Pieter Sonius

Vlasmarkt 54, augustus 2024

Bij het overlijden van Peter Sonius in 1914 erfde zijn enig levend kind, Jacoba Wilhelmina Esther, een flink kapitaal, waaronder nogal wat onroerend goed. De nazaten van metselaar Pieter Sonius (ca. 1766-1808) uit de Kromme Weele hadden goed geboerd: eerst zoon Jacobus (1798-1886) die vanuit de Langeviele als aannemer opereerde en later diens zoon Pieter (1830-1914) die dat deed op de Vlasmarkt L 24 (nu 54).

Zijn theoretische opleiding kreeg Pieter op de Teeken Akademie waar hij het in 1845 tot primus in de 5e klas bouwkunde schopte. In 1851 werd hij primus in de doorzichtkunde èn kreeg hij lof voor zijn werk in de 1e klasse bouwkunde. Het jaar daarop werd hij in dezelfde klas primus, om het in 1853 tot primus in de bouwkunde te brengen. De praktijk zal hij onder anderen bij zijn vader onder de knie gekregen hebben. 

Na zijn huwelijk in 1861 met Maria van Ginhoven (1830-1903) werd het eerste kind in 1864 op de Vlasmarkt geboren, dat slechts 3 dagen leefde. Op de kortste dag van 1866 zag Adriaan Antonie het levenslicht. Als timmerman en metselaar was hij vast de vermoedelijke opvolger in de aannemerij, wat door zijn vroege dood in 1895 werd gedwarsboomd. In 1874 kwam het nakomertje de al genoemde Jacoba Wilhelmina Esther ter wereld. Zij overleed als weduwe Hans Ulrich Ernst von Heimberg (ca. 1872-1958), manufacturier te Middelburg, in 1961 te Zeist. 

Bij de dood van zijn vader Jacobus in 1886 liet Pieter de clientèle van de firma Sonius weten dat hij voortaan de zaak voor eigen rekening ging voortzetten, na 12 jaren het gezamenlijk gedaan te hebben. Dat compagnonschap resulteerde in maart 1878 bij het 25-jarig jubileum van Johannes van Luijk als timmerman bij de firma -hij zal een van de eerste timmerlieden in de zaak van Jacobus zijn geweest- in een gift van een opwindbaar zilveren horloge door Jacobus en een gouden draagketting door Pieter.

Dat Pieter meer in huis had dan zijn vader blijkt uit een aantal advertenties in de Middelburgsche Courant. In 1867 kunnen belangstellen bij hem op de Vlasmarkt het bestek en tekening van een nieuw armenhuis in Aagtekerke inzien. In 1869 gold hetzelfde voor de vergroting van de school in Westkapelle. Voor beide projecten was het ontwerp van Pieter. De school in Westkapelle werd overigens al in 1885 weer vervangen door een neo-gebouw naar een ontwerp van L. Kuijler. 

Het vakmanschap van Pieter Sonius werd breed erkend. Vanaf 1887 had hij zitting in het bestuur van de Ambachtsschool, in feite de opvolger van de Teeken Akademie en de Industrieschool.

De stad Middelburg zou hem vooral eren voor zijn activiteiten in het brandweerkorps. Eind november 1906 werd hij gehuldigd voor zijn 50-jarige inzet, sinds 1890 als opperbrandmeester. Hij ontving een medaille en een miniatuurmodel van een brandspuit. De dan al behoorlijk bejaarde Sonius vond dat een mooi moment om zijn ontslag aan te vragen, wat hem per 1 januari 1907 eervol verleend werd. 

Arnold Wiggers

Brandweerpenning Middelburg van de brandmeester, na 1881 – Zeeuws Museum, Collectie KZGW GM0935