828-1886) die bij ƒ 525 zijn hand opstak en riep: ‘Mijn’

Van Puffelen was een timmerman die tussen 1845 en 1852 maar liefst vijf keer in de prijzen viel bij de jaarlijkse uitreiking van de Teeken Akademie voor zijn prestaties in de bouwkunde. Zijn broer Jacobus Adrianus (1825-1899) werd schilder en werd twee keer met een prijs voor tekenen vereerd. Een leeftijdsgenoot en waarschijnlijk naast familielid was Karel Marinus van Puffelen (1828-1886) die eveneens werd onderscheiden en het tot zelfstandig orgelbouwer in Zaltbommel bracht. In 1874 leverde hij zowel het orgel in Oost-Souburg als in Ritthem. Het laatste verhuisde naar Arnemuiden, waar het tot 2013 in gebruik was. 

Ondertussen wist timmerman-aannemer Van Puffelen ook de aanbesteding van het tijdelijke ‘Feest-lokaal’ op de Grote Markt voor de festiviteiten rond de opening op 29 februari 1872 van de treinverbinding Bergen op Zoom-Middelburg te bemachtigen. De afbraak ervan, na 2 maart, leverde een handel in vlonders en touwen op. Van Puffelen kon scherp calculeren, mogelijk omdat hij kon beschikken over goedkope bouwmaterialen, zoals het materiaal afkomstig van de Noordpoort. In het jaar van afbraak 1872, schreef hij als laagste in op de aanbesteding voor de ‘wormkast om de houten fundering van de Spijkerbrug’ (ƒ 1213) en het herstellen van de beschoeiing langs de Nieuwe Haven (ƒ 1177). Konden stenen spreken…

Laten we maar denken in termen als hergebruik en duurzaam. ‘Ook toen al’ of is het ‘toen wel’?

Arnold Wiggers

Overblijfselen van de Noordpoort te Middelburg in 2021, gezien van uit de stad – foto L. Labeur
lied t.g.v. 25 jarig huwelijk van P.J. van Puffelen en A. Geruler, 1873 – Beeldbank Zeeland recordnr. 12282

De Noordpoort tot aan de Franse tijd

Wat vandaag nog zo vanzelfsprekend lijkt, is morgen al verdwenen. Bij wijze van spreken dan. Neem nu de Noordpoort. Er resten nog twee opgemetselde blokken die ooit behoorden tot het rechterbeen van de poort, gezien vanuit de stad. Een goed beeld hoe dat er van die kant uitgezien heeft, is er niet. Wel van de voorkant. Bij de uitleg van de stad tussen 1580-1598 werd een nieuwe Noordpoort gebouwd. De oude had ongeveer ter hoogte van de watertoren gestaan. Een van de oudste afbeelding van de nieuwe poort betreft een aanslag van boze boeren op de stad in 1672. Het was het Rampjaar: ‘het bestuur was radeloos, de bevolking redeloos en het land reddeloos…’ Gravures zoals deze geven niet per se de exacte situatie weer, want ze waren voor een groot publiek bedoeld (dus relatief goedkoop en snel geproduceerd) en nogal eens gemaakt door iemand die niet ter plaatste bekend was. Maar dat er een stenen poort was met deuren lijkt wel aannemelijk. De poort ziet er wat weelderiger uit dan op afbeeldingen uit de 18e eeuw, zoals die uit het midden van de eeuw met een brug met beweegbaar deel over de veste.

Eén van de zes afbeeldingen van de ‘overval van opstandige Walcherse boeren te Middelburg, het openlopen van de Noordpoort,’ een kopergravure van S. Fokke uit 1672 – ZA, KZGW ZI III 186 (detail)

Deze poort zou in 1798 vervangen zijn. Dat lijkt wel een erg groot woord voor wie de oude en nieuwe situatie naast elkaar legt. Eerder heeft men de poort wat aan de eisen van de tijd aangepast en meteen de boel wat rechtgetrokken in de Lodewijk XVI-stijl. Cornelis Taselaar heeft de poort frontaal getekend. We zien een jaartal, of beter twee: 1798 en het vierde jaar van de Bataafse Vrijheid. Op de poort allerlei zaken die refereren aan de omwenteling van 1795, waaronder de vrijheidshoed. Cornelis Taselaar was ongeveer 30 jaar oud toen hij zich als kunstoefenaar bij de oprichting van de Teeken Akademie in 1778 inschreef. Hij volgde blijkbaar lessen in bouwkunde, want het jaar daarop werd hij primus in de eerste (= hoogste) klas. Bij de start van het nieuwe seizoen in het najaar werd hij als derde docent in dat vak benoemd en bleef dat tot en met 1799. Als een van de weinige lesgevende meesters heeft hij geen deel van het bestuur van de academie uitgemaakt. Omdat zo weinig over de man bekend is, is het gissen waarom. 

De landsarchitect Conrad Kayser (1750-1824; van 1776 tot 1790 in Middelburg) zal eerst zijn leermeester en vervolgens zijn collega docent op de Teeken Akademie zijn geweest. Van Kayser is onder meer de oorspronkelijke aanbouw van het stadhuis (verwoest in 1940) en daar heeft de herziene Noordpoort wel wat van weg. Het is verleidelijk om te denken dat Cornelis Taselaar meer heeft gedaan dan alleen de poort afbeelden. Er is immers ook sprake van maatvoering. Misschien was hij wel de ontwerper waarbij hij de vormtaal van Kayser heeft geciteerd. Maar Taselaar tekende in dezelfde periode rond 1800 nog twee andere poorten, de Langeviele- en de Sijspoort, op dezelfde manier en die waren al eerder in de jaren ’90 verbouwd, voor de Bataafse tijd. 

Arnold Wiggers

‘De nieuwe Noordpoort te Middelburg aan de stadszijde, met boven de roedenbundel en vrijheidshoed en het opschrift : A° IV. Libert. Batav,’ een tekening in kleur door C. Taselaar, 1799 – 1801 – ZA, KZGW ZI III 346

Goese inbreng

Markt Middelburg, rechts sigarenwinkel van C.F. Diesch, het pand links op de hoek met de Gravenstraat, 1924 – Beelbank Zeeland, Collectie Bosselaers, Antoon (Mechelen), recordnr. 121328
Markt, Gravenstraat Middelburg, Boer, F. den ca. 1900 – Beeldbank Zeeland kaartnr. 27364, recordnr. 13698

Allardus (1759-1801) en Petrus (Pieter) Buker (1768-1836) zagen in Goes het levenslicht in het katholieke gezin van Henricus Buker en Ida van de Velde. De naam Petrus was in juli 1767 ook aan een zoontje gegeven, dat kort na zijn doop overleden zal zijn. Katholiek gedoopt werden ook de vier meisjes in het gezin die allen de volwassen leeftijd bereikten.

Allard trok naar Middelburg getrokken en heeft zich daar in 1778 aangemeld als ‘kunstoefenaar’ aan het toen opgerichte Teeken Collegie. Hij zal toch het reguliere programma gevolgd hebben, want het jaar daarop ontving hij een extra prijs voor zijn inzet (naarstigheid) om in 1784 zijn opleiding af te sluiten als primus in de bouwkunde. De lessen voor dat vak zal hij nog in de St. Jorisdoelen gevolgd hebben, bij gebrek aan plaats op de zolder van het waaggebouw. Ondertussen was Pieter ook op de Teeken Akademie begonnen. Hij won in 1782 en 1785 prijzen naar pleister en in 1789 schopte hij het tot primus naar levend model.  

Pieter huwde in 1797 -het jaar waarin zijn vader overleed- Jacoba Fransisca Kerssen uit Middelburg. In 1800 kocht hij het pand Gravenstraat I. 125 (tussen de Grote Markt en de Zusterstraat) , maar het duurde nog tot december 1801 voordat hij in de Middelburgsche Courant liet weten dat hij zijn ‘Schilder- en Behang-Fabriqc’ naar dat adres had verplaatst.

In 1830 adverteert hij met meubelpapier en schoorsteenstukken, ‘alles tot een verminderden prijs’. Was er heftige concurrentie? In elk geval stond pal boven deze reclame een mededeling van de weduwe J.H. Grauss & Zoon, dat ze meubelpapier naar de laatste smaak en tegen civiele prijzen in de aanbieding heeft. 

Pieter Buker stond bekend als fijnschilder. Bij het 50-jarig bestaan van de Teeken Akademie in 1828 werd een tentoonstelling georganiseerd waar oud-studenten werk konden laten zien. Werk van Pieter Buker werd ook geëxposeerd. In zijn overlijdensadvertentie in 1836 noemt zijn weduwe hem ook ‘Kunstkoper’. Advertenties van een kunsthandel zijn niet bekend, dus kan het zijn dat Buker alleen min of meer decoratief werk in het verlengde van zijn behangsels en schoorsteenstukken kocht en verhandelde. Slechts twee jaar later kwam Jacoba Kerssen ook te overlijden. Uit een advertentie voor een verkoping in het sterfhuis van de weduwe Buker kunnen we afleiden dat vooral werken van vermaarde Teeken Akademie-leerlingen als vader en zoon Koekkoek, maar ook J.C. Haccou en L. van Oppen aanwezig waren, naast werk van niet met name genoemde kunstenaars. In de opsomming werd P. Buker ook genoemd. Of zou de naam uit piëteit het rijtje namen besluiten? Hoe dan ook, werk heb ik helaas niet van hem kunnen vinden. 

Arnold Wiggers

Middelburgse Courant, 26 april 1836, pagina 2 – Krantenbank Zeeland
Middelburgse Courant, 31 mei 1838, pagina 2 – Krantenbank Zeeland

In de knop gebroken

Zicht op de Lange Jan vanaf Nieuwstraat 11/13 (G 226 ) oktober 2021 – foto: L. Labeur

Wat weten we wel? Cornelis Hendrik werd op 19 november 1829 in Middelburg geboren. Zijn vader was per 1 januari 1825 benoemd tot onderwijzer aan de school in de Nieuwstraat (G 226). Hij zal daar hoofd zijn geweest, want het gezin woonde op G 227, dus het aanpalende pand. De jongen bezocht de Teeken Akademie en kreeg in 1845 een prijs als beste leerling in de derde klas bouwkunde. Dat verraadt al de richting waarin hij zich zou ontwikkelen: timmerman. In 1850 kreeg hij als op één na beste in de tweede klas bouwkunde lof toegezwaaid. En toen kwam dat ongeluk. Mogelijk viel hij van een steiger of van een dak. Hij moet indruk gemaakt hebben, anders zou de directie van de Teeken Akademie bij de prijsuitreiking van dat jaar 1852 niet stilgestaan hebben bij zijn voortijdige dood.

Nieuwstraat (G 227) oktober 2021 – foto: L. Labeur

Welk een leed. Hun enige volwassen zoon Cornelis Hendrik is op 25 maart 1852 bij een val om het leven gekomen. De advertentie die Pieter Verhoeven en Maria Verhoeven-Beaufort in de Middelburgsche Courant zetten, spreekt boekdelen. Toch blijft er genoeg te raden over. Wat is er gebeurd? Hoewel het ongeluk van mond tot mond zal zijn gegaan in de stad, heeft het de krant niet gehaald en blijven ons de details verborgen. Zo ging dat bij gewone stervelingen. 

Zou er bij al dit ongeluk nog een ander sociaal drama gespeeld hebben? Blijkens de advertentie had Cornelis Hendrik sinds korte tijd serieus verkering. Nog niet van dien aard dat haar naam gemeld werd, maar dat hij ‘wat aan het handje had’ moest blijkbaar wereldkundig gemaakt worden. Waren er misschien trouwplannen, of nog dringender; moest er getrouwd worden? Stel dat dat zo was, wie zou dan zijn onfortuinlijke meisje geweest kunnen zijn? 

Een klein zoektochtje in de burgerlijke stand van Middelburg leverde één geboorte buiten echt op die binnen 9 maanden na het ongeval van Cornelis Hendrik plaatsvond. Op 5 oktober beviel Maria (de) Kruijff van een dochtertje, ook Maria genoemd. Niemand eiste het vaderschap op. De ongehuwde Maria vertrok met haar kind naar haar geboortestad Amersfoort en trouwde daar in 1855 met Gerard Abraham de Rochemont. De echtgenoot erkende het kind, doch helaas, de kleine Maria de Rochemont kwam al als peuter te overlijden. 

Pieter en Maria Verhoeven hebben 4 dochters volwassen zien worden, die zo op het oog heel aardig terecht kwamen. Dat ze er lang getuige van waren moge blijken uit de respectabele leeftijden die beiden bereikt hebben: vader Pieter werd 79 jaar en moeder Maria 94.

Arnold Wiggers

Nieuwstraat 11/13 (G 226 ) oktober 2021 – foto: L. Labeur
Weerspiegeling raam Nieuwstraat 11/13 (G 226 ) oktober 2021 – foto: L. Labeur

Een journalist vraagt zich af

Kunstmuseum in Schuttershofstraat 1887, vervaardiger onbekend – Beeldbank Zeeland

‘Nu door het nieuwe schilderijen-museum in het Schuttershof zoowel als door de oprichting der Kunstclub (waarvan Schütz een der ijverigste leden was) meerder opgewekt leven op dit gebied der kunst zich gaat openbaren, zou de vraag overweging verdienen, of de fondsen der zoogenaamde Teeken-academie, dat hoofd zonder romp, niet praktischer zijn te gebruiken dan door ze jaar in jaar uit te laten vermeerderen. En dan: hoe moet ’t gaan, wanneer eenmaal niet meer eenige welwillende en nauwgezette heeren zich aanbieden om de zaken der schijndoode waar te neemen?’

Hier spreekt de journalist W.N.F. Sibmacher Zijnen (1859-1926), Middelburger van geboorte, in een noot in zijn necrologie van Jan Frederik Schütz (1817-1888) in de Middelburgsche Courant. Schütz behoorde tot een van de bekendste leerlingen van de Teeken Akademie en Sibmacher Zijnen meende dat hij de lezers in 1888 -ruim 20 jaar nadat het onderwijsgeven gestaakt was- nog eens moest uitleggen in een soort terzijde in het artikel wat dat ook alweer was: Teeken Akademie. Dat doet hij verdienstelijk. Helemaal nauwkeurig is hij overigens niet, want hij laat de Teeken Akademie van de Stads-Waag op de Balans meteen naar de St. Pieterstraat verhuizen, waartussen toch echt de periode in het Museum Medioburgensis in de Latijnse Schoolstraat (1787-1840) zat. 

De vraag wat de Teeken Akademie zou kunnen doen, nu het geen onderwijs meer verzorgde, werd niet voor het laatst gesteld. Wat hebben de dirigerende leden niet al voor initiatieven ontplooid sindsdien? Beurzen, kunstprijzen, projecten voor scholen, een prachtig boek en nu de Stadstekenaars. Het kapitaal heeft niet voor niets gerendeerd!

Middelburgs Kunstmuseum gezien richting Schuttershofstraat, T. Kannegieter, 1964 – Beeldbank Zeeland

Met het Kunstmuseum in het Schuttershof is het vanaf het begin in 1888 tot de opheffing in 1961 hangen en wurgen gebleven. Het begon al met het gebouw, waarvan het lekkende glazen dak steeds weer problemen gaf. De organisatie liet ook te wensen over: de openstelling was minimaal en in de zalen vonden ook andere activiteiten plaats, die het nodige ongewenste gesjouw met de stukken met zich meebracht. Doorslaggevend in de mislukking was de programmering: het ontbrak aan spraakmakende kunst in eigen bezit en wisseltentoonstellingen. Het schilderijenbezit van de Teeken Akademie werd er in 1902 maar weggehaald en verkocht. Dat laatste was wellicht niet het meest doordachte. De ‘Kunstclub’ in het artikel heette officieel de Kunstvereeniging, waarover verder weinig bekend is, wat te denken geeft. Nee, dan die ‘welwillende en nauwgezette heeren’: die bleven zich aanbieden en met Inge Garschagen in 1980 kwam ook de eerste vrouw in het bestuur. Schijndood? Op naar de 250.

Arnold Wiggers

Stadstimmerman

Stadstimmerman Middelburg, een beeld van Peter de Jong uit 1955 – L. Labeur

Een stadsdichter heeft Middelburg al jaren en wie weet binnenkort ook stadstekenaars. De Teeken Akademie is op zoek naar een stadstekenklas en gaat later dit jaar aan de slag om in 2022 stadstekenaars aan te stellen. Al veel langer, namelijk sinds 1955, heeft Middelburg een stadstimmerman. Een beeld van Peter de Jong (1920-1990) siert sinds dat jaar de brug in de Vlissingse straat. Het was een opdracht van de gemeente en is hier geplaatst omdat de stads timmerschuur zich hier bevond. De Jong was nauw betrokken bij de restauratie van onder meer de beelden op het stadhuis en was zodoende zelf toch ook een soort stadstimmerman. Middelburg had al in de zestiende eeuw een stadstimmerman, die met een aantal gezellen de bezittingen van de stad onderhield. 

Foto van de stadstimmerman in wording uit het boek ‘Ik ben een stenenbikker’. Peter de Jong (1920-1990), beeldhouwer (Vlissingen 2010) door Jan J.B. Kuipers – L. Labeur

In de opsomming in de Middelburgsche Naamwyzer van bijvoorbeeld 1848 van gemeente bedienden -zo werden ze genoemd- vinden we wel functies als bierdragers, erfscheiders, lijkdienaars en nachtwakers, maar geen timmerlieden. Er was wel een stadsarchitect. Dat was in dat jaar Gerardus Hendrik Grauss (1807-1862), die opgeleid was aan de Teeken Akademie en met zijn broer de behangselschilder Johan Jacob Frederik (ca. 1806-1882) er ook lesgaf.

In de stad zijn de Bellink- en de Spijkerbrug van de hand van Grauss. De verbouwingen die hij eerst in en daarna ook aan de buitenzijde van de Nieuwe Kerk aan de Groenmarkt ontwierp, waren nogal drastisch. Weliswaar maakte hij de gevel die door de eeuwen heen steeds verder ingebouwd was weer vrij zichtbaar, maar de omlijsting en de pinakels konden latere deskundigen niet bekoren. De grote pleiter voor monumentenzorg Victor de Stuers vond het een lachwekkende koekebakkersstijl en bij de restauratie aan het eind van de negentiende eeuw werd het weer verwijderd. 

Dan lijkt de stadtimmerman het beter getroffen te hebben. Het eerste beeld van De Jong in Middelburg viel nogal in de smaak en er volgden er nog vele die her in der in de stad geplaatst zijn. Sommige zijn wel eens van plek veranderd, zoals het Paaseilandbeeld dat onlangs in het Molenwaterpark een nieuwe plek vond. 

Arnold Wiggers

Gezigt op de Nieuwe Kerk te Middelburg, prent J. F. Schütz, 1850 – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 553
De voorgevel van de Nieuwe Kerk aan de Groenmarkt te Middelburg, met aangrenzende panden, vóór de wijziging, steendruk J. Tuyter, 1848 – Zeeuws Archief, KZGW ZI II 550